ECLI:NL:RBAMS:2022:5044

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/713754 / HA ZA 22-139
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschappelijke woning na beëindiging van de samenlevingsovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2022, betreft het een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van hun gemeenschappelijke woning na de beëindiging van hun samenleving. De partijen, die samen kinderen hebben, hebben een samenlevingsovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de kosten van de huishouding en de verdeling van gemeenschappelijke goederen. De man heeft de overeenkomst opgezegd en vordert de woning aan hem toe te delen, terwijl de vrouw verzoekt om de woning te verkopen en de opbrengst te verdelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over de verdeling van de woning, waardoor de rechter de verdeling moet vaststellen op basis van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij in staat is de woning over te nemen en de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de waarde van de woning op het moment van de verdeling moet worden vastgesteld, en niet op het moment van de opzegging van de samenlevingsovereenkomst.

De rechtbank heeft de vorderingen van de man afgewezen en gelast dat de woning wordt verkocht via AVT Makelaars te Diemen. De verkoopopbrengst zal gelijkelijk tussen partijen worden verdeeld, na aflossing van de hypothecaire schulden. De man is veroordeeld tot het verbeuren van een dwangsom indien hij niet meewerkt aan de verkoop en levering van de woning. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/713754 / HA ZA 22-139
Vonnis van 31 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.H. Visser,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.G. Ton.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 juni 2022;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 juli 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en samengewoond. De relatie tussen partijen is begin 2021 verbroken.
2.2.
Partijen hebben samen de volgende kinderen:
- [jongmeerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 t [geboorteplaats] .
De man heeft de kinderen erkend en partijen oefenen gezamenlijk het gezag over (nu nog) [minderjarige] uit.
2.3.
Op 7 maart 2002 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten. In de samenlevingsovereenkomst zijn partijen – voor zover in dezen van belang – het volgende overeengekomen:
Doel
Artikel 1
Met deze overeenkomst willen partijen onder meer regelen:
a. de kosten van de huishouding;
b. de gemeenschappelijke goederen;
c. de gemeenschappelijke woning;
d. de pensioentoekenning.
Partijen beschouwen deze regeling mede als voldoening aan een dringende verplichting van moraal en fatsoen.
Zij komen overeen deze natuurlijke verbintenis hierbij om te zetten in een rechtens afdwingbare.
Gemeenschappelijke huishouding
Artikel 3
(…)
2. Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
(…)
4. Indien slechts een van de partijen inkomen heeft, komen de kosten van de gemeenschappelijke huishouding geheel ten laste van die partij.
5. Indien het inkomen niet toereikend is, is iedere partij gehouden naar evenredigheid van haar vermogen het tekort aan te vullen.
Artikel 4
(…)
3. Indien ter financiering van de door partijen gezamenlijk te bewonen woning en van zaken aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding een geldlening is aangegaan, zal de rente worden gerekend tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Zijn bedoelde zaken gemeenschappelijk eigendom, dan wordt ook de aflossing tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding gerekend. (…)
Gemeenschappelijke inboedel
Artikel 5
Inboedelgoederen (in de zin van artikel 5, Boek 3, Burgerlijk Wetboek) aangeschaft ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding, met inbegrip van meubelen, elektrische apparaten, vervoermiddelen en boekerijen, alsmede verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard, zullen partijen ieder voor de onverdeelde helft toebehoren.
Voor zover nodig leveren en aanvaarden partijen over en weer aan en van elkaar de onverdeelde helft in bovenbedoelde huidige en toekomstige zaken.
Gemeenschappelijk bewoonde woning
Artikel 6
(…)
4. Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning en/of een door hen gezamenlijk te gebruiken tweede woning gezamenlijk wordt verkregen, zal de partij die uit eigen middelen meer dan haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij. Deze vordering is opeisbaar bij vervreemding van de woning en bij ontbinding van deze overeenkomst. De vordering zal geen rente dragen.
Einde
Artikel 7
Deze overeenkomst eindigt:
a. door opzegging door één van de partijen op het tijdstip tegen welke de opzegging is gedaan. De opzegging geschiedt bij aangetekende schrijven gericht aan de wederpartij, waarbij een opzegtermijn van ten minste één maand in acht genomen moet worden.
