ECLI:NL:RBAMS:2022:5059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/066904-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van uitvoer van cocaïne

Op 16 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 maart 2022 te Amsterdam is aangehouden met een koffer waarin ongeveer 20.624 gram cocaïne was verstopt. De verdachte was op het punt om deze drugs naar Parijs te vervoeren. Tijdens een politieactie op het Centraal Station te Amsterdam werd de verdachte staande gehouden door verbalisanten, die gebruik maakten van een speurhond. De verdachte verklaarde dat hij de koffer op verzoek van een persoon uit Spanje, genaamd [naam], naar Parijs zou vervoeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van cocaïne, aangezien hij wist dat de koffer drugs bevatte en hij deze had aangenomen voor transport naar het buitenland. De rechtbank achtte de rol van de verdachte als koerier bewezen, maar oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking met [naam]. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde de koffer verbeurd en de verdovende middelen werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/066904-22 (Promis)
Datum uitspraak: 16 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1978,
wonende op het adres
[woonadres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. NijBijvank en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Cras naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 20.624 kilogram
cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 16 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van zijn, verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van ongeveer 20.624 kilogram
cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte:
- voornoemde hoeveelheid cocaïne in een koffer bij zich gedragen en/of
- een treinkaartje naar Parijs (Frankrijk) gekocht en/of gekregen en/of
- zich op het perron waarvan de trein naar Parijs (Frankrijk) zou vertrekken begeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 20.624 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Gezien de zich in het dossier bevindende stukken is duidelijk dat de tenlastelegging een kennelijke verschrijving bevat: daar waar onder 1 en 2
kilogram is vermeld, wordt feitelijk
grambedoeld. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling dan ook tot uitgangspunt nemen dat de tenlastegelegde feiten betrekking hebben op 20.624 gram (dus ruim 20 kilogram cocaïne). Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Op 16 maart 2022 waren verbalisanten, gekleed in burgerkleding, belast met een ‘drugsactie’ in het kader van ondermijning op het Centraal Station te Amsterdam. Bij deze actie werd gebruik gemaakt van een speurhond verdovende middelen. Omstreeks 15:00 uur liep een verbalisant met speurhond over het perron in de richting van de later gebleken verdachte. De hond liep richting verdachte en kwam met zijn neus tegen de jaszak van verdachte aan. Hierop hebben de verbalisanten zich kenbaar gemaakt als zijnde politieagenten en verdachte staande gehouden.
Verdachte, die zichtbaar een bruin blokje in zijn rechterhand vasthield, verklaarde dat dit hasjiesj betrof. Aan de verbalisanten is ambtshalve bekend dat personen die grotere hoeveelheden verdovende middelen bij zich hebben, geregeld een kleine hoeveelheid afgeven in de hoop dat zij met een grotere hoeveelheid kunnen wegkomen. Verdachte hield een koffer en een tas vast. Verbalisanten vroegen verdachte of zij in zijn koffer mochten kijken. Verdachte antwoordde daarop bevestigend en opende de sluiting van de koffer. Een verbalisant opende de koffer volledig. In de koffer zaten, achter de ritssluiting van één kant van de koffer, meerdere blokken. Deze leken op aan verbalisanten ambtshalve bekende blokken verdovende middelen.
Verdachte is vervolgens aangehouden op verdenking van het bezit van harddrugs.
In de koffer bleken in totaal 19 blokken aanwezig. Van een aantal van de blokken zijn monsters genomen die door het politielaboratorium zijn onderzocht. Het definitieve laboratoriumrapport wees uit dat het onderzoeksmateriaal cocaïne betrof.
Onder verdachte is een treinkaartje voor de Thalys aangetroffen voor 16 maart 2022, met vertrek vanaf Amsterdam Centraal om 15:15 uur en aankomst in Parijs Noord om 18:43 uur.
Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [naam] de koffer vanuit Amsterdam naar Parijs zou vervoeren. Verdachte kent [naam] vanuit Spanje, waar verdachte weleens drugs bij [naam] kocht voor eigen gebruik. Verdachte heeft verklaard bij [naam] een schuld te hebben opgebouwd, waarna [naam] hem vroeg om een koffer met inhoud te vervoeren. Verdachte wist dat de koffer drugs zou bevatten, hij wist alleen niet welke soort drugs. Vervolgens hebben verdachte en [naam] elkaar in Parijs ontmoet en zijn zij daarna samen naar Amsterdam gereisd. Verdachte heeft de koffer in Utrecht gekocht en vervolgens afgegeven aan [naam] . Daarna kreeg verdachte de koffer gevuld met de blokken terug. Verdachte heeft vervolgens de blokken in de koffer geordend en de koffer aangevuld met zijn kleding.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en feit 2. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger een bijdrage heeft geleverd aan een drugstransport met bestemming Parijs. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er drugs in de koffer zouden zitten en uit zijn verklaring blijkt dat hij ook nog heeft gezien wat er in de koffer zat. Verdachte is op instructie van [naam] naar Nederland gekomen en [naam] vertelde wat er moest gebeurden. Verdachte heeft de drugs aangenomen en stond op het punt om naar Parijs te vertrekken. Het ter vervoer aannemen van verdovende middelen kwalificeert als het buiten het grondgebied brengen van deze verdovende middelen. Daarom is er sprake van een voltooide (verlengde) uitvoer van cocaïne, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde bepleit. Verdachte is op Amsterdam Centraal Station aangehouden met een koffer waarin iets meer dan 20 kilogram cocaïne zat. Er is geen bewijs voor een voltooide uitvoer van de cocaïne, ook niet in de zin van een verlengde uitvoer. De omstandigheden wijzen op een klassieke poging. Verdachte had een kaartje bij zich voor Parijs, maar zat nog niet in de trein en bevond zich ook nog niet bijna bij de grens. Hij is aangehouden op het Centraal Station van Amsterdam. Er is daarom onvoldoende in het dossier om een voltooide (verlengde) uitvoer te kunnen bewijzen. Er is voorts geen sprake van medeplegen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de deels bekennende verklaring van verdachte en de door de verdediging gevoerde verweren, ligt aan de rechtbank ter beoordeling voor of sprake is van een voltooide (verlengde) uitvoer van de cocaïne of slechts een poging daartoe en of sprake is van medeplegen.
(Verlengde) uitvoer
Het begrip buiten het grondgebied van Nederland brengen moet extensief worden geïnterpreteerd. Artikel 1 lid 5 Opiumwet geeft immers een ruime aanduiding van het begrip ‘buiten het grondgebied’ brengen. De begripsomschrijving is ruimer dan wat in het spraakgebruik onder buiten het grondgebied brengen van middelen wordt verstaan. Ook het met bestemming naar het buitenland vervoeren en/of ter vervoer aannemen van voorwerpen of goederen waarin die middelen verpakt zijn, levert buiten het grondgebied van Nederland brengen in de zin van de Opiumwet op. Handelingen die zonder deze verruiming onder het pogingsbegrip zouden vallen, kunnen dus worden aangemerkt als buiten het grondgebied brengen. [1]
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte op 15 maart 2022 20.624 gram cocaïne in een koffer heeft opgehaald, waarvan hij wist en had gezien dat deze verdovende middelen bevatte, om deze met bestemming Parijs te vervoeren. Verdachte heeft op 16 maart 2022 een treinkaartje gekocht van Amsterdam naar Parijs om daar de cocaïne af te geven. Verdachte is op 16 maart omstreeks 15:00 uur, slechts 15 minuten voor de geplande vertrektijd van de trein naar Parijs, in Amsterdam op het treinperron aangehouden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voornoemde handelingen van verdachte vallen onder de ruime aanduiding van het begrip ‘buiten het grondgebied’ brengen zoals bedoeld in de Opiumwet. Verdachte heeft de koffer met verdovende middelen aangenomen ten behoeve van transport naar het buitenland (Parijs). Er is dan ook sprake van verlengde uitvoer en niet, zoals door de raadsvrouw is betoogd, van een poging tot uitvoer.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat verdachte en [naam] gezamenlijke uitvoering hebben gegeven aan het plan tot uitvoer van cocaïne, dat volgens verdachte door [naam] is bedacht. Zij zijn gezamenlijk van Parijs naar Nederland gereisd met als doel de verdovende middelen op te halen, waarna verdachte deze vervolgens naar Parijs zou vervoeren. Verdachte heeft de koffer aangeschaft. [naam] heeft deze daarna gevuld met de verdovende middelen en aan verdachte afgegeven, waarna verdachte deze heeft meegenomen naar het Centraal Station te Amsterdam. [naam] had derhalve zowel een intellectuele als materiële bijdrage van voldoende gewicht aan de uiteindelijke uitvoer van de cocaïne. Uiteraard was ook de materiële bijdrage van verdachte (het daadwerkelijk uitvoeren van de cocaïne) onmisbaar..
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [naam] bewust en nauw hebben samengewerkt bij het uitvoeren van de cocaïne en dat dan ook sprake is van medeplegen.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank, gelet op het dossier en de verklaring van verdachte, van oordeel dat feit 2 bewezen kan worden verklaard.
