ECLI:NL:RBAMS:2022:5108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 21/6052
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslag parkeerbelasting en het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een inwoonster van Amsterdam en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 16 september 2021, omdat haar auto geparkeerd stond zonder dat daarvoor parkeerbelasting was betaald. Eiseres stelde dat er sprake was van willekeur en gewekt vertrouwen, omdat zij dacht dat zij op dat moment geen parkeerbelasting hoefde te betalen. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen gelijk kreeg, omdat zij op een plek had geparkeerd waar parkeerbelasting verschuldigd was en zij niet beschikte over de benodigde vergunningen op het moment van de boete. De rechtbank concludeerde dat de geldigheid van de Europese gehandicaptenparkeerkaart en de parkeervergunning van eiseres was verlopen en dat de aanvraag voor verlenging daarvan niet automatisch leidde tot een verlenging van de geldigheid. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet mocht vertrouwen op een verlenging van de vergunning enkel op basis van de aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg de heffingsambtenaar wel op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 49 te vergoeden, omdat de heffingsambtenaar in de bestreden uitspraak onvoldoende was ingegaan op de bezwaargrond van eiseres over het vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/6052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] eiseres,

(gemachtigde: J. Meerdink)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: C.D.H. Helder).

Procesverloop

Met een besluit van 16 september 2021 heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan eiseres.
Met de uitspraak op bezwaar van 12 november 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben afgezien van hun recht op een mondelinge behandeling en de rechtbank vindt een zitting zelf ook niet nodig. De rechtbank heeft daarom het onderzoek gesloten en doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan eiseres opgelegd, omdat haar auto met kenteken [kenteken] op 16 september 2021 om 13.45 uur geparkeerd stond ter hoogte van de Jacob Obrechtstraat 46 in Amsterdam, terwijl daarvoor geen parkeerbelasting was betaald.
2. Eiseres vindt dat er sprake is van willekeur en van gewekt vertrouwen. Zij had geen parkeerbelasting betaald, maar mocht er op vertrouwen dat dat op dat moment ook niet hoefde.
3. De rechtbank geeft eiseres daarin geen gelijk en licht dat als volgt toe.
4. Eiseres heeft geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting is verschuldigd. Uit de stukken die door eiseres en de heffingsambtenaar zijn overgelegd en de geldende regelgeving, blijkt dat zij moet beschikken over een Europese gehandicaptenparkeerkaart (EGK) en een parkeervergunning (verder ook: vergunning). Alleen dan mag zij parkeren zonder te betalen. Op het moment dat de bon werd opgelegd had eiseres geen parkeervergunning en geen EGK. Deze waren wel aangevraagd, maar nog niet verleend.
5. Aan de hand van de stukken stelt de rechtbank vast dat de geldigheid van de EGK en de parkeervergunning in mei 2021 zijn verlopen. Eiseres heeft verder aannemelijk gemaakt dat zij diezelfde maand al naar de gemeente is gegaan om verlenging van haar EGK te vragen. Dat zij toen ook heeft gemeld dat zij haar parkeervergunning wilde verlengen vindt de rechtbank ook geloofwaardig. Met de (enkele) aanvraag en de melding waren de EGK en de parkeervergunning echter nog niet daadwerkelijk verlengd. Dat is pas gebeurd op 17 september 2021, omdat eiseres niet eerder in persoon naar het loket kon komen. In de tussen gelegen periode mocht eiseres er niet op vertrouwen dat zij niet hoefde te betalen als zij parkeerde.
6. Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt alleen als er een ondubbelzinnige toezegging is gedaan. In de brief van 13 april 2021 waar eiseres op wijst staat
‘Als u de vergunning wilt blijven gebruiken, dan moet u deze opnieuw aanvragen’. Dat betekent niet ondubbelzinnig dat de geldigheid alleen al wordt verlengd door de indiening van de aanvraag. Noch staat ondubbelzinnig in de brief van 3 september 2021, waar eiseres ook op wijst, dat haar EGK nog drie maanden geldig was. Uit de context van die brief blijkt dat het om een algemene voorwaarde gaat, dat een EGK nog drie maanden geldig moet zijn. Enige verwarring bij lezing van de brieven vindt de rechtbank wel te begrijpen, maar dat is iets anders dan een ondubbelzinnige toezegging. Bij zo een onduidelijkheid of verwarring ligt het op de weg van de betrokkene, in dit geval eiseres (of haar echtgenoot), om navraag te doen bij de heffingsambtenaar wat er precies wordt bedoeld.
7. Verder heeft eiseres nog gewezen op een brief van 19 mei 2016, waarin haar (oude) EGK is verlengd. In die brief staat met zoveel woorden dat de EGK recht geeft op een parkeervergunning en dat die parkeervergunning gratis is en door de gemeente zal worden geregeld. Deze brief laat onverlet dat een enkele aanvraag voor een vergunning nog geen verlenging van de geldigheid ervan is, zoals dat zich in de huidige situatie voor eiseres wreekt. Uit de eerder genoemde brief van 13 april 2021 blijkt bovendien dat een parkeervergunning inmiddels niet meer automatisch door de gemeente wordt geregeld.
8. Eiseres heeft zich op 15 september 2021, een dag vóór de parkeerbon, al aan het loket gemeld om de vergunning op te halen. Dat kon echter alleen op afspraak, zodat de vergunning pas op 17 september 2021 is opgehaald en toen ook pas weer geldig was. Het komt voor eiseres haar eigen risico dat zij ervoor heeft gekozen de auto te gebruiken op 16 september 2021 voor een afspraak bij de tandarts.
9. Tot slot heeft eiseres, althans haar echtgenoot namens haar, opgemerkt dat drie andere parkeerbonnen zijn ingetrokken nadat beroep is ingesteld. Een intrekking van andere parkeerbonnen betekent niet per se dat de rechtbank deze bon moet vernietigen. Voor zover de rechtbank na heeft kunnen gaan is deze bon terecht opgelegd.
Conclusie
10. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
11. De rechtbank ziet wel aanleiding te bepalen dat eiseres het door haar betaalde griffierecht van de heffingsambtenaar vergoed krijgt. De heffingsambtenaar is namelijk in de bestreden uitspraak nauwelijks ingegaan op de bezwaargrond van eiseres over het vertrouwensbeginsel. Verder blijft de uitkomst hetzelfde [1] .

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op aan eiseres het betaalde griffierecht van € 49 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Voetnoten

1.De rechtbank past artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht toe.