In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De vordering van ING was gericht op betaling van een bedrag van € 500,00 wegens een ongeoorloofde roodstand op de bankrekening van [gedaagde]. ING stelde dat de roodstand was ontstaan zonder toestemming voor een krediet in rekening-courant en dat [gedaagde] in verzuim was, ondanks aanmaningen en ingebrekestellingen.
[gedaagde] voerde aan dat zij door de coronamaatregelen in financiële problemen was gekomen en niet in staat was de schuld in één keer te betalen. Zij verzocht om een betalingsregeling. De kantonrechter oordeelde dat ING haar vordering had gewijzigd naar nakoming van een vaststellingsovereenkomst die tussen partijen was gesloten. De rechter benadrukte dat, als consument, [gedaagde] recht had op ambtshalve toetsing van de overeenkomst, ook al was deze erkend.
De kantonrechter concludeerde dat ING niet voldoende bewijs had geleverd om de vordering te onderbouwen. De overgelegde documenten, waaronder een aanvraagformulier voor een jongerenrekening en algemene voorwaarden, waren niet voldoende om de vordering te rechtvaardigen. De rechter stelde vast dat ING de benodigde gegevens had onthouden, waardoor een juiste beslissing niet mogelijk was. Daarom werd de vordering van ING afgewezen en werd ING veroordeeld in de proceskosten.
Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en de bescherming van consumenten in financiële geschillen, vooral met betrekking tot de voorwaarden van overeenkomsten en de noodzaak van ambtshalve toetsing door de rechter.