In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Zamość, Polen. De vordering is ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1981, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB betreft een straf van twee jaar, waarvan nog 11 maanden en 9 dagen resteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het feit is gekwalificeerd als een lijstfeit, waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
De rechtbank heeft de relevante wetsbepalingen, waaronder artikelen 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 van de OLW, in acht genomen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, R. Rog, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.