ECLI:NL:RBAMS:2022:5006

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/721473 / KG ZA 22-720
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over ontruiming sociale huurwoning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de stichting Woningstichting Eigen Haard. De eiseres, die sinds 20 december 2007 een sociale huurwoning huurt van Eigen Haard, heeft een vordering ingesteld om de executie van een eerder vonnis van de kantonrechter te schorsen. Dit vonnis, dat op 21 juli 2022 was gewezen, had de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen, omdat de eiseres van november 2019 tot september 2021 in Suriname verbleef en niet in de woning woonde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 augustus 2022 heeft de eiseres haar vordering toegelicht, terwijl Eigen Haard verweer voerde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het voor haar onmogelijk was om terug te keren naar Nederland. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen en geoordeeld dat de ontruiming op 17 augustus 2022 kan doorgaan. De eiseres is in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.692,00.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de belangenafweging in het voordeel van Eigen Haard uitvalt, gezien de schaarste van sociale woningen en de eerdere beslissing van de kantonrechter. De eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van overmacht die haar verhinderde om in de woning te verblijven, en haar verzoek om schorsing van de executie is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/721473 / KG ZA 22-720 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij concept dagvaarding van 15 augustus 2022,
advocaat mr. W. Albers te Amsterdam,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Eigen Haard worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 16 augustus 2022 heeft [eiseres] de vordering toegelicht. Eigen Haard heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 16 augustus 2022 de beslissing gegeven in de vorm van een kopstaartvonnis. Het hierna volgende is de uitwerking daarvan en is afgegeven op 23 augustus 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van [eiseres] : mr. Albers;
- aan de zijde van Eigen Haard: [naam] , medewerker woonfraude, met mr. Blokziel.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt sinds 20 december 2007 van Eigen Haard een sociale huurwoning aan het [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig geweest bij de kantonrechter van deze rechtbank. In die procedure vorderde Eigen Haard (in conventie) onder meer de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning op de grond dat [eiseres] van november 2019 tot en met september 2021 in Suriname is verbleven en geen hoofdverblijf heeft gehad in de woning. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 21 juli 2022 (hierna: het vonnis) heeft de kantonrechter de vorderingen van Eigen Haard toegewezen. De kantonrechter heeft daartoe het volgende overwogen:
“7. De periode van bijna twee jaar waarin [eiseres] niet in de gehuurde woning maar in Suriname verbleef is een dermate lange periode van afwezigheid dat zij daarmee is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting om het gehuurde zelf te bewonen en daar hoofdverblijf te hebben, tenzij sprake is van overmacht zoals zij aanvoert. Eigen Haard weerspreekt dat echter en uit de producties van [eiseres] – en Eigen Haard - blijkt niet dat het daadwerkelijk onmogelijk voor haar was terug te keren naar de woning. De volgende stukken zijn ingebracht:
- een e-ticket met als vertrekdatum uit Nederland 5 november 2019 en retourdatum 3 februari 2020,
- een recept gedateerd 28 februari 2020 dat volgens [eiseres] is verstrekt door een eerste hulparts van het ziekenhuis in Paramaribo,
- een bericht van Apotheek [naam apotheek] dat ten behoeve van [eiseres] op 18 april 2020 en 6 augustus 2020 geneesmiddelen zijn afgegeven, die volgens [eiseres] door haar zoon naar Suriname zijn gestuurd,
- een foto waarop volgens [eiseres] te zien is dat zij haar knieën ernstig heeft verwond in maart 2021,
- een verklaring van huisarts S.F. Gaffar gedateerd 24 september 2018 waarin staat dat [eiseres] niet meer dan 100 meter kan lopen in verband met astma, artrose en een belaste voorgeschiedenis van haar voeten,
- een print van een terugvlucht op maandag 25 januari 2021 van Paramaribo naar Schiphol en een bericht, gepubliceerd op 21 januari 2021, dat per 23 januari 2021 passagiersvluchten van KLM van en naar Suriname werden opgeschort,
- een print van een terugvlucht op 25 april 2021 die werd omgeboekt.
Deze stukken, zowel afzonderlijk beschouwd als in onderling verband en samenhang bezien, tonen niet aan dat [eiseres] gedurende het hele jaar 2020 niet kon reizen wegens ziekte, zoals zij aanvoert, en in het jaar 2021 tot september niet kon reizen vanwege de pandemie. Haar verweer dat sprake was van overmacht wordt dan ook verworpen.
8. De toerekenbare tekortkoming om gedurende bijna twee jaar niet zelf in de gehuurde sociale huurwoning te wonen rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst, ook al heeft [eiseres] gezondheidsproblemen en ervaart ze de ontbinding als een zware straf. Ze heeft al die tijd in Suriname woonruimte gehad, zo is ter zitting gebleken. Het is begrijpelijk dat [eiseres] daarnaast haar woning in Amsterdam wilde aanhouden, maar die wens is onvoldoende.
