ECLI:NL:RBAMS:2022:5055

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/288488-21 + 13/080808-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake poging tot zware mishandeling en diefstallen

Op 27 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder poging tot zware mishandeling en diefstallen. De rechtbank heeft de zaken die onder de parketnummers 13/288488-21 en 13/080808-22 waren ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte werd beschuldigd van het slaan van een slachtoffer met een paal, wat leidde tot een poging tot zware mishandeling, en van het vernielen van een ruit. Daarnaast was de verdachte betrokken bij verschillende diefstallen, waaronder diefstal in vereniging van camera's en laptops uit bedrijfspanden.

Tijdens de zitting op 13 juli 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 oktober 2021 in Amsterdam een paal heeft gebruikt om een slachtoffer te slaan, wat resulteerde in een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van andere beschuldigingen, waaronder de poging tot zware mishandeling van andere getuigen en bedreiging van het slachtoffer.

Wat betreft de diefstallen heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij diefstallen van apparatuur uit verschillende bedrijfspanden. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld voor deze diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/288488-21 (A) en 13/080808-22 (B)
Datum uitspraak: 27 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[woonadres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2022. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Neij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat door [naam medewerkster reclassering] van Reclassering Nederland naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in
zaak A- kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 23 oktober 2021 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
poging tot zware mishandeling (primair) of mishandeling (subsidiair) van [persoon 1] ;
poging tot zware mishandeling van [persoon 2] en [persoon 3] ;
vernieling van een ruit;
bedreiging van [persoon 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Aan verdachte is in
zaak B- kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
diefstal in vereniging van twee camera’s en een lens in een bedrijfspand van [naam bedrijf] in Amsterdam op 9 september 2021;
diefstal van vier laptops in een bedrijfspand van [naam stichting] in Amersfoort op 2 november 2021;
diefstal door middel van verbreking van DJ apparatuur in restaurant [naam restaurant] in ’s-Gravenhage op 28 december 2021;
diefstal in vereniging door middel van braak van drie soundmixers en twaalf cd-spelers in een container van [evenementenlocatie] op 4 maart 2022.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich in zaak A op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Uit de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en de camerabeelden volgt dat verdachte een toegangsdeurpaal heeft gepakt en aangever [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) hiermee in zijn nek heeft geslagen. Het slaan met een paal tegen het hoofd, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam, kan zwaar lichamelijk letsel veroorzaken, zoals een schedelbreuk of heftige bloedingen. Verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [persoon 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Feit 1 primair kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen. Dat verdachte heeft geprobeerd om [persoon 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een steen in zijn richting te gooien, kan naar het oordeel van de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat op de camerabeelden is te zien dat verdachte de steen richting [getuige 1] heeft gegooid. Verdachte moet dan ook van dit onderdeel van feit 1 primair worden vrijgesproken.
Uit de aangifte en de verklaringen van getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) en [getuige 1] volgt dat verdachte met kracht een steen heeft gegooid. Dit wordt ondersteund door de camerabeelden waarop is te zien dat verdachte een steen heeft gegooid richting het hoofd/bovenlichaam van [getuige 1] . Het gooien van de steen wordt ook ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant die omstanders heeft gesproken die verdachte een steen hebben zien pakken en richting [naam lounge] hebben zien lopen waarna zij een doffe klap hoorden. De steen heeft het raam van [naam lounge] geraakt. Het gooien met een steen richting het hoofd/bovenlichaam, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam, kan zwaar lichamelijk letsel veroorzaken zoals een schedelbreuk of heftige bloedingen. Verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [getuige 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Daarom kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte heeft gepoogd om [getuige 1] zwaar lichamelijk toe te brengen (feit 2). Ook kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de ruit heeft vernield (feit 3). Dat verdachte heeft geprobeerd om [getuige 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een steen in zijn richting te gooien, kan naar het oordeel van de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat op de camerabeelden is te zien dat verdachte de steen richting [getuige 1] heeft gegooid. Verdachte moet dan ook van dit onderdeel van feit 2 worden vrijgesproken.
