ECLI:NL:RBAMS:2022:4952

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
13/053620-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

SkyECC-zaak: Regiezitting en onderzoekswensen in strafzaak tegen verdachte

Op 3 augustus 2022 vond een regiezitting plaats in de SkyECC-zaak bij de Rechtbank Amsterdam, waar de verdachte, geboren in 1977 en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman. De zitting was bedoeld om de voortgang van het onderzoek te bespreken en de onderzoekswensen van de verdediging te behandelen. De rechtbank had eerder besloten dat de zaak naar de rechter-commissaris was verwezen om onderzoekswensen te bespreken, maar deze waren afgewezen. Tijdens de zitting werd er gediscussieerd over de noodzaak van aanvullende stukken en de rechtmatigheid van de SkyECC-operatie, waarbij de officier van justitie en de raadsman hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank benadrukte het belang van het vertrouwensbeginsel in het onderzoek naar SkyECC, dat in Frankrijk had plaatsgevonden. De verdediging trok verschillende onderzoekswensen in en vroeg om het horen van getuigen en deskundigen, maar de rechtbank wees deze verzoeken af, met uitzondering van de opdracht aan het Openbaar Ministerie om een proces-verbaal op te laten maken waarin de toestemming van de rechter-commissaris voor het delen van informatie wordt bevestigd. De rechtbank besloot dat de voorlopige hechtenis van de verdachte moest worden voortgezet, gezien de ernstige bezwaren die nog steeds aanwezig waren. De inhoudelijke behandeling van de zaak is gepland voor 18 oktober 2022.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/053620-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, op 3 augustus 2022.
Tegenwoordig zijn:
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mr. J. Huber en mr. A.C.J. Klaver, rechters en
mr. A.D.N. Tool, griffier
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Vlugt, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter, gesteld ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van de verdachte, te zijn:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] op [geboortedag] 1977,
wonende op het [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats]
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Met instemming van de officier van justitie, de verdachte en de raadsman, wordt het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing van de terechtzitting van 18 mei 2022.
De voorzitter maakt melding van hetgeen sinds de vorige terechtzitting is gebeurd. De zaak is verwezen naar de rechter-commissaris om te beslissen op de onderzoekswensen, omdat op de zitting van 18 mei 2022 geen tijd was om deze te kunnen bespreken. Op 7 juni 2022 heeft de verdediging een schriftelijke reactie ingediend. Op 12 juni 2022 heeft het Openbaar Ministerie hierop gereageerd en op 13 juni 2022 heeft de rechter-commissaris beslist en de onderzoekswensen afgewezen. Hierna is er e-mailcorrespondentie ontstaan en heeft de raadsman een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van de rechter-commissaris. Dit bezwaarschrift heeft hij later weer ingetrokken, omdat het maken van bezwaar op grond van artikel 182 Sv in deze fase van de zaak niet mogelijk was. Vervolgens is bepaald dat de zitting van vandaag een regiezitting zal worden.
Op 12 juli 2022 heeft de raadsman een brief aan de rechtbank geschreven met daarin zijn standpunt over de onderzoekswensen voor de zitting van vandaag. Op 27 juli 2022 heeft de officier van justitie hierop gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank op 1 augustus 2022 aan de officier van justitie en de raadsman medegedeeld dat zij beiden maximaal een half uur spreektijd krijgen, gezien de hoeveelheid schriftelijke standpunten die inmiddels zijn uitgewisseld. Ook heeft de rechtbank de raadsman gevraagd of hij de beslissing van 17 juni 2022 in de door hem aangehaalde zaak van mr. Reisinger kon verstrekken. De raadsman heeft hierop geantwoord dat hij die beslissing nog niet in zijn bezit had, maar dat de onderzoekswensen in die zaak zijn afgewezen.
Daarnaast is een brief van het Landelijk Parket van 2 juni 2022, die in verschillende zaken waarbij SkyECC een rol speelt is verstrekt, in het dossier gevoegd. Dat geldt ook voor een rapport van het NFI van 22 juni 2022, waarin uitspraken worden gedaan over de volledigheid en correctheid van de verkregen SkyECC data. Op 2 augustus 2022 is nog een aanvulling op het procesdossier verspreid met betrekking tot de witwasverdenking. Tot slot heeft de officier van justitie vanochtend een proces-verbaal verspreid waaruit blijkt dat er is gevorderd om gegevens uit het onderzoek [onderzoek 1] in het onderzoek [onderzoek 2] te mogen gebruiken. Een stuk van de rechter-commissaris waaruit de toestemming hiervoor blijkt, ontbreekt nog. De officier van justitie heeft daarnaast medegedeeld dat ook de toestemming ex artikel 126dd van de zaaksofficier van justitie in het onderzoek [onderzoek 1] later in dit dossier zal worden gevoegd.
