ECLI:NL:RBAMS:2022:4955

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
13.106582.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld door drie mannen op oudere dame met diefstal van sieraden en horloges

Op 18 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woningoverval met geweld op 13 juli 2021 te Ouderkerk aan de Amstel. De verdachte, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van sieraden, horloges en geld van een 84-jarige alleenstaande dame. Tijdens de zitting op 4 augustus 2022 heeft de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, de vordering ingediend, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de woning zijn binnengekomen door middel van braak en inklimming, waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, een nauwe en bewuste samenwerking had vertoond tijdens de inbraak, waarbij het slachtoffer werd vastgepakt en onder druk werd gezet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, in plaats van de door het Openbaar Ministerie geëiste vijf jaar, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.106582.22
Datum uitspraak: 18 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres: [adres] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ben Tarraf, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt beschuldigd van een woninginbraak met geweld op 13 juli 2021 te Ouderkerk aan de Amstel. Hij zou daarbij samen met anderen sieraden, horloges en geld van [slachtoffer] hebben gestolen. De tenlastelegging staat in bijlage I.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken. Aangeefster heeft een traumatische ervaring gehad. Een traumatische ervaring kan het slachtoffer in flitsen bijblijven. Bij het reconstrueren van wat er is gebeurd zijn mogelijk bepaalde herinneringen met elkaar vermengd. Aangeefster heeft verklaard dat de daders Nederlands met haar spraken. Verdachte spreekt geen Nederlands en heeft verklaard dat de andere personen waarschijnlijk ook geen Nederlands spreken. Aangeefster kon alleen de slaapkamer zien. Dit verhoudt zich niet met haar verklaring dat zij heeft gezien dat de mannen de woning via het raam aan de voorzijde van de woning hebben verlaten. Verdachte heeft een verklaring gegeven voor zijn bloedspoor en vingerafdruk. Ook heeft hij de namen van de twee medeverdachten genoemd, waarvan van één persoon de voor- en achternaam, maar daar is verder geen onderzoek naar gedaan. Er moet meer waarde worden gehecht aan de verklaring van verdachte dan aan de verklaring van aangeefster.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van inbraak en diefstal met geweld door drie mannen. Er zijn meerdere sieraden, horloges en geld weggenomen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij haar hek en deuren had afgesloten en dat de daders schade hebben veroorzaakt aan haar garagedeur en de ruit van haar slaapkamer. Zij zag een ladder tegen het raam aan staan aan de buitenzijde van het huis. De politie heeft waargenomen dat het toegangshek van het terrein waarop de woning van aangeefster staat was gesloten, dat de garagedeur open stond en dat er een grote ladder tegen de woning aan stond en eindigde bij een raam van de eerste etage. Dit raam stond open en het glas was gebroken. Op de binnenzijde van het raamkozijn heeft de politie vervolgens dactyloscopische sporen gevonden. Deze waren zo gezet dat de politie het aannemelijk vindt dat de donor vanaf de buitenzijde door het raam naar binnen is geklommen. Ook zag de politie een bloedspoor op de vensterbank. Uit onderzoek is gebleken dat het dactyloscopische spoor in zeer grote mate overeenkomsten vertoont met de vingerafdruk van verdachte. Verder is er een match tussen het DNA uit het aangetroffen bloedspoor en het in de systemen van de Engelse opsporingsautoriteiten opgenomen DNA-profiel van verdachte. Verdachte heeft op de zitting ook erkend dat deze sporen van hem zijn en dat hij met twee mannen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de woning van aangeefster is geweest.
Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst voor het aantreffen van zijn sporen en voor zijn aanwezigheid in de woning. Kortgezegd komt dit scenario erop neer dat verdachte tegen zijn wil in door [medeverdachte 2] de woning in is getrokken via de voordeur en dat hij de woning niet mocht verlaten. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zouden aangeefster hebben beroofd met geweld, terwijl verdachte het voor aangeefster zou hebben opgenomen en daarbij door [medeverdachte 2] zou zijn geslagen en bedreigd. Op enig moment zou verdachte stiekem naar boven zijn gelopen en via het gebroken raam uit de woning zijn ontsnapt, waarbij hij zich heeft verwond. De rechtbank gelooft deze verklaring van verdachte niet. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt dat een begin van aannemelijkheid geeft aan deze verklaring. Sterker nog, de bevindingen uit het dossier staan op meerdere essentiële punten haaks op wat verdachte stelt. Zo was volgens verdachte het toegangshek geopend, terwijl het toegangshek volgens aangeefster en de politie was gesloten. Aangeefster heeft niets verklaard over het betreden van de woning via de voordeur en het verlaten van de woning via het bovenraam door een of meer van de mannen, maar heeft juist verklaard dat de drie mannen via het gebroken raam naar binnen zijn gekomen en via een raam aan de voorzijde de woning verlieten. Ook verklaart aangeefster niets over onenigheid tussen de verdachten of iets wat de verklaring van verdachte op enig punt ondersteunt. De verklaring van verdachte dat hij de woning via het gebroken bovenraam heeft verlaten, maar niet via dat raam is binnengekomen strookt niet met de bevindingen van de forensische opsporing. De rechtbank gaat op basis van die bevindingen ervan uit dat verdachte vanaf de buitenzijde door het raam naar binnen is geklommen. Bij dit alles komt dat verdachte aanvankelijk heeft verklaard dat hij niet in Nederland is geweest, wat overduidelijk onwaar is, en dat hij niet direct bij de politie of bij de rechter-commissaris, maar pas op 4 juli 2022 met deze alternatieve lezing is gekomen. Zijn verklaring is daarmee, nog los van innerlijke tegenstrijdigheden en niet voor de hand liggende gedragingen, ongeloofwaardig. Dit maakt dat de rechtbank dit scenario terzijde legt en volledig uitgaat van de verklaring van aangeefster die wel wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachten inwisselbare en gelijkwaardige rollen hebben vervuld. Zij hebben samen ingebroken, hebben samen gezocht naar waardevolle spullen in kamers en kasten en zijn samen met de buit vertrokken. Hiermee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat niet precies vaststaat wie welke geweldshandelingen heeft verricht doet hieraan niet af.