(…)
d. indien, zonder dat een opzegging als in sub a bedoeld heeft plaatsgevonden, partijen in gezamenlijk overleg de overeenkomst feitelijk hebben beëindigd en zijn overgegaan tot verdeling van hun gezamenlijke vermogensbestanddelen.
Artikel 9
1. Indien de overeenkomst eindigt door opzegging (…) zijn partijen verplicht er aan mee te werken:
a. dat ieder in het bezit gesteld wordt van zijn of haar privé-goederen;
b. dat aan iedere partij worden toebedeeld en geleverd de goederen die hij/zij heeft aangebracht.
2. Het overig gemeenschappelijk vermogen zal zo spoedig mogelijk door partijen bij helfte worden verdeeld.
(…)
4. Voor de bepaling van het zuiver saldo van het overig gemeenschappelijk vermogen, bedoeld in lid 2, zal per de dag van het eindigen van de overeenkomst een staat van baten en schulden worden opgesteld.
Op deze staat worden de goederen opgenomen voor de waarde, daaraan toegekend door partijen in onderling overleg.
Bij de waardering van onroerende zaken moet worden uitgegaan van de waarde in onbewoonde staat.
De schulden zullen op de staat worden opgenomen met inachtneming van de regels, die gelden voor successie-aangiften.
Voor zover partijen over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, vindt de verdeling plaats op de wijze als bepaald in artikel 3:185 Burgerlijk Wetboek.
5. Indien door de ene partij een uitkering wegens overbedeling moet worden gedaan aan de andere partij, zal de schuldenaar de bevoegdheid hebben de uitkering te voldoen in vijf gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt zes maanden na het eindigen van de overeenkomst.
Over het nog niet betaalde deel van de uitkering is door de schuldenaar een rentevergoeding verschuldigd gelijk aan de wettelijke rente.
De schuldeiser heeft de bevoegdheid zekerheidsstelling te vragen voor de nakoming van de uit dit lid voortvloeiende verplichtingen.
2.4.
De man heeft bij aangetekend schrijven en gewone post van 14 februari 2021 de samenlevingsovereenkomst met de vrouw opgezegd. De vrouw had de gemeenschappelijke woning toen al verlaten.
2.5.
Partijen hebben de woning aan de [adres ] (hierna: de woning) gezamenlijk in eigendom. De man en de dochter van partijen wonen in de woning.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de woning aan de [adres ] met de daarop rustende hypothecaire schuld aan hem toe te delen onder de verplichting zorg te dragen voor doorhaling van de vrouw als schuldenares van de op de woning rustende hypotheekschuld, onder voorwaarde dat hij daartoe een (aanvullende) financiering verkrijgt mede bestemd om de vrouw de helft van de overwaarde te betalen;
II. te bepalen dat de uitkering wegens overbedeling aan de vrouw dient te worden voldaan in vijf jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn ingaat onmiddellijk bij het transport van de onverdeelde helft van de woning aan hem en de overige termijnen in vier gelijke jaarlijkse termijnen;
III. te bepalen dat voor de waarde van de woning ingevolge het bepaalde in punt 9.4. van de samenlevingsovereenkomst de waarde in onbewoonde staat door AVT Makelaars B.V. gevestigd aan de Arent Krijtsstraat 19 te Diemen dient te worden vastgesteld per datum van de beëindiging van de samenlevingsovereenkomst, derhalve op 16 maart 2021, zijnde een maand en een dag na de opzegging d.d. 14 februari 2021 van de samenlevingsovereenkomst;
IV. te verklaren voor recht dat de (uit zijn vermogen betaalde) kapitaal/levensverzekering, verbonden aan de hypotheek van de woning van partijen, zonder nadere verrekening aan hem wordt toegedeeld subsidiair dat hij bij toedeling van de onverdeelde helft van de woning aan hem voor de alsdan opgebouwde waarde van deze verzekering een vordering heeft op de vrouw;
V. de vrouw te bevelen alle medewerking te verlenen aan notariële overdracht van de onverdeelde helft van de woning aan hem en vervangende toestemming hiervoor aan hem te verlenen als de vrouw niet binnen 14 dagen na oproeping door een door hem aan te wijzen notaris haar medewerking hieraan heeft verleend.
3.2.