De officier van justitie voert het woord als volgt:
Het klopt dat er nog geen stuk van de rechter-commissaris met diens toestemming is. De toestemming is verwoord in het proces-verbaal van de politie dat ik vanochtend heb gestuurd. Dat is de manier waarop ze dat doen, zo heb ik begrepen van collega’s die zich met het onderzoek [onderzoek 1] bezighouden.
De raadsman laat zich uit over de onderzoekswensen en verzoekt om schorsing van de voorlopige hechtenis. Hij voert daartoe het woord overeenkomstig de pleitnota, die hij per e-mail heeft verzonden en die aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
In aanvulling op de pleitnota voert de raadsman het woord als volgt:
De machtiging van de rechter-commissaris in deze zaak willen wij graag hebben. Het OM kan wel zeggen dat zij het normaal gesproken middels een proces-verbaal van politie doen, maar wij moeten gewoon kunnen controleren of het volgens de regelen der kunst gaat.
U, voorzitter, merkt op dat de politie een proces-verbaal van bevindingen heeft gemaakt over het witwassen naar aanleiding van het verhoor van cliënt. Ik heb dat proces-verbaal niet gelezen. Mr. den Riet is degene op mijn kantoor die alles leest. U houdt mij het proces-verbaal voor en u leest voor dat de politie concludeert dat het niet anders kan dan dat het geld uit misdrijf afkomstig kan zijn. Ik vind wel dat het OM moet kunnen aanwijzen waar het geld dan mee verdiend zou zijn. De officier van justitie wilde dat mijn cliënt verhoord zou worden, daarom hebben wij weer antwoord gegeven op de vragen van de politie. Dat waren allemaal concrete vragen en cliënt heeft ook concreet geantwoord. Ze kwamen met specifieke auto’s en daar zijn ook namen bij genoemd, dus hoezo zou het niet concreet zijn? Het is gewoon een proces-verbaal dat ik wel vaker zie. Bij de politie zeggen ze dat ze er niks van snappen. Zij snappen het wel, maar zij hebben een witwasverdenking omhoog te houden en zij moeten cliënt van de officier van justitie horen. Er zijn in elk geval geen ernstige bezwaren. Het OM moet straks aan uw rechtbank gaan uitleggen waar de witwasverdenking vandaan komt. We zijn inmiddels vijf maanden verder en de ernstige bezwaren zijn aangenomen, maar ik wil wel dat u er kritisch naar kijkt. U toetst marginaal, maar de discussie is absoluut niet marginaal. De witwasverdenking is niet meer dragend voor de voorlopige hechtenis.
Als u de onderzoekswensen afwijst, dan vervalt het argument dat er geen zicht is op een inhoudelijke behandeling. Maar zelfs als u geen enkele onderzoekswens honoreert, dan is het alsnog de vraag of de inhoudelijke behandeling wel op 18 oktober 2022 kan plaatsvinden. De discussie over de rechtmatigheid van de SkyECC operatie wordt in verschillende landen op het scherpst van de snede gevoerd. Het zou kunnen dat er in een andere zaak een nieuw feit aan het licht komt. Dat is eerder gebeurd, waarna veel zaken stil kwamen te liggen. We hebben u ook al gewezen op zaken met grotere verdenkingen dan in deze zaak, waarin verdachten wel geschorst zijn.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank zelf nog vragen heeft, maar dat zij die pas wil stellen nadat de officier van justitie heeft gereageerd. De rechtbank wil alvast wel opmerken dat zij concreet gaat kijken wat er in
ditonderzoek nog nodig is. De rechtbank heeft gemerkt dat de raadsman steeds – ook vandaag weer – stukken van collega-advocaten in deze zaak als bijlage toevoegt en verzoekt om deze als gevoegd en ingelast te beschouwen. Dat kan de rechtbank niet zomaar doen. De raadsman zal concreet moeten aangeven welke punten in dit onderzoek nog van belang zijn, omdat de rechtbank moet weten waarop zij nog een beslissing moet nemen.
De raadsman voert het woord als volgt:
Er is een groep op WhatsApp met advocaten die zich hiermee bezighouden, daarom wordt het gedeeld. Wat wij aan u toesturen, is ook in deze zaak van belang.
De oudste rechter merkt op dat het document met de pleitnota van de raadsman in totaal 140 pagina’s is, terwijl de pleitnota zelf maar elf pagina’s beslaat. Daarin heeft de raadsman twee punten uit de pleitnota van Reisinger aangehaald. De rechtbank gaat ervan uit dat de raadsman deze punten prangend vindt, maar wil wel graag van hem weten of de rest van de 140 pagina’s alleen de pleitnota van Reisinger met bijlagen is.