Tot slot kan op basis van de aangifte en de verklaring van [getuige 1] wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [naam lounge] is binnengekomen en [persoon 1] heeft bedreigd door te schreeuwen dat hij hem dood zal maken en daarbij met zijn vinger een pistoolbeweging heeft gemaakt (feit 4).
De officier van justitie heeft zich in zaak B op het standpunt gesteld dat de diefstallen bij [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) (feit 1), [naam stichting] (feit 2) en [naam restaurant] (feit 3) wettig en overtuigend kunnen worden bewezen op basis van de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de laatste diefstal bij [evenementenlocatie] (feit 4).
Uit de aangifte van [naam bedrijf] blijkt dat op 9 september 2021 twee camera’s en een lens zijn gestolen. Een bijzondere opsporingsambtenaar heeft gezien dat twee mannen het bedrijfspand zijn ingegaan en naar buiten zijn gekomen met een gevulde tas en dat één van de mannen een enkelband droeg. Uit de bij de reclassering gevorderde historische gegevens blijkt vervolgens dat verdachte, die op het moment van de diefstal een enkelband droeg, zich ten tijde van de diefstal binnen vijfhonderd meter van de plaats delict heeft bevonden. Verdachte is bovendien op de camerabeelden herkend door [naam verbalisant 1] . Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij op dat moment bij de Makro in de buurt kan zijn geweest, maar de Makro ligt buiten vijfhonderd meter van de plaats delict.
Uit de aangifte van [naam stichting] blijkt dat op 2 november 2021 vier laptops zijn gestolen. De dader is op de bewegende camerabeelden door vier verbalisanten herkend als verdachte. De verbalisanten kennen verdachte ambtshalve en zij hebben hem aan specifieke kenmerken herkend.
Uit de aangifte van [naam restaurant] blijkt dat op 28 december 2021 DJ apparatuur is gestolen. De verbalisanten hebben op de bewegende camerabeelden gezien dat een man met zwarte pet is binnengekomen met een schroevendraaier en DJ apparatuur heeft meegenomen. De man is door drie verbalisanten herkend als verdachte. De verbalisanten kennen verdachte ambtshalve en zij hebben hem aan specifieke kenmerken herkend. Daarnaast is op de vluchtroute op een natte plek een droge zwarte pet aangetroffen. Op deze pet is het DNA van verdachte aangetroffen. Deze diefstal levert een diefstal door middel van braak op.
Voor de overtuiging dat verdachte deze drie diefstallen heeft gepleegd, heeft de officier van justitie laten meewegen dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstallen van geluidsapparatuur.
Uit de aangifte van [evenementenlocatie] blijkt dat op 4 maart 2022 drie soundmixers en twaalf cd-spelers zijn gestolen. Eén van de daders is door vijf verbalisanten herkend als verdachte. De
stillsvan de camerabeelden die in het dossier zitten, zijn echter onscherp en er zijn slechts delen van het gezicht te zien. Naar het oordeel van de officier van justitie kan aan de herkenningen van de verbalisanten daarom geen doorslaggevend gewicht worden toegekend. Overig bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal ontbreekt.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in zaak A bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, feit 2 en feit 4.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 aangevoerd dat verdachte met een paal tegen [persoon 1] heeft geslagen, maar dat dit geen poging tot zware mishandeling van [persoon 1] oplevert. Het is onduidelijk hoe zwaar de paal is waarmee is geslagen en [persoon 1] heeft geen letsel overgehouden aan de klap met de paal. Daarnaast is op de camerabeelden te zien dat verdachte een steen heeft gegooid, maar ook is te zien dat verdachte de steen onderhands en niet in de richting van [persoon 1] , [getuige 2] en [getuige 1] heeft gegooid.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 4 aangevoerd dat de verklaring van [persoon 1] en de verklaring van [getuige 1] over de bewoordingen die verdachte zou hebben geuit en de locatie waar hij dit zou hebben gedaan teveel van elkaar verschillen. Daarnaast is op de camerabeelden niet te zien dat verdachte een pistoolbeweging heeft gemaakt met zijn vingers.
