ECLI:NL:RBAMS:2022:5172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
13/115331-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door Amtsgericht Frankfurt am Main

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Frankfurt am Main. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 25 mei 2022 en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1999, die in Duitsland wordt verdacht van betrokkenheid bij plofkraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd en de rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB genoegzaam is, ondanks de bezwaren van de raadsman over de onduidelijkheid van de feiten. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/115331-22
RK nummer: 22/2783
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 maart 2022 door het
Amtsgericht Frankfurt am Main(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[woonadres] ,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 juli 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

3.1
Grondslag EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op
14 februari 2022 door het
Amtsgericht Frankfurt am Main, dossiernummer: 931 Gs – 3490 Js 254050/21.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd nu onduidelijk is of het EAB is uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit. Er wordt slechts gerefereerd aan een rechterlijke autoriteit, maar dit kan niet worden geverifieerd. Uit het EAB blijkt namelijk alleen dat het EAB is uitgevaardigd door een persoon genaamd Sander, maar daarbij wordt niet vermeld of dit een voor- of achternaam is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om nadere vragen te stellen aan de Duitse autoriteiten om duidelijkheid te krijgen door wie het EAB is uitgevaardigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB is ondertekend door een rechter in Duitsland die werkzaam is bij het
Amtsgericht Frankfurt am Main(Duitsland). Dit blijkt ook uit het A-formulier en uit het stempel op de laatste pagina van het Duitstalige EAB (“Sander Richter”). Hiermee is sprake van een rechterlijke autoriteit. Uit het A-formulier en uit het stempel op de laatste pagina van het Duitstalige EAB blijkt verder dat de achternaam van deze rechter Sander is. Dat in het EAB niet de voornaam van de bewuste rechter is vermeld, maakt niet dat daarmee niet langer sprake zou zijn van een rechterlijke autoriteit. Er is geen vereiste dat zowel de voor- als achternaam van een rechter moet worden genoemd.
3.2.
Inhoud EAB
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Genoegzaamheid

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feitomschrijving in het EAB niet genoegzaam is nu onduidelijk is wat de strafbare handeling is. In het EAB staat slechts beschreven dat de opgeëiste persoon onderdeel is van een groepering, maar de mate van betrokkenheid bij de strafbare feiten is onduidelijk. Verder wordt slechts beschreven dat de opgeëiste persoon betrokken is bij het huren van de auto, maar niet wat er daadwerkelijk met die auto is gebeurd. De koppeling tussen het huren van de auto en de strafbare feiten ontbreekt. Dit is van belang voor de strafbaarheid opdat de opgeëiste persoon weet waarvan hij verdacht wordt. Daarnaast staat in de feitomschrijving van het EAB onder e) beschreven dat het gaat om 5 strafbare feiten, waarna er melding wordt gemaakt van 8 plofkraken en er vervolgens in het EAB slechts 5 plofkraken worden beschreven. Subsidiair dient de zaak aangehouden te worden zodat er nadere vragen kunnen worden gesteld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is nu de tijd, plaats en mate van betrokkenheid voldoende zijn beschreven. Uit de feitomschrijving blijkt dat de opgeëiste persoon deel uitmaakt van een groepering die plofkraken heeft gepleegd. Verder blijkt uit de feitomschrijving dat de auto betrokken is bij 8 plofkraken, maar dat de groepering wordt verdacht van 5 plofkraken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de omschrijving in het EAB voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De opgeëiste persoon wordt – kort gezegd – verdacht van het deelnemen aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met het plegen van plofkraken. De opgeëiste persoon zou betrokken zijn bij 5 plofkraken die hebben plaatsgevonden op verschillende benoemde data en plaatsen in Duitsland, en die zijn opgenomen als 5 feiten in het EAB. De rol van de opgeëiste persoon wordt daarbij in het EAB beschreven als mededader. Dat mogelijk uit de feitomschrijving niet helemaal duidelijk wordt wat de koppeling is tussen het huren van de auto en de plofkraken, doet aan voorgaande niet af nu dit ziet op het bewijs en dit aan de Duitse rechter voorgelegd moet worden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat sprake is van een (lopend) strafrechtelijk onderzoek, zodat voorstelbaar is dat de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon nog niet volledig is uitgekristalliseerd.
De rechtbank verwerpt dan ook het primaire verweer van de raadsman en wijst het subsidiaire verzoek om aanhouding af.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het IRC heeft op 28 juni 2022 per e-mail het volgende gemaild:
“With reference to the EAW of date 23.03.2022, ref. 931 Gs – 3490 Js 254050/21
concerning [opgeëiste persoon] (date of birth [geboortedag] 1999), I would like to ask for a guarantee of return. […]”
De
staatsanwalt van Frankfurt am Mainheeft in reactie op de mail van het IRC per e-mail op
1 juli 2022 de volgende garantie gegeven:
“We hereby guarantee that, in case the wanted person [opgeëiste persoon] is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Germany, it will be allowed to enforce this sentence in the Netherlands.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Frankfurt am Main(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.