ECLI:NL:RBAMS:2022:4961

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
9736101 CV EXPL 22-3595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een vaststellingsovereenkomst en de gevolgen van ongeoorloofde roodstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De vordering van ING was gericht op betaling van een bedrag van € 500,00 wegens een ongeoorloofde roodstand op de bankrekening van [gedaagde]. ING stelde dat de roodstand was ontstaan zonder toestemming voor een krediet in rekening-courant en dat [gedaagde] in verzuim was, ondanks aanmaningen en ingebrekestellingen.

[gedaagde] voerde aan dat zij door de coronamaatregelen in financiële problemen was gekomen en niet in staat was de schuld in één keer te betalen. Zij verzocht om een betalingsregeling. De kantonrechter oordeelde dat ING haar vordering had gewijzigd naar nakoming van een vaststellingsovereenkomst die tussen partijen was gesloten. De rechter benadrukte dat, als consument, [gedaagde] recht had op ambtshalve toetsing van de overeenkomst, ook al was deze erkend.

De kantonrechter concludeerde dat ING niet voldoende bewijs had geleverd om de vordering te onderbouwen. De overgelegde documenten, waaronder een aanvraagformulier voor een jongerenrekening en algemene voorwaarden, waren niet voldoende om de vordering te rechtvaardigen. De rechter stelde vast dat ING de benodigde gegevens had onthouden, waardoor een juiste beslissing niet mogelijk was. Daarom werd de vordering van ING afgewezen en werd ING veroordeeld in de proceskosten.

Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en de bescherming van consumenten in financiële geschillen, vooral met betrekking tot de voorwaarden van overeenkomsten en de noodzaak van ambtshalve toetsing door de rechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9736101 CV EXPL 22-3595
vonnis van: 30 augustus 2022
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

de naamloze vennootschap ING Bank N.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: ING
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 1 maart 2022, met producties;
  • het proces-verbaal van mondeling antwoord van [gedaagde] ;
  • de aanvullende toelichting van [gedaagde] , met producties;
  • het instructievonnis van 26 april 2022;
  • de akte van ING, waarbij zij verzoekt de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst op te nemen in een executeerbaar vonnis of proces-verbaal.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Tussen partijen is een overeenkomst tot het openen en aanhouden van een jongerenrekening gesloten.
1.2.
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard.

Vordering en verweer

2. ING vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 500,00 aan hoofdsom en de proceskosten.
3. ING stelt dat de bankrekening van [gedaagde] rood is komen te staan zonder dat daarvoor toestemming is verleend door toekenning van een krediet in rekening-courant. De roodstand is door ING als wanprestatie aangemerkt. Ondanks aanmaning en ingebrekestelling heeft [gedaagde] de roodstand niet tot nul aangezuiverd. [gedaagde] is in verzuim.
4. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij door corona in de financiële problemen is gekomen. Dat heeft geleid tot schulden bij onder meer ING. [gedaagde] dacht dat zij nog een regeling zou kunnen treffen met de deurwaarder, maar dat was niet meer mogelijk, terwijl in de brief bij de dagvaarding stond dat dit mogelijk zou zijn. [gedaagde] kan de schuld niet in een keer betalen en wil graag een betalingsregeling. Zij gaat met iemand van het buurtteam praten om haar schulden op te lossen.