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 3.
De verdediging heeft in zaak B bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde diefstallen.
De verdediging heeft ten aanzien van de diefstal bij [naam bedrijf] (feit 1) aangevoerd dat de herkenning van verdachte door [naam verbalisant 1] onvoldoende specifiek is om voor het bewijs te kunnen gebruiken. Dat de enkelband van verdachte zich ten tijde van de diefstal in de buurt van de plaats delict heeft bevonden, is onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal te bewijzen.
De verdediging heeft ten aanzien van de diefstal bij [naam stichting] (feit 2), [naam restaurant] (feit 3) en [evenementenlocatie] (feit 4) aangevoerd dat de herkenningen van verdachte door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn. De kenmerken waaraan zij verdachte op de beelden zouden hebben herkend, zijn onvoldoende duidelijk te zien op de
stillsvan de camerabeelden. Daarnaast kan de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal bij [naam restaurant] (feit 3) niet worden gebaseerd op het aangetroffen petje met zijn DNA, omdat het petje door iemand anders gedragen en achtergelaten kan zijn.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A - feit 1 primair: bewezenverklaring poging tot zware mishandeling [persoon 1] door te slaan met een paal;partiële vrijspraakgooien met een steen
Met de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte een poging tot zware mishandeling van [persoon 1] heeft gepleegd door [persoon 1] met kracht tegen zijn nek te slaan met een paal. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat het slaan met een paal tegen [persoon 1] geen poging tot zware mishandeling oplevert. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[persoon 1] en [getuige 1] hebben verklaard dat verdachte de paal met kracht tegen de nek van [persoon 1] heeft geslagen. De rechtbank heeft in dit verband op zitting de camerabeelden 20211024_133732 van [naam lounge] bekeken en als eigen waarneming het volgende waargenomen (minuut 00:15 – 00:27).
Verdachte pakt een toegangsdeurpaal en slaat hiermee met kracht tegen de nek van [persoon 1] . [persoon 1] komt ten val en staat enkele seconden daarna wankelend op.
De rechtbank oordeelt dat verdachte met kracht de paal heeft geslagen richting het hoofd van [persoon 1] . Het is een feit van algemene bekendheid dat palen die bij toegangsdeuren staan van zwaar gewicht zijn. Door met een zware paal met kracht te slaan richting het hoofd van [persoon 1] heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [persoon 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, zoals een hersenschudding of een schedelbreuk.
Met de verdediging oordeelt de rechtbank dat verdachte moet worden vrijgesproken van het deel van de beschuldiging dat ziet op de poging tot zware mishandeling van [persoon 1] door een steen in zijn richting te gooien.
De rechtbank heeft in dit verband op zitting de camerabeelden 20211024_170647 van [naam lounge] bekeken (minuut 05:00 - 05:05). De rechtbank heeft hierop gezien dat verdachte een steen heeft gegooid richting de ruit van [naam lounge] . Verdachte stond op dat moment nagenoeg tussen [getuige 2] en [getuige 1] in. Omdat verdachte de steen niet richting [persoon 1] heeft gegooid, oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een poging tot zware mishandeling van [persoon 1] .
Zaak A - feit 2:vrijspraakpoging tot zware mishandeling [getuige 2] en [getuige 1]
Met de verdediging oordeelt de rechtbank dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van [getuige 2] en [getuige 1] .
De rechtbank heeft in dit verband op zitting de camerabeelden 20211024_170647 van [naam lounge] bekeken (minuut 05:00 - 05:05). De rechtbank heeft hierop gezien dat verdachte een steen heeft gegooid richting de ruit van [naam lounge] . Verdachte stond op dat moment nagenoeg tussen [getuige 2] en [getuige 1] in. Omdat verdachte de steen niet richting [getuige 2] en [getuige 1] heeft gegooid, oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een poging tot zware mishandeling van [getuige 2] en [getuige 1] . De rechtbank voegt hieraan toe dat [getuige 2] en [getuige 1] geen aangifte hebben gedaan van een poging tot (zware) mishandeling.
