ECLI:NL:RBAMS:2022:5112

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
13/314241-21 (A) en 13/002709-22 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na aanrandingen, mishandeling en vernieling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2022 uitspraak gedaan in de zaken 13/314241-21 (A) en 13/002709-22 (B) tegen een 28-jarige man, die op 19 november 2021 in Amsterdam werd beschuldigd van aanrandingen, mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat leidde tot ontslag van rechtsvervolging. Tijdens de zitting op 18 augustus 2022 zijn de zaken gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, bestaande uit mrs. A.D. Kupelian en L. Palanciyan, pleitte voor vrijspraak van enkele feiten. Psychiater H.C. Went heeft verklaard dat de verdachte lijdt aan een verstandelijke beperking en een psychotische stoornis, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedde. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van enkele feiten vastgesteld, waaronder het aanranden van slachtoffers en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was en legde een tbs-maatregel met dwangverpleging op, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling. Tevens werd een schadevergoeding van €100,- toegewezen aan benadeelde partij [slachtoffer 4] voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/314241-21 (A) en 13/002709-22 (B)
Datum uitspraak: 1 september 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2022. Op de zitting zijn de zaken gevoegd. De zaken worden hierna als zaak A en zaak B aangeduid. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. A.D. Kupelian en L. Palanciyan (hierna: de verdediging), naar voren hebben gebracht. Psychiater H.C. Went heeft op de zitting een toelichting gegeven op de persoon van verdachte.

2.De beschuldiging

In zaak A wordt verdachte kort gezegd beschuldigd van het op 19 november 2021 in Amsterdam:
aanranden van [slachtoffer 1] ;
aanranden van onbekend gebleven personen;
mishandelen van [slachtoffer 2]
vernielen van een telefoon en bakjes etenswaren van [slachtoffer 2] ;
mishandelen van [slachtoffer 3] .
In zaak B wordt verdachte kort gezegd beschuldigd van het mishandelen van [slachtoffer 4] op 11 november 2021 in Amsterdam.
De tenlasteleggingen staan in de bijlage van dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van feiten 2 en 5 in zaak A moet worden vrijgesproken. Voor de rest van de beschuldiging refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak Zaak A feit 5
De rechtbank vindt dat de mishandeling van [slachtoffer 3] niet kan worden bewezen. Een getuige heeft gezien dat verdachte aangever aanraakte doordat hij struikelde, maar de getuige heeft niet gezien dat aangever daarbij een trap kreeg. Aangever heeft verklaard dat hij voelde dat hij werd getrapt, hij heeft de trap niet gezien. De rechtbank vindt dit onvoldoende om vast te stellen dat verdachte aangever opzettelijk heeft getrapt. Verdachte wordt van dit feit dus vrijgesproken.
3.3.2.
Bewezenverklaringen andere feiten
Zaak A, feit 1
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft aangerand door haar onverwachts en hard in de billen te knijpen. Uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] volgt dat verdachte hard de billen van [slachtoffer 1] vastpakte en hierin kneep. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] tegen haar billen heeft geslagen.
Zaak A, feit 2
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte daarnaast een aantal onbekend gebleven personen heeft aangerand. Getuige [getuige 1] heeft gezien dat verdachte een grijpbeweging maakte naar de vagina van een onbekend gebleven vrouw, dat de vrouw schrok en tegen de man “Blijf van me af” riep. [slachtoffer 2] heeft gezien dat verdachte, naast [slachtoffer 1] , nog een aantal vrouwen bij de billen en het kruis heeft gegrepen.
Zaak A, feiten 3 en 4
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen en een telefoon en bakjes etenswaren uit zijn handen heeft geslagen, waardoor de telefoon stuk is gegaan en het eten onbruikbaar werd. Aangever heeft verklaard dat verdachte de telefoon en het eten uit zijn handen heeft geslagen en hem vervolgens tegen zijn adamsappel, wenkbrauw en kaak heeft geslagen. Hierdoor had aangever pijn en letsel. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat aangever werd mishandeld en dat er patatbakjes op de grond lagen. De verklaring van verdachte, dat hij aangever klappen heeft gegeven omdat hij zichzelf moest verdedigen, is niet aannemelijk geworden.