De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen om, binnen zeven dagen nadat dit vonnis aan de man is betekend, zijn medewerking te verlenen om tot verkoop van de woning door AVT Makelaars te Diemen en opdracht tot verkoop te verstrekken tegen een koopprijs zoals getaxeerd op 7 februari 2022, dat de uiteindelijke onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van de woning, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen waarde kan worden gerealiseerd;
II. de man te veroordelen om op eerste schriftelijk verzoek van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het binnen 48 uur ondertekenen van een verkoopovereenkomst, waarbij de onderhavige woning wordt verkocht, zulks subsidiair door een koopprijs zoals vastgesteld op 7 februari 2022, althans en door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag en daarbij te bepalen dat, indien en voor zover de man geen medewerking mocht verlenen aan de totstandkoming van de overeenkomst tot verkoop, dit vonnis in de plaats zal treden van dat deel van de op te stellen overeenkomst tot verkoop dat ziet op de vereiste wilsverklaring van de man, als ook;
III. de man te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de kopende partij op datum met kopers overeen te komen;
IV. en daarbij te bepalen dat, indien en voor zover de man geen medewerking mocht verlenen aan de levering van de woning, dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van een deel van de op te stellen notariële akte van levering, te weten voor wat betreft de ontbrekende wilsverklaring van de man;
V. zulks onder de bepaling dat de man een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag, waaronder een dagdeel heeft te gelden als een gehele dag en dit to een maximum van € 50.000,- dat hij in gebreke blijft dan wel een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
VI. de man te veroordelen te voldoen aan haar een schuld wegens onderbedeling vast te stellen aldus, dat deze bestaat uit de verkoopprijs van de woning, vermeerderd met de omvang van de hypothecaire geldlening en de verkoop- en leveringskosten die zijn gemoeid met de woning en vermeerderd met de opbrengst uit hoofde van de afkoop van de polis van de kapitaal-/levensverzekering is verschuldigd, althans en door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
VII. de man te veroordelen in de proceskosten van dit geding.
3.4.
De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De man stelt dat hij de woning over wil nemen. Volgens de man is hij daartoe in staat indien hij de overbedelingsvergoeding in vijf jaarlijkse termijnen aan de vrouw mag voldoen, conform artikel 9, lid 5 van de samenlevingsovereenkomst. Volgens de man zijn partijen deze bepaling expliciet overeengekomen, zodat een partij niet op straat zou komen te staan. De man stelt dat nu de waarde van de woning hoger is dan de hypotheekschuld sprake is van overbedeling in de zin van lid 5 van artikel 9. De man wenst conform de samenlevingsovereenkomst uit te gaan van de waarde van de woning per datum opzegging samenlevingsovereenkomst. Volgens de man heeft hij zich ingespannen voor de verdeling van de woning, maar stelt de vrouw zich weigerachtig op waardoor er tot op heden niet verdeeld is. Voor het geval dat niet van de waarde op het moment van opzegging van de samenlevingsovereenkomst wordt uitgegaan, stelt de man dat er een nieuwe taxatie plaats moet vinden. De man stelt verder dat de waarde van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde kapitaalverzekering alleen aan hem toekomt, omdat de premies daarvan betaald zijn vanaf zijn zakelijke bankrekening. De man verweert zich tegen de door de vrouw gevorderde verkoop van de woning. De man heeft de woning nodig, omdat zijn onderneming, een transportbedrijf, op het adres is gevestigd. De bussen van zijn onderneming zijn bij de woning gestald en de bedrijfsadministratie is in de woning ondergebracht. Bovendien woont de man samen met de minderjarige dochter van partijen in de woning.
4.2.
De vrouw betwist dat de man in staat is de woning toegedeeld te krijgen. Volgens de vrouw legt de man geen enkel bewijsstuk over waaruit blijkt dat hij de woning kan financieren. Alleen daarom al moet zijn vordering, aldus de vrouw, worden afgewezen.
De vrouw betwist ook dat van de waarde per ontbinding samenlevingsovereenkomst moet worden uitgegaan. Partijen zijn er niet samen uitgekomen en de verdeling ligt thans aan de rechter voor. De vrouw betwist ook dat de man in staat zou zijn de woning over te kunnen nemen. De man legt geen stukken ter zake over. De vrouw betwist ook dat artikel 9 lid 5 van de overeenkomst van toepassing is. Volgens de vrouw is er geen sprake van overbedeling, omdat het alleen gaat om de verdeling van de woning, derhalve van één goed waarbij partijen een gelijke waarde toegedeeld krijgen. De premies voor de kapitaalverzekering behoren op grond van de samenlevingsovereenkomst tot de kosten van de huishouding. Daarom dient de waarde van de verzekering bij helfte te worden verdeeld, aldus de vrouw.
