ECLI:NL:RBAMS:2022:5119

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 22/3958
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van de Harbour Club in Amsterdam na explosie en incidenten

Op 10 augustus 2022 vond er een explosie plaats bij de Harbour Club in Amsterdam, wat leidde tot een besluit van de burgemeester om de club voor zes maanden te sluiten vanwege de dreiging voor de openbare orde. De burgemeester baseerde zijn besluit op eerdere incidenten, waaronder schietpartijen en explosies, die de veiligheid van omwonenden in gevaar brachten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht tot sluiting was overgegaan, omdat het belang van de openbare orde zwaarder woog dan de belangen van de Harbour Club. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestuurlijke rapportage van de politie voldoende onderbouwing bood voor de sluiting en dat de burgemeester de bevoegdheid had om deze maatregel te nemen. De verzoekster, The Harbour Club B.V., voerde aan dat de sluiting onterecht was en dat het bedrijf aanzienlijke financiële schade zou lijden, maar de rechter oordeelde dat de sluiting niet onevenredig of disproportioneel was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarmee de sluiting van de club gehandhaafd bleef.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3958

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2022 in de zaak tussen

de besloten vennootschap The Harbour Club B.V., te Amsterdam, verzoekster,

(gemachtigde: mr. S.T. Blom),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Nomden en mr. M. Kappelhof)

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder The Harbour Club aan de [adres] in Amsterdam onmiddellijk gesloten voor de duur van zes maanden.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2022. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. R. Kramer en mr. A.V. Paardekooper. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en T. Blok. Verder zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , eigenaren/exploitanten van The Harbour Club.

