ECLI:NL:RBAMS:2022:5087

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 22/2569
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.L. Fernig – Rocour
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toelating tot vrijwillige verzekering onder de AOW en ANW na te late aanvraag

Op 29 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, woonachtig in Marokko, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser had een beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, waarin zijn aanvraag voor een vrijwillige verzekering onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene Nabestaandenwet (ANW) was geweigerd. De weigering was gebaseerd op het feit dat de aanvraag te laat was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 21 september 2020 Nederland had verlaten, waardoor zijn verplichte verzekering was geëindigd. Hij had tot 22 september 2021 de tijd om een aanvraag in te dienen, maar deed dit pas op 20 december 2021. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag te laat was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze vertraging konden rechtvaardigen.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de vertraging van post door de coronapandemie en de gesloten grenzen, verworpen. De rechtbank stelde vast dat het de verantwoordelijkheid van de eiser was om zich goed te informeren over de gevolgen van zijn vertrek uit Nederland. Bovendien had hij voldoende mogelijkheden om een digitale aanvraag in te dienen, zelfs vanuit Marokko. De rechtbank concludeerde dat de Sociale Verzekeringsbank terecht had geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter T.L. Fernig – Rocour, in aanwezigheid van griffier I.G.A. Karregat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2569

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van29 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Marokko, eiser

( [gemachtigde] ),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Diamant).

Procesverloop

Met een besluit van 25 februari 2022 heeft verweerder eiser geweigerd toe te laten tot de vrijwillige verzekering onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene Nabestaandenwet.
Met een besluit van 22 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 29 augustus 2022. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Een vrijwillige verzekering is alleen mogelijk als de aanvraag binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering in Nederland is aangevraagd. [1] Eiser is op
21 september 2020 uit Nederland vertrokken, waardoor zijn verplichte verzekering is geëindigd. Dit betekent dat hij tot 22 september 2021 een aanvraag voor een vrijwillige verzekering kon indienen. Eiser heeft op 20 december 2021 een aanvraag voor vrijwillige verzekering ingediend. De aanvraag van eiser is dus te laat ingediend.
3. De rechtbank is het met verweerder eens dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan het eiser niet kan worden tegengeworpen dat zijn aanvraag te laat is ingediend. [2] Eiser voert aan dat door de coronapandemie veel post is vertraagd of zelfs kwijtgeraakt, waardoor hij niet is geïnformeerd over de stopzetting van zijn AOW-opbouw. De rechtbank stelt met verweerder vast dat verweerder eiser niet heeft hoeven informeren dat zijn AOW-opbouw was gestopt. Dit blijkt uit vaste jurisprudentie. [3] Het was de verantwoordelijkheid van eiser zelf om zich na zijn vertrek uit Nederland goed te (laten) informeren over de gevolgen daarvan.
4. Eiser voert verder aan dat hij geen aanvraag heeft kunnen indienen, omdat de grenzen gesloten waren. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser na zijn vertrek uit Nederland voldoende de gelegenheid had om een digitale aanvraag in te dienen. Hij hoefde daarvoor Marokko of Melilla niet te verlaten. Ook kon hij telefonisch contact opnemen met verweerder om raad te vragen. Of hij had iemand kunnen machtigen om voor hem een aanvraag in Nederland in te dienen, zoals hij dat in deze beroepsprocedure ook heeft gedaan. Ondanks dat de grenzen dicht waren, had eiser dus een aanvraag kunnen indienen.
5. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die tot verschoonbaarheid van de te late aanvraag kunnen leiden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig – Rocour, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.G.A. Karregat, griffier, op 29 augustus 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 35, eerste lid, en artikel 36, eerste lid, van de AOW.
2.Volgens Beleidsregel SB1044.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3009.