Zaak A - feit 3: bewezenverklaring vernieling ruit
De rechtbank oordeelt - met de officier van justitie en de verdediging - dat vernieling van de ruit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van de bekennende verklaring van verdachte op zitting en de bewijsmiddelen in het dossier.
Zaak A - feit 4:vrijspraakbedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, subsidiair met zware mishandeling
Met de verdediging oordeelt de rechtbank dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreigingen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[persoon 1] heeft verklaard dat verdachte direct bij binnenkomst in [naam lounge] bij de voordeur tegen hem heeft gezegd:
“Ik ga je vermoorden. I will kill you!”[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte
“Ik maak je dood, ik maak je dood”heeft gezegd tegen [persoon 1] in het café tijdens een dans van voor naar achter. De rechtbank ziet hierin voldoende wettig bewijs voor een woordelijke bedreiging, maar de rechtbank heeft niet op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen om tot een bewezenverklaring te komen. Zo verschillen de verklaringen teveel in bewoordingen en locatie waar de bedreiging zou hebben plaatsgevonden, waardoor de rechtbank niet de overtuiging heeft dat verdachte “
I will kill you!”heeft gezegd tegen [persoon 1] .
[persoon 1] heeft ook verklaard dat verdachte richting hem een pistoolbeweging met zijn vingers heeft gemaakt. De rechtbank heeft op zitting de camerabeelden van [naam lounge] bekeken, maar hierop niet waargenomen dat verdachte met zijn vingers een pistoolbeweging heeft gemaakt richting [persoon 1] . Dit maakt dat de rechtbank verdachte ook zal vrijspreken van deze bedreiging.
Zaak B - feit 1: bewezenverklaring diefstal in vereniging bij [naam bedrijf]
Met de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat de diefstal in vereniging bij [naam bedrijf] op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal niet kan worden bewezen op grond van het in de buurt van de plaats delict uitstralen van de enkelband van verdachte. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bijzondere opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar] heeft gezien dat de man die het pand van [naam bedrijf] is binnengegaan en is teruggekomen met een gevulde tas een donkere huidskleur had, een rood/blauw trainingspak droeg en een enkelband om had. De rechtbank ziet dat deze verklaring wordt ondersteund door een
stillvan de camerabeelden van [naam bedrijf] op pagina 6 van het dossier. Hierop is de zien dat de man met het rood/blauwe trainingspak een verdikking heeft bij zijn enkel. Bij de reclassering zijn gegevens opgevraagd om te achterhalen welke persoon met een enkelband zich op 9 september 2022 heeft bevonden in de buurt van [naam bedrijf] . De reclassering heeft bericht dat er zich twee personen met een enkelband, onder wie verdachte, in een straal van 500 meter van [naam bedrijf] hebben bevonden. Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft op basis van onderzoek in het politiesysteem en de hierboven genoemde
stillgeconstateerd dat verdachte deels voldeed aan de opgegeven signalementen. De andere persoon voldeed niet aan het signalement, reeds omdat hij een andere huidskleur had dan degene op de
still. De verbalisant heeft geen duidelijke herkenning kunnen zien omdat verdachte een mondkapje droeg.
De rechtbank oordeelt dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging ten aanzien van de herkenning van verdachte door [naam verbalisant 1] , omdat zij deze herkenning niet voor het bewijs gebruikt.