Zaak B
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft mishandeld. Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat tussen hen een woordenwisseling en een handgemeen ontstond, waarbij verdachte aangever tegen zijn rechter oogkas/wenkbrauw heeft gestompt. Hierdoor had aangever pijn, een verwonding aan zijn wenkbrauw en een zwelling en een bloeduitstorting in zijn ooglid. Uit de aangifte en uit camerabeelden blijkt dat verdachte aangever op de grond heeft gegooid, hem meermalen tegen zijn hoofd heeft geslagen en hem heeft geslagen en geschopt tegen zijn lichaam. De verklaring van verdachte, dat hij zichzelf moest verdedigen omdat aangever hem met beide handen bij zijn jas had vastgepakt, is niet aannemelijk geworden. Bovendien is verdachte, nadat hij aangever op de grond had gegooid, geschopt en geslagen, weggelopen en weer teruggelopen, waarna hij aangever nogmaals heeft geslagen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
Zaak A
Feit 1
op 19 november 2021 te Amsterdam door een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
- voornoemde [slachtoffer 1] onverhoeds van achteren benaderd en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] onverhoeds hard in de billen geknepen en gegrepen;
Feit 2
op 19 november 2021 te Amsterdam meermalen door een andere feitelijkheid onbekend gebleven personen heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte
- voornoemde personen onverhoeds benaderd en
- vervolgens voornoemde personen onverhoeds bij de billen en het kruis gegrepen;
Feit 3
op 19 november 2021 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] meermalen tegen het gezicht en tegen de ademsappel/keel te slaan;
Feit 4
op 19 november 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon heeft vernield en bakjes etenswaren die aan [slachtoffer 2] toebehoorden onbruikbaar heeft gemaakt;
Zaak B:
op 11 november 2021 te Amsterdam [slachtoffer 4] heeft mishandeld door meermalen
- voornoemde [slachtoffer 4] tegen het gezicht en tegen het lichaam te slaan en stompen,
- voornoemde [slachtoffer 4] tegen het lichaam te schoppen en
- voornoemde [slachtoffer 4] op de grond te gooien.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is in het Pieter Baan Centrum geobserveerd. Psychiater H.C. Went en GZ-psycholoog M.D. Beijer-Holtman hebben een rapport over verdachte opgemaakt. De deskundigen concluderen dat verdachte een verstandelijke beperking heeft. Hierdoor functioneert verdachte hoogstens op zwakbegaafd niveau. Daarnaast is sprake van een psychotische stoornis, vermoedelijk in het kader van een schizoaffectieve stoornis. Deze stoornis kenmerkt zich door een combinatie van stemmings- en psychotische problematiek. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was bij verdachte sprake van psychotische ontregeling. De gedragskeuzes van verdachte werden volledig beïnvloed door de psychotische stoornis en verstandelijke beperking. De deskundigen adviseren om de feiten niet aan verdachte toe te rekenen. Op de zitting heeft psychiater Went de inhoud van de rapportage bevestigd.
