ECLI:NL:RBAMS:2022:5008

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/721514 / KG ZA 22-724
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming zorgregeling tijdens zomervakantie met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de moeder op 23 augustus 2022 de dagvaarding toegelicht in een kort geding tegen de vader, die niet verschenen is. De moeder verzocht om een vonnis, waarbij verstek is verleend aan de vader. De rechtbank had eerder op 2 september 2021 bepaald dat de vader de minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], de helft van de vakanties bij zich zou hebben. De vader heeft deze regeling echter niet nageleefd, omdat hij de eerste vier weken van de zomervakantie alleen op vakantie is gegaan.

De moeder vorderde dat de vader de kinderen in de laatste drie weken van de zomervakantie bij zich zou hebben. De rechtbank oordeelde dat deze vordering ongegrond was, aangezien de zomervakantie bijna voorbij was en het onduidelijk was of de vader in staat was om de kinderen op korte termijn op te vangen. De rechtbank benadrukte het belang van de kinderen en de mogelijke negatieve gevolgen van de situatie, waarbij de kinderen zich in de steek gelaten zouden kunnen voelen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening geweigerd en geen proceskostenveroordeling opgelegd aan de moeder, omdat de vader niet was verschenen en de moeder geen kosten had gemaakt. Het vonnis is uitgesproken op 25 augustus 2022 door mr. I.H.J. Konings, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/721514 / KG ZA 22-724 IHJK/MAH
Vonnis in kort geding van 25 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 16 augustus 2022,
advocaat mr. E.E. Sprenkeling te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de moeder en de vader worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
De moeder heeft op de zitting van 23 augustus 2022 de dagvaarding toegelicht en verzocht vonnis te wijzen. Tegen de niet verschenen gedaagde (de vader) is verstek verleend, waarna vonnis is bepaald op 30 augustus 2022.
Op 24 augustus 2022 is aan de moeder bericht dat het vonnis op 25 augustus 2022 bij vervroeging zal worden gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 2 september 2021 heeft deze rechtbank bepaald dat de vader de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de helft van de vakanties bij zich zal hebben. Aan die regeling heeft de vader geen uitvoering gegeven, nu hij de eerste vier weken van de vakantie alleen op vakantie is gegaan.
2.2.
De vordering houdt in de kern in dat de vader moet worden veroordeeld om de laatste drie weken van de zomervakantie de kinderen, die 9 en 7 jaar oud zijn, bij zich te hebben. Deze vordering komt ongegrond voor, alleen al omdat de zomervakantie ten tijde van het wijzen van dit vonnis nagenoeg voorbij is (de kinderen gaan vanaf maandag 29 augustus 2022 weer naar school). Niet bekend is of de vader - die volgens de moeder onlangs heeft verklaard de kinderen niet te kunnen en willen opvangen omdat hij aan het werk is - op deze korte termijn nog kan organiseren dat hij de kinderen 3 weken bij zich heeft. Indien de vader bij zijn weigering blijft - zijn standpunt is niet bekend nu hij niet ter zitting is verschenen - is er dus een risico dat de kinderen voor een dichte deur komen te staan. De door de moeder voor dat geval georganiseerde noodopvang (haar zus die in [plaats 1] woont kan dan naar [plaats 2] komen) maakt de situatie er niet beter op. Voorkomen moet worden dat de kinderen zich in de steek gelaten of afgewezen voelen. Hoewel begrijpelijk is dat de moeder heel graag haar zieke moeder in Egypte wil bezoeken en dit door de opstelling van de vader onmogelijk is gemaakt, is dit onvoldoende om de vordering toe te wijzen, nu dit niet in het belang van de kinderen wordt geacht.
2.3.
De gevraagde voorziening zal daarom worden geweigerd. Voor een veroordeling van de moeder in de proceskosten is geen aanleiding, al was het maar omdat de vader niet is verschenen en dus geen kosten heeft. Overigens heeft de moeder ook geen proceskostenveroordeling gevorderd.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
weigert de gevraagde voorziening.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2022.