De vrouw stelt dat de woning zo snel mogelijk moet worden verkocht via AVT Makelaars te Diemen. Dit is de makelaar die de woning al eerder heeft getaxeerd. Na verkoop dient aldus de vrouw, de overwaarde bij helfte te worden verdeeld. De vrouw heeft haar aandeel in de overwaarde nodig om zelfstandige woonruimte voor haar en de jongmeerderjarige zoon van partijen te kunnen betalen.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen hebben niet tot overeenstemming over de verdeling kunnen komen, zodat ingevolge artikel 9 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is. Indien de rechter op grond van dit artikel de verdeling vaststelt, is het uitgangspunt dat uitgegaan wordt van de waarde op het moment van de verdeling, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hiervan moet worden afgeweken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die maken dat afgeweken moet worden van dit uitgangspunt. De enkele – niet onderbouwde – stelling dat de vrouw de verdeling heeft getraineerd is gelet op de betwisting door de vrouw daarvoor onvoldoende. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van de waarde van de woning op het moment van de verdeling, dan wel een waarde op een datum die daar zo dicht mogelijk bij ligt.
4.4.
De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij in staat is de woning te financieren, waarbij de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verklaard dat hij geen nieuwe hypothecaire geldlening kan krijgen. De man kan, zo stelt hij, de huidige hypothecaire geldlening overnemen maar daarbij verlangt de bank dan wel een aflossing van ruim € 34.000,-. Naar eigen zeggen wil de bank de man namelijk maar een lening verstrekken van € 320.000,-, terwijl de huidige hypothecaire geldlening ruim € 354.000,- bedraagt. Gelet daarop toont de man naar het oordeel van de rechtbank niet aan dat hij in staat is de vrouw te doen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid onder betaling van de helft van de overwaarde aan de vrouw en moet zijn vordering om die reden worden afgewezen. Dit zou niet anders zijn indien sprake is van een overbedeling in de zin van artikel 9 lid 5 van de samenlevingsovereenkomst en de man het aandeel van de vrouw in de overwaarde in vijf termijnen zou mogen betalen. Volgens deze bepaling had de eerste termijn binnen zes maanden na het eindigen van de samenlevingsovereenkomst voldaan moeten worden, zodat de man thans bij overname direct twee termijnen zou moeten betalen. Tijdens de mondelinge behandeling is niet gesteld dat de man dit kan betalen. Daar komt nog bij dat partijen tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2021 bij het Gerechtshof Amsterdam zijn overeengekomen dat de man drie maanden de tijd krijgt om de woning op zijn naam te krijgen en verdere financiële zaken te regelen, zoals blijkt uit het door de vrouw overgelegde proces-verbaal. Deze termijn is inmiddels ruim drie maanden verstreken.
4.5.
Ten aanzien van de waarde van de kapitaalverzekering overweegt de rechtbank als volgt. Naar vaste rechtspraak wordt de betaling van een premie voor een kapitaalverzekering die bedoeld is om te zijner tijd de hypothecaire geldlening mee af te lossen gelijk gesteld met een aflossing op de hypothecaire geldlening. Partijen zijn in artikel 4 lid 3 van de samenlevingsovereenkomst overeengekomen dat aflossingen op een lening aangegaan voor een gemeenschappelijke zaak tot de kosten van de huishouding worden gerekend. Partijen zijn in artikel 3 van de samenlevingsovereenkomst verder overeengekomen dat de kosten van de huishouding naar evenredigheid van hun inkomen en, als dat niet toereikend is, vermogen worden gedragen. De premies voor de kapitaalverzekering zijn betaald van de zakelijke rekening van de man. De onderneming van de man is echter een eenmanszaak, zodat geen sprake is van een afgescheiden vermogen. Het vermogen van de onderneming behoort dus tot het privé vermogen van de man. Er dient daarom vanuit te worden gegaan dat de man de premies heeft betaald. De man heeft niet aangevoerd dat zijn aandeel in de kosten van de huishouding (waaronder de betaalde premies) niet evenredig is geweest naar zijn inkomen. De omstandigheid dat de man de premies heeft betaald maakt dan ook niet dat de waarde van de kapitaalverzekering aan hem toekomt. Deze waarde is ten laste van de gezamenlijke huishouding opgebouwd en dient daarom bij helfte te worden verdeeld.
