ECLI:NL:RBAMS:2022:5054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/131129-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van advocaten via audioberichten op WhatsApp

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van bedreiging van twee advocaten via audioberichten op WhatsApp. De bedreigingen vonden plaats in de periode van 10 tot en met 13 mei 2021. De rechtbank heeft op 13 juli 2022 uitspraak gedaan na een zitting waarin de officier van justitie, mr. M. Lommers, de vordering heeft gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. van Riet, zijn verdediging heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte meerdere dreigende uitspraken die de verdachte via WhatsApp aan de advocaten heeft gestuurd, waarin hij hen bedreigde met geweld en zware mishandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen zijn, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit en de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed heeft gehad op de strafmaat.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 dagen geëist, waarvan 32 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met 22 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, omdat de verdachte niet openstaat voor behandeling van zijn stoornis. De rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de ernst van de bedreigingen en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/131129-21
Datum uitspraak: 13 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[woonadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Lommers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. van Riet naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 10 mei 2021 tot en met 13 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, in elk geval eenmaal, [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [persoon 1] en/of [persoon 2], door middel van audioberichten via Whatsapp, dreigend de woorden toe te voegen:
"Maar no spang ik ben maandag daar. Zorg dat die fucking popo daar staat want dan gaan we
zien”
en/of
“Hey conjo, zet je klaar maandag. Ik zeg jouw vriend fucking dertig kogelgaten in die ding. Dertig die hele fucking magazijn gaat leeg. Dreigementen, we gaan zien who the fuck is dreigement“
en/of
“Maandag kom ik naar kantoor. [achternaam] dit moet fucking genoeg zijn. Nemen, dreigen blah blah blah je zoontje mij aan het lijntje houden. We gaan zien maandag.”
en/of
“Haha maandag ben ik daar. We gaan zien wattuuh. Zorg dat ze daar zijn. Dat ze mij kunnen
meenemen, dat jij veilig kan blijven.“,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart, gelet op de bekennende verklaring van verdachte op de zitting en de bewijsmiddelen in het dossier, de bedreiging van [persoon 1] en [persoon 2] wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op tijdstippen gelegen in de periode van 10 mei 2021 tot en met 13 mei 2021 in Nederland, meermalen [persoon 1] en [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [persoon 1] en [persoon 2], door middel van audioberichten via Whatsapp, dreigend de woorden toe te voegen:
"Maar no spang ik ben maandag daar. Zorg dat die fucking popo daar staat want dan gaan we
zien.”
en
“Hey conjo, zet je klaar maandag. Ik zeg jouw vriend fucking dertig kogelgaten in die ding. Dertig die hele fucking magazijn gaat leeg. Dreigementen, we gaan zien who the fuck is dreigement.“
en
“Maandag kom ik naar kantoor. [achternaam] dit moet fucking genoeg zijn. Nemen, dreigen blah blah blah je zoontje mij aan het lijntje houden. We gaan zien maandag.”
en
“Haha maandag ben ik daar. We gaan zien wattuuh. Zorg dat ze daar zijn. Dat ze mij kunnen
meenemen, dat jij veilig kan blijven.“
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 32 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte in ieder geval geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het voorarrest. Verdachte heeft het feit bekend, geeft toe dat het stom was en realiseert zich dat deze berichten echt niet konden. Inmiddels is het 15 maanden geleden dat verdachte voor deze zaak in voorarrest heeft gezeten. Sindsdien zijn er geen incidenten meer geweest. Verdachte heeft goed meegewerkt met de reclassering en zit in een positieve flow. Het belangrijkste is dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, de persoon van verdachte en de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een eenvoudig belediging is een geldboete als oriëntatiepunt genoemd. De hoogte van de op te leggen straf in een individueel geval wordt sterk bepaald door de aard van de belediging en de mate waarin deze als kwetsend is ervaren. In dat geval valt de straf hoger uit.
Verdachte heeft zich in een periode van drie dagen meermaals schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn advocaat en diens vader tevens kantoorgenoot. De bedreigingen die worden geuit zijn ernstig; verdachte heeft onder meer gedreigd om naar het kantoor van de advocaat te komen en om een magazijn met dertig kogels te legen. De rechtbank rekent het verdachte extra aan dat deze bedreigingen zijn geuit jegens een professionele hulpverlener. Daarbij komt dat verdachte zich blijkens zijn justitiële documentatie in het verleden al eerder schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging.
Verdachte heeft met zijn gedrag herhaaldelijk grenzen overschreden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde omstandigheden een geldboete niet in verhouding staat tot de ernst van het feit en dat een gevangenisstraf geboden is.
De rechtbank vindt echter dat verdachte niet opnieuw de gevangenis in moet. Verdachte is sinds de schorsing van zijn voorarrest in mei 2021 niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het Pro Justitia rapport van 29 september 2021. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake lijkt te zijn van een gebrekkige manier van omgaan met tegenslag en frustratie. Bij verdachte uit zich dat in een periodieke explosieve stoornis; verdachte uit zijn frustratie met agressief geladen uitspraken. Verdachte is volgens de psycholoog wel in staat om in te zien dat het tenlastegelegde in strijd met het recht is. Door de periodieke explosieve stoornis kan verdachte echter zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht niet geheel in vrijheid bepalen. Om die redenen adviseert de psycholoog om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank begrijpt dit zo dat verdachte wel weet dat de berichten die hij stuurde bedreigingen waren en dat hij met het versturen van deze berichten een grens is overgegaan, maar dat verdachte door zijn stoornis zijn gedrag niet goed kan aanpassen. De rechtbank neemt daarom het advies van de psycholoog over en rekent verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe.
De rechtbank vindt het wel belangrijk dat verdachte niet opnieuw de fout ingaat. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel opleggen, als zogenaamde stok achter de deur. De psycholoog adviseert dat aan een deels voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Verdachte zou volgens de psycholoog een behandeling moeten volgen die gericht is op het hanteren van tegenslag, frustratie en boosheid. Op die manier zou de kans op herhaling kunnen worden beperkt. De rechtbank heeft daarom op de zitting verdachte voorgehouden dat een behandeling hem zou kunnen helpen om zijn boosheid en frustratie op een andere manier te uiten. Met verdachte is de mogelijkheid van behandeling door een instelling zoals bijvoorbeeld De Waag besproken. Ook heeft de rechtbank besproken dat verdachte zou kunnen worden begeleid door de reclassering. Verdachte heeft echter verklaard dat hij niet openstaat voor behandeling en hier niet aan mee zal werken. De rechtbank ziet dat de reden dat verdachte weigert mee te werken aan behandeling voor zijn stoornis, gelegen is in diezelfde stoornis. Verdachte dwingen tot een behandeling zal in dit specifieke geval averechts werken. Om die reden rekent de rechtbank verdachte deze weigering niet aan. De rechtbank zal daarom geen bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel. Het is daarmee aan verdachte zelf om ervoor te zorgen dat hij op een effectieve manier leert omgaan met zijn gevoelens en dat hij niet opnieuw de fout ingaat.
De rechtbank ziet in de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte redenen om ten gunste van verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikel 14a, 14b, 14c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een deel van deze gevangenisstraf, groot
22 (tweeëntwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Troost, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2022.
[bijlage]