9. Wat [eiseres] verder aanvoert maakt dit niet anders. De vorderingen van Eigen Haard zijn dan ook toewijsbaar en de ontruimingstermijn zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis. (…)”.
2.3.
Eigen Haard heeft het vonnis op 25 juli 2022 aan [eiseres] betekend en de ontruiming is aangezegd tegen 17 augustus 2022. [eiseres] heeft Eigen Haard gevraagd de ontruiming op te schorten, maar Eigen Haard heeft daarmee niet ingestemd.
2.4.
De advocaat van [eiseres] heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld op 16 augustus 2022 opdracht te hebben verstrekt aan de deurwaarder om de dagvaarding (met grieven) in hoger beroep aan Eigen Haard te betekenen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, primair de executie van het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 21 juli 2022 te schorsen, subsidiair de executie van het vonnis te schorsen tot na de uitspraak in het hoger beroep en meer subsidiair tot na de behandeling van het incident in het hoger beroep, met veroordeling van Eigen Haard in de proceskosten.
3.2.
Eigen Haard voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het betreft hier een executiegeschil van een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dat betekent dat het direct ten uitvoer kan worden gelegd en de uitkomst van hoger beroep niet hoeft te worden afgewacht. De beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is niet gemotiveerd. Bij de beoordeling van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis moet om die reden alsnog een belangenafweging plaatsvinden. Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het hoger beroep moet buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de voorzieningenrechter in zijn oordeelsvorming betrekken of het ten uitvoer te leggen vonnis berust op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag (een overduidelijke vergissing) (zie Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.2.
Gesteld noch gebleken is dat het vonnis berust op een kennelijke misslag.
4.3.
Een belangenafweging kan in het voordeel van [eiseres] uitvallen in het geval zij evident duidelijk kan maken aan de hand van nieuwe, in hoger beroep in te brengen stukken die ten tijde van de procedure in eerste aanleg nog niet beschikbaar waren, dat het voor haar inderdaad onmogelijk was in 2020 wegens ziekte en in 2021 tot september vanwege corona terug naar Nederland te reizen. Wat [eiseres] in dit kader heeft aangevoerd is onvoldoende om de belangenafweging in haar voordeel te doen uitvallen. Hiervoor is het volgende redengevend.
4.4.
[eiseres] heeft de uit te brengen dagvaarding in hoger beroep met producties in het geding gebracht. Ter zitting is gebleken dat zij in hoger beroep nieuwe stukken in het geding zal brengen. Die zien echter, zo is ter zitting besproken, niet op de onmogelijkheid voor [eiseres] om vanwege ziekte dan wel corona terug te vliegen van Suriname naar Nederland.
4.5.
Op zichzelf heeft [eiseres] niet betwist dat het voor haar mogelijk was om terug te keren naar Nederland. Er gingen repatriëringsvluchten van Suriname naar Nederland en [eiseres] heeft erkend dat zij niet heeft geprobeerd om op zo’n vlucht te komen, omdat zij zich in Suriname veiliger voelde. [eiseres] stelt weliswaar dat zij meerdere keren een ticket heeft geboekt voor een vliegreis terug naar Nederland en dat deze door de vliegmaatschappij steeds zijn geannuleerd dan wel omgeboekt, maar hiervan heeft zij geen bewijs overgelegd. Van een daadwerkelijke poging van [eiseres] om terug te keren naar Nederland is simpelweg niet gebleken.
4.6.
Het niet kunnen bewijzen dat het voor [eiseres] onmogelijk was om vanwege corona van Suriname terug te vliegen naar Nederland is niet de enige grondslag geweest waarop de kantonrechter de gevorderde ontruiming heeft toegewezen. Uit rechtsoverweging 7 van het vonnis volgt immers dat [eiseres] in de bodemprocedure heeft aangevoerd dat zij het hele jaar 2020 niet kon reizen wegens ziekte en dat zij ook dit volgens de kantonrechter niet heeft kunnen aantonen. In het kader van dit executiegeschil heeft [eiseres] hier niets nieuws tegenin gebracht.
4.7.
Verder heeft [eiseres] nog gesteld dat het voor haar bijzonder ingrijpend is dat zij haar woning kwijtraakt, maar dat is in een zaak als deze helaas onvermijdelijk en er mag in het algemeen ook vanuit worden gegaan dat die belangen reeds zijn meegewogen (en afgewogen tegen het belang van Eigen Haard bij een eerlijke verdeling van de zeer schaarse sociale woningvoorraad) door de kantonrechter in haar beslissing tot ontruiming.
4.8.
Bovenstaande betekent dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen en dat de ontruiming op 17 augustus 2022 doorgang mag vinden.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.
4.10.
De nakosten worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 1.692,00, te betalen binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [eiseres] , in het geval zij niet tijdig aan de veroordeling onder 5.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG