ECLI:NL:RBAMS:2022:5012

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
9392197 CV EXPL 21-11870
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutie van vliegtickets na annulering door KLM en de rol van tussenpersonen in de contractuele relatie

In deze zaak vorderden twee passagiers, die hun vliegtickets via D-Reizen hadden geboekt, restitutie van de ticketprijs van KLM na annulering van hun vluchten door de coronapandemie. De passagiers hadden in totaal € 2.079,13 betaald voor hun tickets, maar KLM had slechts € 1.928,18 aan D-Reizen gerestitueerd, de tussenpersoon. KLM stelde dat zij geen contractuele relatie had met de passagiers en dat zij bevrijdend had betaald aan D-Reizen, haar contractuele wederpartij. De passagiers voerden aan dat de Verordening (EG) nr. 261/2004 hen recht gaf op terugbetaling van de volledige ticketprijs door KLM, ongeacht de tussenkomst van D-Reizen.

De kantonrechter oordeelde dat KLM wel degelijk verplicht was om de ticketprijs aan de passagiers terug te betalen, omdat de Verordening hen het recht op terugbetaling verleent, ongeacht of er een directe overeenkomst met KLM was. De rechter wees erop dat de luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk blijft voor de terugbetaling aan de passagiers, zelfs als de tickets via een tussenpersoon zijn geboekt. KLM's verweer dat zij niet twee keer de ticketprijs moest betalen, werd verworpen, omdat de passagiers recht hadden op terugbetaling van het bedrag dat zij aan D-Reizen hadden betaald.

Uiteindelijk werd KLM veroordeeld tot betaling van € 2.079,13 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 april 2021. De vordering in reconventie van KLM werd afgewezen, en KLM werd ook veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de rechten van passagiers onder de Europese Verordening en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in geval van annuleringen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9392197 CV EXPL 21-11870
vonnis van: 26 augustus 2022
fno.: 33623

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1] ,

2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
nader tezamen te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. R. Bos,
t e g e n

de naamloze vennootschap

KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
nader te noemen: KLM,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 augustus 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende antwoord in reconventie, met producties,
- de conclusie van repliek tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek tevens houdende repliek in reconventie, met een productie;
- de akte reactie eisers tevens houdende dupliek in reconventie.
KLM heeft verzocht om een mondelinge behandeling van de zaak. Bij rolmededeling van 25 maart 2022 is een mondelinge behandeling bepaald. De passagiers hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling aanvullende stukken overgelegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juni 2022. Namens de passagiers zijn verschenen mr. R. Kuilman en de gemachtigde. Namens KLM zijn [naam 1] en
[naam 2] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, KLM mede aan de hand van een pleitnotitie, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten in conventie en reconventie

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Eiser sub 1 heeft op 13 januari 2020 bij reisorganisatie D-Reizen vliegtickets geboekt voor hemzelf en eiser sub 2, voor de volgende vluchten in april 2020:
02/04/2020 Amsterdam – Sao Paulo (Brazilië) KL 0791
02/04/2020 Sao Paulo – Buenos Aires (Argentinië) KL 9221
13/04/2020 Buenos Aires – Sao Paulo G3 3745
22/04/2020 Sao Paulo – Amsterdam KL 0792
De vluchten zouden worden uitgevoerd door KLM.
1.2.
De passagiers hebben aan D-Reizen een bedrag van € 2.079,13 voor de tickets betaald. D-Reizen heeft de tickets via een tussenpersoon bij KLM geboekt voor een bedrag van € 1.928,18.
1.3.
Ten gevolge van de coronapandemie heeft KLM de vluchten geannuleerd.
1.4.
Op 8 december 2020 heeft KLM het bedrag van € 1.928,18 (via de tussenpersoon) aan D-Reizen gerestitueerd.
1.5.
Op 30 maart 2021 heeft Aviclaim namens de passagiers KLM gesommeerd tot betaling van € 2.079,13 met rente en kosten.
1.6.
KLM heeft op de sommatie gereageerd dat zij de ticketprijs reeds heeft gerestitueerd aan de reisagent. KLM geeft aan dat zij niet nogmaals restitutie van de tickets kan aanbieden.
1.7.
Op 6 april 2021 is het faillissement van D-Reizen uitgesproken.