De rechtbank volgt de conclusies uit het rapport en neemt het advies om verdachte de feiten niet toe te rekenen over. De rechtbank vindt verdachte voor de bewezenverklaarde feiten dus volledig ontoerekeningsvatbaar. Verdachte is daarmee niet strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten en wordt daarvoor ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Oplegging van een maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging moet worden opgelegd. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen maken dat noodzakelijk om de kans op recidive te verminderen. Gebleken is dat civiele behandeltrajecten in het verleden niet hebben geleid tot vermindering van recidive.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Volgens de verdediging zijn er alternatieven voor behandeling, zoals plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar, oplegging van een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden of een tbs-maatregel met voorwaarden. Als de rechtbank wel een tbs-maatregel met dwangverpleging oplegt, heeft de verdediging verzocht daarbij een einddatum te bepalen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 19 november 2021, binnen een half uur tijd, schuldig gemaakt aan aanrandingen, mishandeling en vernieling. Een week eerder, op 11 november 2021, heeft verdachte ook een mishandeling gepleegd. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij toen het mes aan [slachtoffer 4] heeft getoond dat op 19 november 2021 bij verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft met de mishandelingen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dat geldt ook voor de aanrandingen, waarbij hij nietsvermoedende vrouwen vanuit het niets bij de billen en in het kruis heeft gegrepen. Zowel mishandeling als aanranding zijn nare feiten waarvan de gevolgen voor de slachtoffers groot kunnen zijn. Het doet vaak iets met het gevoel van veiligheid van de slachtoffers door schijnbaar uit het niets met (seksueel) geweld te maken te krijgen. Met de vernieling heeft verdachte getoond dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van een ander.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor agressiedelicten. In 2020 en 2021 zijn aan verdachte gevangenisstraffen opgelegd voor geweld en bedreigingen.
Uit het eerder genoemde rapport blijkt dat verdachte sinds 2020 door forse psychotische ontregelingen meerdere keren via een crisismaatregel is opgenomen. Ten tijde van een psychotische ontregeling vertoont verdachte verward, agressief en (seksueel) ontremd gedrag. Verdachte is niet in staat om zijn emoties te reguleren en zijn gedrag aan te passen op het moment dat sprake is van psychotische decompensatie. Ook zijn verstandelijke beperking is hierop van invloed. Sociale situaties die verdachte moeilijk kan interpreteren kunnen leiden tot paranoïde en achterdochtige gedachten. Deze gedachten veroorzaken bij verdachte een gevoel van wantrouwen richting anderen.
Uit de dossierstukken komt naar voren dat verdachte vrijwel meteen agressief reageert en geweld gebruikt als hem iets niet aanstaat. Het risico op geweld en (seksueel) agressief gedrag wordt door de psycholoog en psychiater als hoog ingeschat. Zowel op 11 als op 19 november 2021 had verdachte een mes bij zich. Op 11 november 2021 heeft verdachte dit mes daadwerkelijk aan een slachtoffer getoond. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht, is niet gemotiveerd voor behandeling en ziet de noodzaak niet in van medicatiegebruik. Er zijn geen beschermende factoren. Een ondersteunend netwerk, een stabiele woonsituatie en een inkomen ontbreken. De rechtbank vindt op basis hiervan dat het risico op herhaling groot is en dat de kans reëel is dat het geweld daarbij ernstiger wordt.
Volgens de psychiater en psycholoog is een lange behandeling met medicatie noodzakelijk om de psychotische problematiek van verdachte te stabiliseren. Daarnaast heeft verdachte zorg en begeleiding nodig bij praktische zaken, zoals bij het beheren van zijn financiën en het vinden van een passende baan en een woning in het kader van begeleid wonen. Volgens de deskundigen is behandeling binnen een gedwongen kader van een tbs-maatregel noodzakelijk, omdat verdachte niet open staat voor vrijwillige behandeling en medicatie-inname. Gedwongen behandeltrajecten binnen de GGZ in het verleden zijn mislukt. Verdachte is steeds gestopt met het innemen van medicatie, zodra hij een klinische behandelsetting binnen de GGZ verliet. Ook in het kader van een zorgmachtiging heeft verdachte zich aan zorg onttrokken.
Vanwege de ernst van de psychotische problematiek, het hoge recidiverisico en het gebrek aan motivatie voor behandeling en medicatiegebruik hebben de deskundigen oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd. Behandeling in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden is geen geschikt alternatief omdat verdachte door zijn verstandelijke beperking niet in staat is om zich consequent aan voorwaarden te houden en een tbs-maatregel met dwangverpleging niet als stok achter de deur zal ervaren.
