ECLI:NL:RBAMS:2022:5148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
13/751561-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in verband met niet-naleving van verdedigingsrechten

Op 17 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de District Court in Wrocław, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 juni 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of de overlevering kon plaatsvinden. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de zitting van 23 januari 2020, waartegen hoger beroep was ingesteld, en de rechtbank oordeelde dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden aanwezig waren die een overlevering zouden rechtvaardigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die leidde tot het verzamelvonnis en dat zijn verdedigingsrechten niet zijn geëerbiedigd. De officier van justitie heeft verzocht om de overlevering te weigeren, en de rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in staat was geweest om zijn rechten te verdedigen in de eerdere procedures. De beslissing is genomen in het belang van een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751561-21
RK nummer: 22/2998
Datum uitspraak: 17 augustus 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 maart 2021 door
the District Court in Wrocław, III Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1968,
verblijfadres: [adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 augustus 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and binding cumulative judgement of the District Court in Wrocław(Polen) van 4 september 2019 (referentie: III K 78/19). Aan dit samengestelde vonnis liggen de volgende twee vonnissen ten grondslag:
  • Vonnis III K 257/13 van
  • Vonnis III K 35/14 van
Uit het EAB volgt voorts dat tegen het verzamelvonnis van 4 september 2019 (III K 78/19) hoger beroep is ingesteld en dat
the Court of Appeals in Wrocław(Polen) bij uitspraak van 23 januari 2020 (referentie: II Aka 423/19)
upheld the appealed judgement.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis, waarin twee eerdere veroordelingen zijn samengevoegd tot één straf. Nu de duur van de totale straf is gewijzigd en de bevoegde rechterlijke autoriteit daarbij over een beoordelingsmarge heeft beschikt, dient de rechtbank te beoordelen of artikel 12 OLW ook op dit vonnis van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling in hoger beroep die tot het verzamelvonnis van 23 januari 2020 heeft geleid, en dat dit vonnis - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de zitting van 23 januari 2020 waarbij in hoger beroep definitief de straf is opgelegd en er doen zich geen van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, sub a tot en met d, OLW voor.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank primair verzocht om de zaak aan te houden om aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten. Uit de aanvullende informatie van 6 juli 2022 blijkt dat de oproep voor de zitting van 23 januari 2020, naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres verstuurd. Het is echter op dit moment niet duidelijk in het kader van welke procedure de opgeëiste persoon de instructie heeft gekregen om adreswijzigingen op te geven. Ook blijkt uit het EAB en de aanvullende informatie niet op wiens verzoek het hoger beroep is ingesteld en of de advocaat van de opgeëiste persoon gemachtigd was om zijn verdediging te voeren. Subsidiair heeft de officier daarom verzocht om de overlevering te weigeren, omdat met de informatie die op dit moment voorhanden is niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW.
Oordeel rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB, in samenhang bezien met de aanvullende informatie van 6 juli 2022, blijkt niet dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid. Allereerst geldt dat het hoger beroep tegen het verzamelvonnis niet op verzoek van de opgeëiste persoon is gewezen, maar door de advocaat van de opgeëiste persoon die niet is gemachtigd. Weliswaar hebben de Poolse autoriteiten in de aanvullende informatie aangegeven dat de opgeëiste persoon een instructie om adreswijzigingen door te geven heeft ontvangen, maar niet duidelijk is of dit is gebeurd voorafgaand aan het verzamelvonnis. Aangezien aan het verzamelvonnis geen strafrechtelijk onderzoek vooraf is gegaan waarin de opgeëiste persoon als verdachte wordt gehoord, lijkt deze mededeling te verwijzen naar de instructies die zijn gegeven in één van de voorafgaande strafrechtelijke procedures. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was van het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid, zodat niet is gebleken dat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Evenmin kan worden geconcludeerd dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De rechtbank stemt daarom in met het subsidiaire verzoek van de officier van justitie en zal de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet en de rechtbank geen aanleiding ziet om hiervan af te zien, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.