Vordering en verweer in conventie

2. De passagiers vorderen dat KLM bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.079,13 aan hoofdsom, met wettelijke rente;
b. € 311,87 aan buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente;
c. de proceskosten, met wettelijke rente.
3. De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagiers stellen dat zij een geldige boeking hadden voor vluchten die door KLM zijn geannuleerd. De passagiers hebben verzocht om terugbetaling van de door hun betaalde ticketprijs. KLM dient de passagiers op grond van artikel 5 lid 1 sub a jo artikel 8 lid 1 sub a binnen zeven dagen terug te betalen. KLM is ten onrechte niet tot terugbetaling overgegaan.
4. KLM voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen van de passagiers. Volgens KLM is zij wel degelijk overgegaan tot terugbetaling van de aan haar betaalde ticketkosten van € 1.928,18 aan D-Reizen, haar contractuele wederpartij. KLM betwist dat er sprake is van een vervoersovereenkomst tussen haar en de passagiers. Eiser sub 1 heeft een overeenkomst gesloten met D-Reizen. D-Reizen heeft vervolgens via een tussenpersoon een vervoersovereenkomst gesloten met KLM. Er is volgens KLM geen enkele indicatie dat D-Reizen slechts als (reis)agent heeft opgetreden in deze kwestie. KLM heeft via de tussenpersoon aan D-Reizen laten weten dat de vluchten waren geannuleerd en D-Reizen heeft vervolgens om restitutie van de ticketkosten verzocht. Met dit verzoek heeft D-Reizen in feite de vervoersovereenkomst opgezegd, althans ontbonden. KLM heeft aan dit verzoek voldaan en de ticketkosten gerestitueerd. KLM heeft dus bevrijdend betaald aan haar contractspartij, D-Reizen.
5. Maar zelfs als zou worden geoordeeld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen de passagiers en KLM, heeft KLM eveneens bevrijdend betaald door de kosten te restitueren aan de daartoe bevoegde vertegenwoordiger, namelijk D-Reizen. De passagiers hebben er zelf voor gekozen om zich te laten vertegenwoordigen door D-Reizen.
6. De passagiers interpreteren de Verordening bovendien onjuist. De Verordening bepaalt nergens
aan wiemoet worden terugbetaald. Het standpunt van de passagiers zou feitelijk inhouden dat een luchtvaartmaatschappij tweemaal is gehouden een bedrag ter hoogte van de ticketkosten te voldoen. Eenmaal aan de te vervoeren passagier(s) en eenmaal aan de contractuele wederpartij op grond van het recht dat van toepassing is op de overeenkomst. Dit levert de passagiers een ongerechtvaardigd voordeel op en is in strijd met de doelstellingen van de Verordening.
7. Ten slotte voert KLM nog aan dat de passagiers hooguit aanspraak kunnen maken op de ticketkosten van € 1.928,18. De overige door D-Reizen bij de passagiers in rekening gebrachte kosten zijn geen onderdeel van de ticketprijs en komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Vordering en verweer in reconventie

8. KLM vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis een verklaring voor recht dat KLM door restitutie van de ticketkosten aan haar contractuele wederpartij heeft voldaan aan de verplichting tot terugbetaling in de zin van artikel 8 lid 1 Verordening en KLM dus niet gehouden is een bedrag van € 2.079,- aan de passagiers te voldoen, met veroordeling van de passagiers in de proceskosten.
9. KLM legt aan haar vordering ten grondslag hetgeen zij in conventie als verweer heeft gevoerd (zie onder 4. t/m 7.).
10. De passagiers voeren verweer tegen de vordering van KLM, welk verweer voor zover relevant bij de beoordeling aan de orde komt.

Beoordeling

11. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zullen deze hieronder gezamenlijk worden beoordeeld.
12. Ter beoordeling staat de vraag of de passagiers terugbetaling van de door hen aan D-Reizen betaalde ticketprijs van KLM kunnen vorderen, ondanks dat KLM (een deel van) dit bedrag al heeft gerestitueerd aan D-Reizen.
De onderlinge contractuele verhoudingen tussen KLM, D-Reizen en de passagiers
13. De Verordening bepaalt, voor zover relevant, het volgende:
“Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
b) “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”: een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier;
Artikel 3
Werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing

a.
a) op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;
b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is (…)

(…)

5. Deze verordening is van toepassing op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier.

(…)
Artikel 5
Annulering

1. In geval van annulering van een vlucht:

a.
a) wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8;
(…)
Artikel 8
Recht op terugbetaling of een andere vlucht

1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers de keuze tussen:

a.
a) — volledige terugbetaling van het ticket binnen zeven dagen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 3, tegen de prijs waarvoor het gekocht was, (…)”
14. Door KLM is in de eerste plaats aangevoerd dat zij geen terugbetalingsverplichting heeft tegenover de passagiers, omdat de passagiers niet de contractuele wederpartij van KLM zijn.
15. Vast staat dat de passagiers zich tot D-Reizen hebben gewend om voor hen de boeking en reservering van de vliegtickets te regelen. KLM heeft aangevoerd dat D-Reizen moet worden aangemerkt als een op eigen naam handelende contractuele wederpartij omdat zij in de correspondentie en facturering haar eigen naam opvoert en niet duidelijk heeft gemaakt dat zij namens een ander handelt. Op de naam en geboortedatum van de passagiers na, zijn geen gegevens van de passagiers verstrekt. Volgens de passagiers heeft D-Reizen echter slechts als bemiddelaar / reisagent gehandeld en is D-Reizen niet anders te kwalificeren dan als doorgeefluik. Het doet er volgens de passagiers ook niet zo veel toe, omdat de Verordening de passagier een recht op terugbetaling van de ticketprijs geeft tegenover de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. D-Reizen heeft daar niets mee te maken. Daartegenover voert KLM weer aan dat de Verordening slechts bepaalt
datde ticketprijs gerestitueerd moet worden, maar niet
aan wie.
16. Om te beginnen met dit laatste punt, daarin wordt KLM niet in haar verweer gevolgd. De kantonrechter is het met de passagiers eens dat op basis van de Verordening
de passagierrecht heeft op terugbetaling van de ticketprijs tegenover de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. In de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij onderscheden die geen overeenkomst heeft met de passagier (zie artikel 3 lid 5). Die luchtvaartmaatschappij wordt geacht de activiteiten die zij uitvoert en die onder de Verordening vallen te doen namens de persoon die wel een overeenkomst heeft met de passagier. Bovendien is in overweging 7 van de Verordening kort gezegd opgenomen dat de verplichtingen uit de Verordening rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Overweging 13 bepaalt vervolgens dat passagiers van wie de vlucht geannuleerd wordt, hun tickets terugbetaald moeten kunnen krijgen. Ook wordt in artikel 8 lid 1 (jo artikel 5 lid 1 onder a) de keuze tussen terugbetaling of omboeking aan de passagier gelaten. Dit alles tezamen genomen en in onderling verband bezien, kan slechts tot de conclusie leiden dat niet van belang is of rechtstreeks een contract is gesloten met de luchtvaartmaatschappij of dat de vlucht met tussenkomst van een of meerdere tussenpersonen is geboekt. De luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert (althans voornemens is uit te voeren) blijft er in beginsel voor verantwoordelijk dat bij annulering van de vlucht de keuze tussen omboeking en terugbetaling aan
de passagierwordt gelaten en, indien de passagier kiest voor terugbetaling, dat de ticketprijs rechtstreeks aan
de passagierwordt terugbetaald.
17. Gelet op het voorgaande kan het verweer van KLM dat zij geen contractuele relatie heeft met de passagiers er niet toe leiden dat zij niet tot rechtstreekse terugbetaling aan de passagier kan worden gehouden. Volgens KLM is dit een onredelijke uitkomst, omdat zij dan tweemaal zou zijn gehouden de ticketkosten te voldoen: éénmaal rechtstreeks aan de te vervoeren passagier en éénmaal aan de contractuele wederpartij. Het staat buiten kijf dat een luchtvaartmaatschappij niet gehouden kan worden tweemaal de ticketkosten te voldoen in situaties waarin de tickets via een tussenpersoon zijn geboekt. Zoals hiervoor is geoordeeld dient de vervoerder in beginsel de passagiers rechtstreeks te compenseren. Indien de tussenpersoon/reisagent eveneens (op grond van de contractuele verhouding tussen de luchtvaartmaatschappij en de tussenpersoon) om restitutie van de ticketprijs verzoekt, kan de luchtvaartmaatschappij met recht verwijzen naar haar terugbetaling aan de passagier.
Bevrijdende betaling
18. KLM heeft verder aangevoerd dat zij bevrijdend heeft betaald aan D-Reizen, omdat D-Reizen de bevoegde en door de passagiers aangewezen vertegenwoordiger is.
