ECLI:NL:RBAMS:2022:5142

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
13/129488-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot verdedigingsrechten en procesgang in Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Budapest-Capital Regional Court in Hongarije. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, die in Hongarije is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van negen maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden zijn om de overlevering te weigeren op basis van de artikelen 11 en 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die tot het vonnis leidde, en dat dit zijn verdedigingsrechten heeft geschonden. De officier van justitie betoogde echter dat de opgeëiste persoon zelf hoger beroep had ingesteld en dat hij op de hoogte was van de procedure.

De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve gegevens zijn die erop wijzen dat de opgeëiste persoon in Hongarije geen eerlijk proces heeft gekregen. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en oordeelde dat de overlevering niet geweigerd hoeft te worden op grond van de aangevoerde weigeringsgronden. Daarnaast werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen andere weigeringsgronden waren. De rechtbank besloot daarom de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen werden genoemd. De uitspraak werd gedaan door een panel van drie rechters, met de griffier aanwezig, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/129488-22
RK nummer: 22/2908
Datum uitspraak: 17 augustus 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 december 2021 door
the Budapest-Capital Regional Court(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] ,
verblijfadres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 augustus 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Hongaarse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Decision No. 8.B.318/2017/22 issued by the Budapest IVth and XVth District Courtop 22 November 2017
, respectively Decision No. 24.Bf.6000/2018/9 issued by the Budapest-Capital Regional Court(Hongarije)
as court of second instanceop 7 September 2018
, final on the same date (7 September 2018
).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 9 maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 en 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de zitting die tot het vonnis heeft geleid en daarvan ook niet op de hoogte was. Uit de aanvullende informatie die de Hongaarse autoriteiten hebben verstrekt op 7 juli 2022 blijkt zelfs dat bij de zitting in hoger beroep van 7 september 2018, een zogeheten gesloten
panel session,de opgeëiste persoon en zijn advocaat niet aanwezig mochten zijn, zonder voorafgaande toestemming. Deze toestemming heeft de advocaat van de opgeëiste persoon niet gevraagd. De raadsman heeft verzocht de overlevering op grond van artikel 11 OLW te weigeren, omdat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen en een dergelijke werkwijze tot een schending van het recht op een eerlijk proces leidt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat kan worden afgezien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon heeft zelf hoger beroep ingesteld en uit de aanvullende informatie, die is verstrekt op 7 juli 2022 door de Hongaarse autoriteiten, blijkt dat hij de instructie heeft gekregen om adreswijzigingen door te geven. Onder die omstandigheden hoeft de rechtbank de overlevering niet te weigeren, omdat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen tijdens het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt het verweer primair als heeft de raadsman willen betogen dat verdachten die in Hongarije in eerste aanleg zijn veroordeeld en daartegen hoger beroep instellen terwijl de procedure in hoger beroep in de vorm van een ‘closed panel session’ zal plaatsvinden, geen eerlijk proces krijgen omdat zij in die situatie niet (volledig) van hun verdedigingsrechten gebruik kunnen maken. De rechtbank beschikt echter niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens om een algemeen reëel gevaar aan te nemen dat personen die in Hongarije hoger beroep hebben ingesteld en met een ‘closed panel session’-procedure worden geconfronteerd, in hoger beroep geen eerlijk proces krijgen. Reeds daarom slaagt het beroep op artikel 11 OLW niet.
De rechtbank begrijpt het verweer subsidiair als een beroep op de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Uit de aanvullende informatie die is verstrekt door de Hongaarse autoriteiten op 28 juli 2022 blijkt dat bij de zitting bij
the Budapest-Capital Regional Court(Hongarije), een zogeheten
panel session,is geoordeeld over de schuld van de verdachte. Dat leidt tot de conclusie dat deze zitting onder het bereik van artikel 12 OLW valt. De rechtbank stelt vast dat de OP niet in persoon is verschenen bij het proces in hoger beroep dat tot de beslissing van
the Budapest-Capital Regional Court(Hongarije) heeft geleid, en dat deze beslissing - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan, terwijl evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie die is verstrekt door de Hongaarse autoriteiten op 7 juli 2022 blijkt dat de gemachtigd advocaat van de opgeëiste persoon een dagvaarding heeft gekregen van de
panel session, maar geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een
open sessionof een proces aan te vragen waar de opgeëiste persoon en zijn advocaat wel aanwezig hadden mogen zijn. De opgeëiste persoon heeft zelf het hoger beroep ingesteld en zijn gemachtigd advocaat was op de hoogte van de procedure en de mogelijkheid tot het aanvragen van een
open sessionof een proces, maar heeft dit nagelaten. Het toestaan van de overlevering levert onder die omstandigheden geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 23, te weten:
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen;
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat het lijstfeit ten onrechte is aangekruist. Het EAB betreft niet één, maar twee feiten, namelijk het opgeven van een valse naam bij de Hongaarse politiecontrole en als consequentie hiervan het invullen van een valse naam bij de politie. Een politiedossier is geen publiekelijk document, waardoor dit feit niet het lijstfeit ‘
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen’of de kwalificatie ‘valsheid in geschrifte’ ex artikel 225 Wetboek van Strafrecht kan opleveren.
De officier van justitie heeft daartegen aangevoerd dat dat het lijstfeit in redelijkheid is aangekruist, nu er geen sprake is van evidente tegenstrijdigheid met de omschrijving in onderdeel e) van het EAB. Het komt erop neer dat de opgeëiste persoon valsheid in geschrifte heeft gepleegd en een valse naam heeft opgegeven en daar is het lijstfeit ook voor bedoeld.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om naar het recht van de uitvaardigende lidstaat te beoordelen of het strafbare feit waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst valt. De rechtbank is in beginsel gebonden aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat een feit waarvoor overlevering wordt verzocht een lijstfeit oplevert. [1]
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde gebondenheid aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit, namelijk dat alle feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, vallen onder het lijstfeit ‘
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen’. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Budapest-Capital Regional Court(Hongarije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 6 oktober 2021, C-136/20, ECLI:EU:C:2021:804 (LU (Recouvrement d’amendes de circulation routière)), punt 42.