Beoordeling

5. De kantonrechter leidt uit de laatste akte van ING af dat zij haar eis wijzigt in die zin dat zij nakoming vordert van de inmiddels tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. ING wenst dat de vaststellingsovereenkomst vatbaar wordt voor executie.
6. [gedaagde] is een consument. Daarom moet de kantonrechter ambtshalve, dus ook wanneer de vordering is erkend, onder meer onderzoeken of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan oneerlijk zijn.
7. Het ambtshalve onderzoek moet ook worden uitgevoerd als partijen een vaststellingsovereenkomst (ter vervanging van de overeenkomst) hebben gesloten met betrekking tot de verplichtingen waartoe partijen zich uit hoofde van de oorspronkelijke overeenkomst hebben verbonden. Anders zou de ambtshalve toetsing eenvoudig kunnen worden omzeild door een vaststellingsovereenkomst te sluiten, terwijl de consument niet op de hoogte is van zijn rechten in het kader van de verplichtingen van de bankinstelling met betrekking tot de overeenkomst. Dat zou geen recht doen aan de beoogde bescherming van consumenten.
8. Het door ING als productie 1 bij dagvaarding overgelegde stuk is een aanvraagformulier voor een jongerenrekening d.d. 12 april 2013. Het aanvraagformulier is niet ondertekend door de destijds minderjarige [gedaagde] , noch door haar ouder of voogd. Wat precies is overeengekomen, blijkt niet uit het aanvraagformulier. Evenmin blijkt hieruit welke algemene voorwaarden van toepassing zijn, omdat het uitsluitend vermeld ‘akkoord met de voorwaarden’.
9. De algemene voorwaarden die ING in het geding heeft gebracht zien vervolgens niet op een jongerenrekening, maar op een ‘normale’ betaalrekening. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan dan ook niet worden vastgesteld dat deze voorwaarden op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijn.
10. Voor zover de overgelegde voorwaarden al van toepassing zijn, staat daarin dat ING bevoegd is rente, provisies en tarieven bij de klant in rekening te brengen, maar niets is terug te vinden over de hoogte daarvan. Nu ING in de dagvaarding wel refereert aan contractuele rente, rechtvaardigt dat de veronderstelling dat ofwel een gedeelte van de overeenkomst ontbreekt, ofwel dat ING de vrije hand heeft in het in rekening brengen van (mogelijk zeer hoge bedragen aan) rente. In ieder geval kan nu niet worden beoordeeld of ING recht heeft op rente. Op grond van arrest van het HvJ EU van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 kan immers, indien de bedongen contractuele rente buiten toepassing moet worden gelaten omdat dit beding als oneerlijk moet worden aangemerkt, of in het geval onvoldoende is gesteld over bedongen contractuele rente om een beoordeling daarvan mogelijk te maken, geen aanspraak worden gemaakt op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke schadevergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest (in dit geval: wettelijke rente).
11. Daar komt bij dat het overgelegde bankafschrift waaruit een roodstand zou moeten blijken, evenals de algemene voorwaarden, niet van een jongerenrekening maar van een ‘normale’ betaalrekening is. De gestelde roodstand blijkt niet uit dat bankafschrift, omdat op 10 mei 2021 kennelijk een verzamelbetaling is verricht ter hoogte van het negatieve beginsaldo, waardoor het eindsaldo op € 0,00 uitkomt. ING heeft geen andere bankafschriften overgelegd, waardoor niet is komen vast te staan dat sprake is van een vordering uit hoofde van een roodstand.
12. Voor zover sprake zou zijn van een roodstand, kan niet worden geverifieerd dat deze ongeoorloofd is bij gebrek aan een gepersonifieerde overeenkomst en alle toepasselijke algemene voorwaarden. Van belang is ook dat vast komt te staan op welk moment de ongeoorloofde roodstand is ontstaan en op welk moment deze is opgeëist. Gesteld noch gebleken is wat deze momenten zijn. Wat uit de als productie 4 en 5 overgelegde brieven kan worden afgeleid is dat op 13 maart 2021 kennelijk al enige tijd een roodstand bestond, aangezien in de brief van die datum staat dat er al eerder is gevraagd het tekort aan te vullen, terwijl het tekort pas op 6 april 2021 is opgeëist.
13. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ING de voor de beoordeling van de vordering benodigde gegevens heeft onthouden, waardoor ING de taak van de kantonrechter, te weten een juiste beslissing te geven na ambtshalve toetsing van de (bedingen in de) overeenkomst, onmogelijk heeft gemaakt.
14. ING heeft dan ook niet voldaan aan haar stelplicht. Gevolg daarvan is dat de oorspronkelijke vordering van ING (zie overweging 2) zou zijn afgewezen.
14. Inmiddels heeft ING haar vordering gewijzigd (zie overweging 5). Nu niet is gebleken dat [gedaagde] zich tegen ambtshalve toetsing verzet, kan ook de gewijzigde vordering niet worden toegewezen. Het sluiten van een vaststellingsovereenkomst ontheft de kantonrechter niet van ambtshalve toetsing (zie overweging 7).
14. ING wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt ING in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.