Op de zitting heeft de psychiater toegelicht dat de behandeling moet starten binnen een beveiligde forensische kliniek met expertise op het gebied van psychotische- en stemmingsstoornissen in combinatie met een verstandelijke beperking. Meer specifiek wordt gedacht aan Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) Hoeve Boschoord, onderdeel van Trajectum. Naar verwachting kan binnen een half jaar sprake zijn van meer stabiliteit op effectief, gedragsmatig en cognitief vlak, waarna kan worden toegewerkt naar het opbouwen van een stabiele leefsituatie.
Motivering van de tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen:
  • verdachte is onderzocht door een psychiater en psycholoog, die hebben vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde aanrandingen bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
  • aanranding is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat;
  • verder is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornis door zijn agressieve gedrag een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen.
De rechtbank vindt het op basis van al het voorgaande noodzakelijk dat verdachte langdurig wordt behandeld, om de kans op recidive terug te dringen. De rechtbank vindt dat zo’n behandeling, in ieder geval in eerste instantie, alleen kan plaatsvinden binnen een klinische forensische setting, zoals een FPK. Omdat civielrechtelijke behandeltrajecten in het kader van een crisismaatregel of zorgmachtiging niet van de grond zijn gekomen en niet hebben geleid tot het terugdringen van de recidive, komt de rechtbank tot de conclusie dat alleen een tbs-maatregel met dwangverpleging het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau kan terugbrengen. Vanwege het gebrek aan motivatie en het onvermogen van verdachte om zich aan voorwaarden te houden, ziet de rechtbank geen reële mogelijkheden voor verdachte om binnen een tbs-maatregel met voorwaarden een stabiele leefsituatie op te bouwen. Voor de overige door de verdediging voorgestelde behandelalternatieven bestaat geen wettelijke basis (meer). De rechtbank vindt dat de aard en ernst van de aanrandingen in combinatie met de bewezenverklaarde mishandelingen binnen korte tijd, maar ook het gevaar dat het geweld erger wordt en het hoge recidiverisico, oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging eisen om de veiligheid van anderen te beschermen. De rechtbank legt verdachte dus voor de aanrandingen, bewezen onder feit 1 en 2 van zaak A, een tbs-maatregel met dwangverpleging op. Omdat die aanrandingen misdrijven zijn, gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, is de tbs-maatregel met dwangverpleging ongemaximeerd en kan deze daarom langer duren dan vier jaar.

8.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 344,50 aan vergoeding van materiële schade voor de aankoop van een nieuwe bril, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de benadeelde partij door de mishandeling in zaak B rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht. Hoe groot die schade precies is, kan de rechtbank niet volledig vast stellen, omdat de rechtbank niet weet hoe oud de bril was die stuk is gegaan en dus geen afschrijving kan berekenen. Om de benadeelde partij dat nader te laten onderbouwen, zou de zaak moeten worden aangehouden. Dat vindt de rechtbank niet wenselijk en een te grote belasting van het strafproces. Omdat de rechtbank wel kan vaststellen dat de bril kapot is gegaan door het handelen van verdachte en dat de benadeelde partij daardoor dus schade heeft geleden, zal de rechtbank de schade schatten. Op basis van de bon voor de aanschaf van een nieuwe bril schat de rechtbank de schade op € 100,-. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf het moment dat de schade is ontstaan (11 november 2021). De rechtbank legt ook de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op, zodat de benadeelde partij het toegewezen bedrag niet zelf hoeft te innen. In de rest van de vordering wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 246, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde in zaak A onder 5 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A onder 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Zaak A onder 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Zaak A onder 3 en zaak B:
telkens: mishandeling
Zaak A onder 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte voor het bewezenverklaarde in zaak A onder 1 en 2
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 4]toe tot een bedrag van
€ 100,00 (honderd euro)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2021) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 100,00 (honderd euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2021) tot aan de dag van voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 2 (twee) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en W.M.C. van den Berg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2022.