4.6.
De rechtbank zal, nu de vorderingen van de man worden afgewezen, omdat niet vast is komen te staan dat hij de woning toegedeeld kan krijgen, conform de vorderingen van de vrouw beslissen en wel aldus dat de verkoop van de woning wordt gelast. Daarbij overweegt de rechtbank dat het de man vrij staat, indien hij tot financiering daarvan in staat is onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, de woning over te nemen voor de waarde waartegen de woning in de verkoop wordt gezet.
4.7.
Voornoemde verkoop zal dienen te geschieden door een gezamenlijke opdracht van partijen binnen zeven dagen na dit vonnis aan AVT makelaars te Diemen. Dit is de makelaar die de woning al eerder heeft getaxeerd.
4.8.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen, derhalve dient niet nog eerst een taxatie plaats te vinden. Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen dan zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs.
4.9.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zo ver die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten en kunnen bepalen.
4.10.
Beide partijen zijn gehouden aan deze verkoop en de daaropvolgende overdracht mee te werken.
4.11.
Indien de man geen medewerking verleent aan de totstandkoming van de overeenkomst tot verkoop en/of levering van de woning, zal dit vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treden van dat deel van de op te stellen overeenkomst tot verkoop dat ziet op de vereiste wilsverklaring van de man en/of dat deel van de op te stellen notariële akte van levering voor wat betreft de ontbrekende wilsverklaring van de man.
4.12.
Iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
4.13.
Na verkoop en overdracht van de voormalige echtelijke woning wordt de verkoopopbrengst, na aflossing van de hypothecaire schulden, gelijkelijk tussen partijen verdeeld. In dit kader zal de aan de hypothecaire lening verbonden kapitaalverzekering worden afgekocht en zal de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen worden verdeeld, dan wel zal de waarde in mindering worden gebracht op de restschuld.
4.14.
De vordering van de vrouw om te bepalen dat de man een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat hij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen wijst de rechtbank toe, omdat de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd. Wel zal de rechtbank in afwijking van de vordering een lager maximum bepalen en wel tot een maximum van
€ 25.000,-.
4.15.
De vordering de man te veroordelen aan de vrouw te voldoen een schuld wegens onderverdeling wijst de rechtbank af. De levering van de woning zal immers via de notaris plaatsvinden, waarna de notaris aan ieder van partijen de helft van de overwaarde uit zal keren. De vrouw heeft daarom geen belang bij haar vordering.
4.16.
De overige stellingen van partijen behoeven, gelet op het vorenstaande, geen nadere bespreking meer nu zij niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
4.17.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling als volgt:
bepaalt dat partijen binnen zeven dagen na heden gezamenlijk aan AVT Makelaars te Diemen opdracht zullen geven tot verkoop van de woning gelegen aan de [adres ] tegen een door partijen overeen te komen verkoopprijs;
bepaalt dat als partijen binnen twee weken na de opdrachtverlening geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkooprijs, partijen aan de makelaar kunnen verzoeken om de verkoopprijs bindend vast te stellen;
bepaalt dat als de verkoopprijs bindend is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;
bepaalt dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
bepaalt dat de hypothecaire geldleningen bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
bepaalt dat de aan de hypothecaire geldlening verbonden kapitaalverzekering wordt afgekocht en bij helfte verdeeld dan wel wordt gebruikt voor de aflossing van de hypothecaire geldlening;
bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld;
bepaalt dat voor zover de man weigerachtig is zijn medewerking te verlenen dit vonnis in de plaats treedt van dat deel van de op te stellen overeenkomst tot verkoop dat ziet op de vereiste wilsverklaring van de man en van dat deel van de op te stellen notariële akte van levering dat ziet op de ontbrekende wilsverklaring van de man;
5.2.
veroordeelt de man tot verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat hij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen tot een maximum van € 25.000,-;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.J. van der Veen als griffier op 31 augustus 2022.