Zaak B - feit 2: bewezenverklaring diefstal bij [naam stichting]
Met de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat de diefstal bij [naam stichting] op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de herkenningen van verdachte door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevinden zich duidelijke en scherpe
stillsvan de camerabeelden ten tijde van de inbraak bij [naam stichting] . De man op deze camerabeelden is door verbalisanten [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 4] en [naam verbalisant 5] afzonderlijk op basis van een
stillvan deze camerabeelden herkend als verdachte. De verbalisanten hebben verdachte herkend aan voldoende specifieke persoonskenmerken, zoals de vorm van zijn kaaklijn, mond en haarlijn. Deze persoonskenmerken zijn voldoende duidelijk te zien op de
still. Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft de man op de
stilldirect herkend als verdachte. Verbalisant [naam verbalisant 3] kent verdachte ambtshalve en heeft verdachte verschillende keren staandegehouden en overgebracht naar een politiebureau na aanhouding. Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft verdachte drie maanden vóór deze herkenning voor het laatste gezien. Verbalisant [naam verbalisant 4] en verbalisant [naam verbalisant 5] kennen verdachte ambtshalve als veelpleger en TOP600-subject. Daarnaast heeft verbalisant [naam verbalisant 5] de man op de
stilldirect herkend als verdachte en heeft hij verdachte vaker herkend op (
stillsvan) bewegende camerabeelden. De rechtbank oordeelt daarom dat de herkenningen van verdachte door de verbalisanten voldoende betrouwbaar zijn en dat hiermee buiten redelijke twijfel vaststaat dat verdachte de persoon op de camerabeelden is.
Zaak B - feit 3: bewezenverklaring diefstal door middel van verbreking bij [naam restaurant]
Met de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat de diefstal door middel van verbreking bij [naam restaurant] op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal niet kan worden gebaseerd op het aangetroffen petje met zijn DNA. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verbalisant die ter plaatse is gekomen bij [naam restaurant] heeft daar in de buurt een man met een zwart petje aangetroffen met een tas met daarin een draaitafel. Deze man is hard weggerend van deze verbalisant. Op het terrein waar de man is weggerend, is een zwart petje aangetroffen. Het petje was droog, terwijl de omgeving waar het petje lag nat was. Het petje moet daar dus kort voor het aantreffen terecht zijn gekomen. Dat deze man de dader is geweest, wordt ondersteund door de
stillsvan de camerabeelden van [naam restaurant] waarop is te zien dat de dader een zwart petje op had. Op het petje is een DNA-mengprofiel aangetroffen van verdachte en een onbekende vrouw. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat - zoals door de verdediging is aangevoerd - het petje van verdachte is geweest, maar door een andere man zou zijn gedragen bij de diefstal. In dit geval had er ook DNA van een andere man moeten zijn aangetroffen op het petje.
De verdediging heeft ook aangevoerd dat de herkenningen van verdachte door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer voor zover het de herkenning van verdachte door verbalisant [naam verbalisant 5] betreft. Verbalisant [naam verbalisant 5] heeft de man op de camerabeelden op basis van de bewegende camerabeelden direct herkend als verdachte. Deze verbalisant heeft verdachte herkend aan voldoende specifieke persoonskenmerken, zoals de vorm van zijn hoofd, kaaklijn en neus. Verbalisant [naam verbalisant 5] kent verdachte ambtshalve als veelpleger en TOP600-subject en heeft hem vaker herkend op (
stillsvan) bewegende camerabeelden. De rechtbank oordeelt daarom dat deze herkenning voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken en dat hiermee in combinatie met het aangetroffen DNA op het petje buiten redelijke twijfel vaststaat dat verdachte de persoon op de camerabeelden is.
De rechtbank gaat daarom niet in op het verweer van de verdediging ten aanzien van de herkenningen van verdachte door de overige verbalisanten, omdat zij deze herkenningen niet voor het bewijs gebruikt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor een diefstal door middel van braak. Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat sprake is van een diefstal door middel van verbreking, omdat verdachte een deurslot heeft opengedraaid met een schroevendraaier.