Overwegingen

1. De voor publiek toegankelijke inrichting The Harbour Club is gevestigd in het pand aan de [adres] te Amsterdam.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft bevolen het pand waarin de club wordt geëxploiteerd onmiddellijk te sluiten voor de duur van zes maanden. Ter onderbouwing van het bevel tot sluiting verwijst verweerder naar de bestuurlijke rapportage van de Politie eenheid Amsterdam van
15 augustus 2022. Uit deze bestuurlijke rapportage blijkt het volgende:
- op 10 augustus 2022 omstreeks 02:45 uur is een explosief afgegaan voor The Harbour Club aan de [adres] ;
- door deze explosie is schade ontstaan aan de toegangsdeur, de kozijnen en aan de beglazing;
- rondom het pand zijn een groot aantal woningen en een hotel gevestigd;
- de explosie is door verschillende omwonenden en melders als enorm hard beschreven;
- het risico op herhaling is volgens de politie in grote mate aanwezig, omdat er eerder verschillende incidenten hebben plaatsgevonden;
- de incidenten hebben mogelijk te maken met een conflict tussen betrokkenen bij In The City en bij The Harbour Club;
- beide clubs zijn al vanaf 2016 het slachtoffer van beschietingen, explosies en branden;
- op 4 mei 2016 is brand uitgebroken (mogelijk aangestoken) in het Café The Harbour Club gevestigd aan het [adres] ;
- op 25 mei 2019 omstreeks 02:55 uur is er meerdere keren geschoten op de ingang van The Harbour Club;
- op 19 juli 2021 omstreeks 04:09 uur is er een geïmproviseerd explosief afgegaan ter hoogte van de terrasoverkapping en het terras van The Harbour Club;
- op 8 augustus 2022 omstreeks 04:20 uur heeft er een explosie plaatsgevonden bij ‘In The City’ op het [adres] .
Doel van de sluiting is om een einde te maken aan de met de openbare orde strijdige situatie en om de verstoring van de openbare orde onmiddellijk en blijvend te herstellen. Verweerder heeft de sluiting gebaseerd op artikel 2.10, eerste lid, aanhef onder e, van de APV [1] .
De gronden van het verzoek
3. Verzoekster voert – samengevat – aan dat zij een spoedeisend belang heeft, omdat de bedrijfsvoering volledig is stilgelegd en zij geconfronteerd wordt met een omzetderving van ongeveer 9 miljoen euro over zes maanden. Daarbij heeft verzoekster ruim 260 mensen in dienst, wiens baan op het spel staat. Sluiting is niet gerechtvaardigd, omdat de bestuurlijke rapportage van 15 augustus 2022 berust op feitelijke onjuistheden en ongefundeerde aannames. De gekozen grondslag voor de sluiting is voorts niet toereikend. Uit artikel 5:23 van de Awb [2] volgt dat artikel 5:31, eerste lid, van de Awb niet van toepassing is bij onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Er is geen sprake van een overtreding, maar van een incident. Ook hierom kan artikel 5:31 van de Awb niet dienen als grondslag voor de sluiting. Een inzichtelijke belangenafweging ontbreekt verder ook. De sluiting is daarnaast onevenredig en disproportioneel, aldus verzoekster.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bevoegdheid
5.1.
De bevoegdheid om bij gevaar voor de openbare orde spoedeisende bestuursdwang toe te passen staat in de artikelen 5:24 en 5:31 van de Awb en in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV.
5.2.
Anders dan verzoekster meent, is artikel 5:23 van de Awb in dit geval niet van toepassing. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:23 van de Awb is de wetsafdeling die ziet op de last onder dwangsom en last onder bestuursdwang niet van toepassing bij onmiddellijke handhaving van de openbare orde omdat de in die afdeling opgenomen bepalingen daartoe niet geëigend zijn. Het begrip "optreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde" dient beperkt opgevat te worden. Gedacht kan worden aan gevallen waarin de burgemeester bevelen geeft ter handhaving van de openbare orde indien deze is verstoord of waarin opgetreden wordt tegen een samenscholingsverbod. Maar wanneer een burgemeester op grond van een plaatselijke verordening een bevel tot sluiting van een horeca-inrichting geeft op gronden aan het belang van de bescherming van de openbare orde ontleend, is op de effectuering van het sluitingsbevel de regeling van bestuursdwang van toepassing. Het sluiten van de inrichting is op zichzelf beschouwd niet het onmiddellijk handhaven van de openbare orde doch de handhaving van het sluitingsbevel. [3]
5.3.
De burgemeester heeft op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder e, van de APV de bevoegdheid om de sluiting te bevelen van een voor het publiek toegankelijke inrichting, indien zich daar feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de inrichting een ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat het voor de toepassing ervan niet relevant is of de exploitant van de inrichting betrokken is bij de tot sluiting redengevende feiten, of dat hem daarvan anderszins een verwijt kan worden gemaakt. De sluiting beoogt geen straf op te leggen, maar is gericht op het herstel van de openbare orde die in gevaar wordt gebracht door feiten en omstandigheden die in de inrichting plaatsvinden.
5.4.
De bevoegdheid van de burgemeester om een voor publiek toegankelijke inrichting te sluiten, is een discretionaire bevoegdheid. Een op basis van deze bevoegdheid genomen besluit dient dan ook terughoudend te worden getoetst.
Bestuurlijke rapportage, openbare orde en belangenafweging
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met de bestuurlijke rapportage voldoende aannemelijk is gemaakt dat het geopend blijven van The Harbour Club een ernstig gevaar van de openbare orde vormt. Uit deze rapportage blijkt dat zich bij het pand (eerder) incidenten hebben voorgedaan. Zo is er op 25 mei 2019 meerdere keren geschoten op de ingang van The Harbour Club. Op 19 juli 2021 is er een geïmproviseerd explosief afgegaan ter hoogte van de terrasoverkapping en het terras van The Harbour Club, waardoor er brand is ontstaan. Daarna is op 10 augustus 2022 een explosief afgegaan, waardoor forse schade is ontstaan aan de toegangsdeur, kozijnen en beglazing. De burgemeester heeft ook in aanmerking genomen dat buurtbewoners zeer geschrokken en verontrust zijn en zich onveilig voelen. Wie de dader(s) is/zijn en wat het motief is, is nog niet vast te stellen. Het politieonderzoek daarnaar loopt nog. Die onzekerheid over de aanleiding van het incident voedt echter de vrees voor het ernstige gevaar voor de openbare orde. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt ook dat de politie een groot risico op herhaling ziet. De voorzieningenrechter overweegt dat de bestuurlijke rapportage naar waarheid is opgemaakt op basis van op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Voor zover verzoekster meent dat de rapportage aannames bevat, die niet feitelijk van aard zijn of onderbouwd zijn, overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekster onvoldoende aanknopingspunten naar voren heeft gebracht om te oordelen dat de bestuurlijke rapportage onjuistheden bevat. Verder is van belang dat nog onderzoek loopt door de politie naar het incident en de mogelijke oorzaken. De burgemeester mocht de bestuurlijke rapportage dan ook aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen. Ook heeft de burgemeester deugdelijk gemotiveerd dat er gegronde vrees is voor ernstig gevaar voor de openbare orde in de omgeving van het pand.
7. Gelet op de toelichting van de burgemeester op de zitting geldt sinds 4 juli 2022 een nieuw beleid, in die zin dat een inrichting niet meer voor onbepaalde tijd wordt gesloten maar in beginsel voor een periode van zes maanden. Dit nieuwe beleid is nog niet gepubliceerd. Dit beleid is voor verzoekster gunstiger dan het voor 4 juli 2022 geldende sluitingsbeleid. De voorzieningenrechter acht dit nieuwe beleid niet onredelijk. Niet is gebleken van dermate bijzondere omstandigheden dat handelen overeenkomstig het nieuwe beleid gevolgen voor verzoekster zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Dit betekent dat gedeeltelijke sluiting van de club (waarbij het theater nog open is), zoals door verzoekster is verzocht, niet de aangewezen weg is. Verweerder heeft voldoende toegelicht dat dit ook praktisch gezien niet mogelijk is. Verweerder heeft verder een voldoende inzichtelijke belangenafweging gemaakt. Daarbij heeft hij het belang van de openbare orde afgewogen tegen de belangen van verzoekster. Verweerder heeft daarbij rekening gehouden met de gestelde financiële belangen van verzoekster en de belangen van haar werknemers. Verweerder heeft in redelijkheid het belang van de openbare orde kunnen laten prevaleren boven de door verzoekster gestelde belangen bij het voorzetten van de exploitatie van de club. Dit gelet op het hoge risico op herhaling, de ernst van de incidenten en de gevaarzetting ten aanzien van de exploitant, haar werknemers en omwonenden. Daar komt bij dat na vier weken een heropeningsverzoek kan worden ingediend, zodat de sluitingsduur mogelijk kan worden verkort. Dat verzoekster en haar personeel (financieel) nadeel ondervinden, is niet een bijzondere omstandigheid die maakt dat de belangenafweging anders had moeten uitvallen. Hetzelfde geldt voor het betoog van verzoekster dat haar geen enkel verwijt valt te maken. Voor het sluiten is slechts van belang of de openbare orde naar het oordeel van de burgemeester wordt bedreigd. Dat is hier het geval. Van strijd met de onschuldpresumptie zoals is aangevoerd, is daarom geen sprake. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van The Harbour Club niet onevenredig of disproportioneel is.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot onmiddellijke sluiting van The Harbour Club gebruik heeft gemaakt. Het bezwaar heeft naar verwachting geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Super, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene Plaatselijke Verordening.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie de MvT, Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 154 en ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2814.