3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering voor vonnis VIII K 1053/17 moet worden geweigerd. De door het IRC gestelde vraag ten aanzien van dit vonnis – namelijk of de opgeëiste persoon de oproep
in his handsheeft ontvangen – is niet volledig beantwoord. De opgeëiste persoon betwist dat hij van de zitting op de hoogte was. Bovendien wordt de referentie soms als VIII K 1053/17 en soms als VIII K 1053/16 geschreven, zodat niet duidelijk is of het gaat om dezelfde vonnissen.
Ten aanzien van vonnis VIII K 1778/09 is geen van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden aan de orde en zou pas op de zitting van 9 juni 2010, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, een adresinstructie zijn gegeven. Ook ten aanzien van dat vonnis is de raadsman van mening dat de overlevering moet worden geweigerd. Bovendien bestaat over de executie van de voorwaardelijke straf onduidelijkheid. Hoewel in de aanvullende informatie vermeld staat dat er ‘
no margin of discretion’is geweest, blijkt uit het EAB dat de aanvankelijk opgelegde – voorwaardelijke – gevangenisstraf straf met 70 dagen is verminderd. Dit zou ertoe kunnen leiden dat ook de omzettingsbeslissing moet worden getoetst aan artikel 12 OLW.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan de overlevering in de weg staat. Voor vonnis VIII K 1053/17 geldt dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard, wat de uitvaardigende justitiële autoriteit bevestigd heeft in de aanvullende informatie. De omzetting van de voorwaardelijke straf in de beslissing VIII Ko 2167/14 betreft een kale omzetting, zodat die gelet op de zogeheten Ardic-rechtspraak niet getoetst dient te worden aan artikel 12 OLW. Voor het vonnis VIII K 1778/09 geldt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure.
Ten aanzien van vonnis VIII K 1053/17
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Het is de rechtbank niet duidelijk of zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan vanwege het volgende.
In het onderdeed d) van het EAB is het volgende vermeld:
‘
The person was summoned in person on 15.12.2016 and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial.’
Het IRC heeft op 14 juni 2022 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit het volgende gevraagd:
According to section D of the EAW, the wanted person was summoned in person on 15 December 2016. Could you please inform us this means that he received the notification personallyin his hands?
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 23 juni 2022 daarop als volgt geantwoord:
We […] would like to inform you that the requested person received the notice of the hearing in person on 15 December 2016.
De door het IRC gestelde vraag – namelijk of de opgeëiste persoon de oproep
in his handsheeft ontvangen, is met de bovenstaande reactie van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet (afdoende) beantwoord. Bovendien ziet de rechtbank dat de referenties VIII K 1053/16 en VIII K 1053/17 in het EAB door elkaar worden gebruikt. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de volgende vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
- Heeft de opgeëiste persoon de oproep voor de zitting voorafgaand aan vonnis VIII K 1053/17 in persoon in ontvangst genomen, inhoudende dat hij de oproep in zijn eigen handen heeft ontvangen?
- Welke referentie moet worden gekoppeld aan de
judgementvan de
District Court Poznań – Grunwald and Jezyce in Poznań(Polen) van 8 februari 2017. Is dat VIII K 1053/16 of VIII K 1053/17? De rechtbank wil in dat verband graag weten of VIII K 1053/16 en VIII K 1053/17 twee verschillende vonnissen zijn, of dat er sprake is van een kennelijke schrijffout.
Ten aanzien van vonnis VIII K 1778/09 en de beslissing VIII Ko 2167/14
In het EAB onder B) staat vermeld:
[…] pursuant to the decision of 08 july 2014 (reference number VIII Ko 2167/17), the District Court Poznań – Stare Miasto in Poznań ordered execution of the penalty of 1 year and 6 months’ imprisonment of [opgeëiste persoon], and the custodial penalty was reduced by 70 days.
Onder C) staat als ‘
remaining term of imprisonment’in het EAB vermeld:
a penalty of 1 year and 8 days’ imprisonment (the total of 172 days, i.e. 70 days (the period by which the custodial penalty was reduced) and the period between 03.09.2015, 11:50 hours and 14.12.2015 (i.e. 102 days).
Het IRC heeft op 14 juni 2022 navraag gedaan over de reductie van de straf met 70 dagen. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 6 juli 2022 daarop het volgende antwoord gegeven:
The District Court in Poznań, III Criminal Division […] kindly informs that the Court, while ordering the execution of the sentence, had no discretion as it was already bound by the judgment in case VIII K 1778/09.
Het is de rechtbank – ook na het gegeven antwoord – niet duidelijk wat de reden is voor de reductie van de straf met 70 dagen. Zij ziet dan ook aanleiding om de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te (laten) stellen:
- Waarop is de aftrek van de straf met 70 dagen in vonnis VIII Ko 2167/14 gebaseerd, en bestond daarbij beoordelingsruimte voor de bevoegde instantie?
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van nadere informatie.