Zaak B - feit 4:vrijspraakdiefstal in vereniging door middel van braak bij [evenementenlocatie]
De rechtbank oordeelt - met de officier van justitie en de verdediging - dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal bij [evenementenlocatie] . De herkenningen van de verbalisanten kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat de
stillsvan de camerabeelden onvoldoende duidelijk zijn om de persoonskenmerken waaraan de verbalisanten verdachte zouden hebben herkend, te kunnen waarnemen. Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen op grond waarvan de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden vastgesteld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte
In zaak A:
1 primair.op 23 oktober 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen naar hem toe is gegaan en met kracht een paal tegen de nek van die [persoon 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.op 23 oktober 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan [persoon 1] toebehoorde, heeft vernield;
In zaak B:
1.op 9 september 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander uit bedrijfspand, gelegen aan de [adres bedrijfspand 2] , twee camera's en een lens (ter waarde van € 28.000,-) die aan [naam bedrijf] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.op 2 november 2021 te Amersfoort uit een bedrijfspand, gelegen aan [adres bedrijfspand 1] , vier laptops (merk Move) die aan [naam stichting] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.op 28 december 2021 te 's-Gravenhage uit restaurant [naam restaurant] , gelegen aan [adres restaurant] , DJ apparatuur die aan [naam restaurant] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

Verdachte heeft op zitting over zaak A verklaard dat hij geweld heeft gebruikt tegen [persoon 1] , omdat hij zichzelf moest verdedigen. De rechtbank begrijpt deze verklaring als een beroep op noodweer.
Naar het oordeel van de officier van justitie kan het beroep op noodweer niet slagen, omdat het slaan met de paal niet geboden werd door noodzakelijke verdediging. Verdachte heeft een reële en redelijke mogelijkheid gehad om zich te onttrekken. Verdachte had weg kunnen rennen, maar in plaats daarvan heeft hij willens en wetens de confrontatie opgezocht met [persoon 1] . In het dossier is bovendien geen ondersteuning te vinden voor de verklaring van verdachte dat hij door [persoon 1] zou zijn aangevallen met een knuppel.
De rechtbank oordeelt dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie heeft bevonden toen hij [persoon 1] heeft geslagen met de paal. [persoon 1] heeft in [naam lounge] geweld gebruikt tegen verdachte. Op de camerabeelden 20211025_133732 heeft de rechtbank echter waargenomen dat verdachte vervolgens buiten [naam lounge] zelf weer de confrontatie heeft opgezocht met [persoon 1] door hem met zijn vuisten aan te vallen waarna [persoon 1] achteruit week de deuropening in, en vervolgens, toen [persoon 1] weer naar buiten kwam, hem te slaan met de paal. Verdachte heeft zich dus van de geweldssituatie kunnen onttrekken en heeft het geweld buiten [naam lounge] zelf opgezocht. De rechtbank vindt dat daarom geen dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie. De poging tot zware mishandeling van [persoon 1] is daarom strafbaar.
Omdat het bestaan van een andere rechtvaardigingsgrond ook niet aannemelijk is geworden, zijn alle bewezenverklaarde feiten volgens de wet strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door haar bewezen bevonden feiten de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) moet worden opgelegd voor de duur van twee jaar zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De reclassering heeft op 11 juli 2022 geadviseerd om geen ISD-maatregel op te leggen aan verdachte, omdat dit geen gedragsverandering bij verdachte teweeg zal brengen. De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging aan te sluiten bij dit reclasseringsadvies en om aan verdachte een passende onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in zaak A schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [persoon 1] door hem met een paal op zijn nek te slaan. Het slachtoffer is hierdoor ten val gekomen en heeft pijn gevoeld. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft bovendien een ruit van het café van het slachtoffer, [naam lounge] , vernield door hier met een steen naar te gooien. Verdachte heeft hiermee veel schade en hinder toegebracht aan het slachtoffer.
Verdachte heeft zich in zaak B schuldig gemaakt aan drie diefstallen bij bedrijven, waaronder een diefstal in vereniging en een diefstal door middel van verbreking. Verdachte heeft hierbij dure apparatuur weggenomen, zoals camera’s en DJ apparatuur, en zo veel schade en hinder toegebracht aan de bedrijven.