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 13 juli 2021 te Ouderkerk aan de Amstel tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (waaronder ringen) en horloges en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming (verdachten hebben de deur van de garage en een raam geforceerd waarna verdachten naar binnen zijn geklommen) welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer] hebben vastgepakt en in een stoel geduwd en vervolgens die [slachtoffer] hebben meegenomen naar een slaapkamer en met kracht die [slachtoffer] op een bed hebben geduwd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
5.1.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt een lagere straf passender. Het verblijf in de gevangenis is voor de meeste mensen zwaar, maar valt in dit specifieke geval zwaarder uit voor verdachte, omdat verdachte continu pijn heeft en daarvoor zware medicatie en pijnstillers krijgt. Bovendien komt hij niet in aanmerking voor detentiefasering. Verdachte heeft tijdens het opsporingsonderzoek met alles meegewerkt. De raadsman vindt dat de veroordeling in Engeland niet in strafvermeerderende zin kan worden meegenomen. Normaal is het uitgangspunt voor een woningoverval een gevangenisstraf van drie jaar. Verdachte heeft in Engeland één dag gevangenisstraf uitgezeten en daarna 140 dagen gevangenisstraf opgelegd gekregen. Het verschil tussen 140 dagen en drie jaar is zo groot dat dit niet als recidive van gelijke aard en omvang kan gelden, zoals bedoeld in de richtlijnen voor strafvordering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hierbij is het slachtoffer beroofd van haar persoonlijke goederen, waaronder erfstukken van haar ouders. Spullen die een emotionele waarde vertegenwoordigen. Het slachtoffer is in haar eigen woning, nota bene de plek waar zij zich veilig zou moeten voelen, op een stoel en een bed geduwd en heeft onder druk van de overvallers hulpeloos moeten toezien hoe haar woning en tas werden doorzocht. Het geweld is gelukkig beperkt gebleven, maar dit maakt het feit niet minder ernstig en het geweld was overigens ook onnodig. De rechtbank vindt het geweld laf en kwalijk. Dat deze diefstal heeft plaatsgevonden bij een alleenstaande oude dame vindt de rechtbank extra laf. Verdachte en zijn medeverdachten hebben geen enkel respect getoond voor het eigendom en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Zij hebben, gedreven door geldelijk gewin, enkel oog gehad voor geld en waardevolle spullen.
Het uitgangspunt voor een woningoverval met licht geweld is een gevangenisstraf van drie jaar. Dit hebben rechtbanken in Nederland onderling afgesproken. In deze zaak vindt de rechtbank dat sprake is van straf vermeerderende omstandigheden die een hogere straf rechtvaardigen. Ten eerste is sprake van medeplegen, want verdachte heeft het feit samen met twee anderen gepleegd. Ten tweede vond het feit plaats in de nachtelijke uren, waarbij verdachte en zijn mededaders schade hebben veroorzaakt door braak en inklimming. Ten derde is sprake van een kwetsbaar slachtoffer, een vrouw op hoge leeftijd, die in haar eentje woont en weerloos was. Ondanks deze weerloosheid hebben verdachten geweld gebruikt. De rechtbank neemt ook ten nadele van verdachte mee dat hij al meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten in het buitenland. Dat hij daarvoor geen lange gevangenisstraf heeft uitgezeten doet niet af aan het feit dat hij kennelijk niets heeft geleerd van zijn eerdere veroordelingen en zich niet heeft laten weerhouden om weer te gaan stelen. Tot slot weegt de rechtbank de proceshouding van verdachte mee. De rechtbank ziet een totaal gebrek aan zelfreflectie. De rechtbank kan invullen dat verdachte het niet makkelijk heeft en wellicht daardoor vermogensdelicten pleegt, maar verdachte heeft zelf geen enkele openheid van zaken gegeven over zijn motieven. Bovendien heeft verdachte tegen beter weten in een uiterst ongeloofwaardig verhaal proberen te verkopen aan de rechtbank in plaats van zijn verantwoordelijk te nemen. Dit terwijl het feit een enorme impact op het slachtoffer heeft gemaakt. Het beroepen op het zwijgrecht zal de rechtbank nooit ten nadele meewegen, maar de schuld afschuiven op een ander wel. Dit alles maakt dat de rechtbank een hogere gevangenisstraf passend vindt. In de omstandigheid dat verdachte niet in aanmerking komt voor detentiefasering en dat zijn familie hem niet in de gevangenis kan bezoeken ziet de rechtbank reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op.

7.Het beslag

Onder verdachte is € 680,- in beslag genomen. Dit geldbedrag moet worden teruggegeven aan verdachte.

8.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij, [slachtoffer] , heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zowel de officier van justitie als de raadsman vinden dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering dan wel dat de vordering moet worden afwezen.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij geen bedrag heeft ingevuld bij haar verzoek tot schadevergoeding. De waarde van de weggenomen goederen is niet vast te stellen. Nu de vordering verder niet is onderbouwd of toegelicht kan de rechtbank ook geen gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering alsnog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelast de teruggave aan verdachtevan:
680 EUR (Omschrijving: PL1300-2021143392-G6180441)
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer] ,
niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de verdachte en benadeelde partij ieder hun eigen kosten zullen dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en B. Atakan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2022.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
.