19. De passagiers hebben D-Reizen ingeschakeld als vertegenwoordiger om vluchten voor hen te boeken. Daar kan echter niet zonder meer, zoals KLM aanvoert, uit worden afgeleid dat de passagiers D-Reizen óók hebben gemachtigd om op te treden als vertegenwoordiger om bij annulering van de vluchten de ticketkosten voor hen gerestitueerd te krijgen. Daarvoor zullen aanvullende feiten en omstandigheden vast moeten komen staan, die daarop wijzen. In het onderhavige zaak is dat niet het geval. Het enkele feit dat D-Reizen via de gebruikelijke standaardprocedure een restitutieverzoek bij KLM heeft ingediend namens de passagiers, is daartoe onvoldoende. Ook speelt mee dat de passagiers al op 30 maart 2021, vóór het faillissement van D-Reizen, om rechtstreekse restitutie hadden verzocht.
Wat is de ticketprijs die moet worden gerestitueerd?
20. Dan rest nog de vraag welk bedrag gerestitueerd moet worden. Het bedrag dat de passagiers aan D-Reizen hebben voldaan (€ 2.079,13) of het bedrag dat D-Reizen aan KLM heeft voldaan (€ 1.928,18)?
21. In het arrest Harms van het Europees Hof van Justitie van 12 september 2018 (HvJ EU 12 september 2018, C-601/17, ECLI:EU:C:2018:702, r.o. 20) is bepaald dat, als een passagier een ticket heeft gekocht bij een tussenpersoon en die tussenpersoon voor de bemiddeling een provisie heeft ontvangen, de ticketprijs die op grond van artikel 8 lid 1 onder a van de Verordening aan de passagier moet worden terugbetaald, ook het provisiebedrag omvat, tenzij die provisie is vastgesteld buiten medeweten van de luchtvaartmaatschappij. De vraag is aldus of KLM wetenschap had van het door D-Reizen bovenop de ticketprijs gerekende bemiddelings- en/of provisiekosten.
22. Gelet op de formulering van het Europees Hof van Justitie in het bovengenoemde arrest van 12 september 2018, “tenzij die provisie is vastgesteld buiten medeweten van de luchtvaartmaatschappij”, ligt het op de weg van de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat een bedrag aan provisie is gehanteerd dat buiten haar medeweten is vastgesteld. De enkele stelling van KLM dat dit het geval is en dat dit volgt uit het door haar aan D-Reizen terugbetaalde bedrag van € 1.928,18 is daarvoor onvoldoende. Daarbij weegt mee dat uit de door de passagiers overgelegde boekingsbevestiging en factuur volgt dat de ticketprijs voor de tickets bij Airtrade (de tussenpersoon) al meer bedroeg dan het door KLM gestelde bedrag, namelijk € 2.018,18. Het lag op de weg van KLM om haar stelling op dit punt nader en concreet te onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten. De kantonrechter concludeert dan ook dat KLM dit verweer onvoldoende heeft onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
23. KLM heeft verder nog aangevoerd dat zij niet kan en mag voldoen aan het vonnis door het bedrag over te maken aan de gemachtigde van de passagiers. KLM verzoekt de kantonrechter in het vonnis op te nemen dat de passagiers de gegevens van hun eigen bankrekeningen moeten verstrekken. Onduidelijk is waar KLM dit standpunt op baseert. Het staat de passagiers vrij de afhandeling van dit vonnis via hun gemachtigde te laten verlopen.
Buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente
24. De passagiers hebben niet aangetoond dat er meer dan één standaardbrief aan KLM is verzonden. Daarnaast hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De passagiers hebben derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen.
25. De wettelijke rente over het gevorderde bedrag zal worden toegewezen vanaf 14 april 2021, zijnde de dag nadat de termijn van 14 dagen in de sommatiebrief van de gemachtigde van de passagiers van 30 maart 2021 is verstreken.
Conclusie en proceskosten
26. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat in conventie een bedrag van € 2.079,13 toewijsbaar is met wettelijke rente vanaf 14 april 2021.
27. De vordering in reconventie wordt afgewezen.
28. KLM wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie, met wettelijke rente. In reconventie zullen deze kosten, gelet op de samenhang met de conventie, worden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt KLM tot betaling aan de passagiers van € 2.079,13 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 14 april 2021 tot aan de voldoening;
veroordeelt KLM in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de passagiers begroot op:
- exploot € 121,67
- salaris € 561,00 (3 punten)
- griffierecht € 240,00
---------------
totaal € 922,67
voor zover van toepassing, inclusief btw en te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt KLM in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt KLM in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de passagiers begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.