Conclusie
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van uitvoer van 20.624 gram cocaïne en aan het vervoeren daarvan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1 (
primair).
op 16 maart 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 20.624 gram
cocaïne;
2.
op of omstreeks 16 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 20.624 gram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging (andere dan de hiervoor onder rubriek 2 vermelde) taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Zij acht de rol van verdachte beperkt tot die van koerier. De OM-richtlijnen schrijven voor dat bij koeriers die een dergelijke hoeveelheid verdovende middelen hebben vervoerd een gevangenisstraf van vier jaar wordt geëist. De officier van justitie ziet onder meer in de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van verdachte aanleiding om hiervan ten gunste van verdachte af te wijken.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft geen werk. Hij heeft daarnaast schulden- en verslavingsproblematiek en is vanuit detentie in Nederland niet in staat banden met zijn familie te onderhouden. Hij is als koerier misbruikt voor een eenmalig transport. Verdachte moet worden gezien als een first offender. Hij is in Spanje wel veroordeeld voor drugsfeiten, maar deze feiten zijn gelegen in zijn eigen verslavingsproblematiek en niet in drugssmokkel. Een veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf langer dan drie jaar zal verder, in verband met een mogelijke ongewenstverklaring van verdachte, kunnen leiden tot nadelige gevolgen in het kader van de regeling strafonderbreking. De verdediging heeft dan ook verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van maximaal drie jaar op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan uitvoer van een grote partij cocaïne. Het is algemeen bekend dat cocaïne ernstige schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers van dit middel. Grootschalige drugshandel werkt voorts ontwrichtend voor de maatschappij. De handel in cocaïne gaat niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel een gevaar is voor de veiligheid van personen en zorgt voor onveilige gevoelens in de gehele maatschappij. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om deze maatschappelijke gevolgen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank zich voorts gebaseerd op hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd en op de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor de uitvoer van een hoeveelheid cocaïne als in dit geval aan de orde (ruim 20 kilogram cocaïne), schrijven deze richtlijnen in beginsel – in afwijking van de OM-richtlijnen – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden (vijf jaar) voor.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte in Spanje al eerder voor drugsgerelateerde feiten is veroordeeld.
De rechtbank weegt echter voorts in strafverminderende zin mee de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Verdachte is werkzaam als kok in Spanje, maar heeft zich vanwege de coronapandemie geconfronteerd gezien met een plotselinge terugval in zijn inkomen. Verdachte is hierdoor in financiële problemen geraakt en heeft het onderhavige feit gezien als een makkelijke uitweg uit deze problematiek. Verdachte heeft ter zitting blijk gegeven van zelfinzicht en reflectievermogen op zijn keuzes en de gevolgen daarvan.
Hoewel verdachte zelf verklaart slechts als koerier betrokken te zijn geweest bij de uitvoer, ziet de rechtbank onder meer in de hoeveelheid cocaïne die verdachte vervoerde aanwijzingen om hieraan te twijfelen. Het dragen van de verantwoordelijkheid over zo’n grote hoeveelheid cocaïne wijst op een verdergaande betrokkenheid van verdachte dan die van slechts koerier. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om een verdergaande betrokkenheid concreet vast te stellen. De rechtbank gaat daarom voor de straftoemeting uit van de rol die verdachte zichzelf toedicht, die van koerier.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Telefoontoestel Redmi M1908c3ig;
2. 1 STK Koffer Samsonite;
3. 1 STK Pas, Hoteltoegangspas;
4. 1 STK Papier, Trein ticket;
5. 1 STK Papier, aankoopbon koffer;
6. 12 STK Verdovende Middelen, 12kg, zwarte blokken;
7. 1 STK Verdovende Middelen, cocaïne crack;
8. 3 STK Verdovende Middelen, 3 kg, witte blokken;
9. 3 STK Verdovende Middelen, cocaïne;
10. 1 STK Telefoontoestel, Zte Blade A51.
Verdachte heeft afstand gedaan van het treinticket (4) en de aankoopbon van de koffer (5) zodat de rechtbank daarover geen beslissing hoeft te nemen.
Verbeurdverklaring
Het voorwerp onder 2 behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp, de koffer, verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De voorwerpen onder 6, 7, 8 en 9, de verdovende middelen, worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien de bewezen geachte feiten met deze voorwerpen zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan rechthebbende
Het onder 3 in beslaggenomen voorwerp, de hoteltoegangspas, zal dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Teruggave aan verdachte
De onder 1 en 10 inbeslaggenomen voorwerpen behoren aan verdachte toe en zullen aan hem worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair en feit 2:
eendaadse samenloop van
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel, 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd:
2. 1 STK Koffer Samsonite.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
6. 12 STK Verdovende Middelen, 12kg, zwarte blokken;
7. 1 STK Verdovende Middelen, cocaïne crack;
8. 3 STK Verdovende Middelen, 3 kg, witte blokken;
9. 3 STK Verdovende Middelen, cocaïne.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
1. STK Telefoontoestel Redmi M1908c3ig;
10. 1 STK Telefoontoestel, Zte Blade A51.
Gelast
de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
3. 1 STK Pas, Hoteltoegangspas.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2022.
[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

[bijlage]

Voetnoten

1.Blom, in:
2.De rechtbank begrijpt, mede gelet op foto 8 van de bijlage bij dit proces-verbaal, dat het gaat om 20.624 gram.