De rechtbank heeft voor de strafoplegging gekeken naar het uitgebreide strafblad van verdachte en gezien dat verdachte in de afgelopen vijf jaar meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en hem reeds eerder een ISD-maatregel is opgelegd. Verdachte is in de afgelopen vijf jaar niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en vernieling.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte de diefstallen bij [naam stichting] en [naam restaurant] heeft gepleegd tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in zaak A.
De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsadvies van 11 juli 2022. De reclassering heeft hierin geadviseerd om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Ook heeft de reclassering hierin aangegeven dat zij geen meerwaarde ziet in het nogmaals opleggen van een ISD-maatregel aan verdachte, omdat het weinig zinvol lijkt om middels interventies het gedrag van verdachte te beïnvloeden. De rechtbank ziet dat verdachte aan de harde criteria voor een ISD-maatregel voldoet, maar ziet in het reclasseringsadvies onvoldoende aanleiding om een ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal daarom met de strafoplegging aansluiten bij dit reclasseringsadvies en géén ISD-maatregel opleggen aan verdachte.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven. Deze stellen op een bedrijfsinbraak bij veelvuldige recidive een gevangenisstraf van vier maanden onvoorwaardelijk. Op een zware mishandeling is een gevangenisstraf van drie maanden onvoorwaardelijk gesteld. Omdat verdachte een poging tot zware mishandeling heeft begaan en omdat er ook fors geweld is gebruikt tegen verdachte, zal de rechtbank de hoogte van de gevangenisstraf matigen.
De rechtbank ziet geen bijzondere persoonlijke omstandigheden waar in strafverminderende zin rekening mee moet worden gehouden.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.Beslag

Onder verdachte is in zaak A het volgende geldbedrag in beslag genomen:
- 1387 EUR (Goednummer: PL1300-2021218058-6113243).
8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geld wordt teruggegeven aan verdachte.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt kenbaar gemaakt over het in beslag genomen geld.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave van het geld aan verdachte, omdat de rechtbank geen verband ziet tussen het geld en de door de rechtbank in zaak A bewezenverklaarde feiten.

9.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

9.1.
Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [persoon 1]
De benadeelde partij heeft in zaak A € 1.800,- tot en met € 2.000,- aan materiële schadevergoeding gevorderd voor de vernieling van de ruit (feit 3). De benadeelde partij heeft daarnaast € 4.000,- gevorderd vanwege de sluiting van [naam lounge] . Tot slot heeft de benadeelde partij gevorderd om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank verklaart - zoals gevorderd door de officier van justitie en verzocht door de verdediging - de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet is onderbouwd.
9.2.
Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam stichting]
De benadeelde partij heeft in zaak B € 3.000,- tot en met € 5.000,- aan materiële schadevergoeding gevorderd voor de diefstal in haar bedrijfspand (feit 2). De benadeelde partij heeft daarnaast gevorderd om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank verklaart - zoals gevorderd door de officier van justitie en verzocht door de verdediging - de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet is onderbouwd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 302, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte in zaak A onder 2 en 4 en in zaak B onder 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 primair en 3 en in zaak B onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
In zaak A:
Feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling;
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
In zaak B:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
diefstal;
Feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
1387 EUR (Goednummer: PL1300-2021218058-6113243).
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[naam stichting] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Troost, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2022.
[bijlage 1]
[bijlage 2]
  • [bijlage 2]
  • [bijlage 2]
  • [bijlage 2]
  • [bijlage 2]
  • [bijlage 2]
  • [bijlage 2]
[bijlage 2]
  • [bijlage 2]
  • [bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]
[bijlage 2]

Voetnoten

1.Uit de bij dit proces-verbaal behorende bijlage goederen op pagina 15 van het dossier blijkt dat met het merk ‘Movo’ het merk ‘Move’ wordt bedoeld. De rechtbank leest dit verbeterd.