De raadsman voert het woord als volgt:
Volgens mij zitten er ook nog stukken over Sky bij. U, oudste rechter, zegt mij dat dat lastig is, omdat ik daar in mijn pleitnota niet naar heb verwezen en u vraagt mij wat er relevant aan is. Ik heb tien tot vijftien minuten nodig om dat voor u op een rij te krijgen. U merkt op dat het mijn eigen stuk is. Dat is waar maar het wordt op mijn kantoor geproduceerd.
De jongste rechter vraagt mij wat voor machtigingen en stukken van de rechter-commissaris ik nog wil hebben. Het gaat alleen om de link tussen [onderzoek 1] en [onderzoek 2] . Dat is de aanvullende toestemming om de gegevens te mogen analyseren.
De officier van justitie voert het woord als volgt:
Ik heb eerder toegezegd dat de raadsman inzage kan hebben in de volledige datasets van de SkyECC accounts die aan verdachte worden toegeschreven. Ik heb nog niet begrepen dat hij daar een afspraak voor heeft gemaakt. Op mijn vraag hoor ik de raadsman antwoorden dat hij nog steeds inzage wil in deze datasets. Ik wil hem bij deze verzoeken om zo snel mogelijk de afspraak bij de politie te maken, zodat hij inzage kan hebben.
De officier van justitie voert het woord overeenkomstig het schriftelijk overgelegde standpunt, dat aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
In aanvulling op het schriftelijk standpunt voert de officier van justitie het woord als volgt:
Op 22 juli 2022 heeft het gerechtshof Den Haag een beslissing gepubliceerd in een Encrochatzaak die wat mij betreft relevant is voor deze zaak, ook in het licht van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. Het betreft het arrest ECLI:NL:GHDHA:2022:1342. Dit is het onderzoek Finland. Het gaat weliswaar over Encrochat en niet over SkyECC, maar het Hof geeft wel een duidelijk besliskader voor dit soort zaken. Als je dat kader toepast op deze zaak, dan moet je in de eerste plaats constateren dat [onderzoek 1] niet het voorbereidend onderzoek van [onderzoek 2] is geweest. Dat zijn verschillende onderzoeken. Ik ben het eens met de raadsman dat er een rechtsgevolg verbonden kan worden aan onrechtmatigheden en/of vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, als die van bepalende invloed zijn geweest op het opsporingsonderzoek en het vervolgen van deze verdachte. Dat is hier echter niet het geval en daar zijn ook geen aanwijzingen voor. Er moet ook een onderscheid worden gemaakt tussen een vormverzuim dat een bepalende invloed heeft gehad, of het vorige onderzoek dat een bepalende invloed heeft gehad. Er zijn geen aanwijzingen voor een dergelijk vormverzuim. Ook is er geen noodzaak tot het voegen van nadere stukken. Het pleidooi van de verdediging van vandaag, geeft deze noodzaak evenmin.
Ten overvloede wordt in de zaak Finland ook nog gewezen op het vertrouwensbeginsel. De interceptiebevoegdheden zijn op basis van Franse wettelijke bevoegdheden en door de Franse autoriteiten ingezet. Dat maakt dat het vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen noodzaak is tot het voegen van nadere stukken.
De verdediging heeft ook aangehaald dat volgens het EHRM ‘the proceedings as a whole’ fair moeten zijn. Ik ben van mening dat de EHRM-jurisprudentie wordt gedenatureerd als dat volgens de verdediging betekent dat alle onderzoeken die aan een bepaald onderzoek ten grondslag liggen of waar informatie uit gebruikt is, allemaal moeten worden getoetst of die ‘fair’ zijn geweest. Het gaat om the proceedings as a whole, dat is iets anders.
Het is natuurlijk wel zo dat de zaak, met alle brononderzoeken die daar betrokken bij zijn, best gecompliceerd is. Er zijn meerdere verwante onderzoeken in meerdere landen geweest. Daarom is er ook een JIT-overeenkomst gesloten. Er staan verschillende onderzoeken die voortvloeien uit hetzelfde brononderzoek in verschillende fases op zitting, ook weer in meerdere landen. In de visie van het OM betekent dat dat er een groot risico is op ruis. Om die ruis weg te nemen, zijn er meerdere toelichtingen gegeven door het OM en zijn er ook veel stukken verstrekt. Het zijn meer stukken dan strikt noodzakelijk zou zijn. Dat is gedaan om transparant te zijn en om ruis weg te nemen, maar dat is niet hetzelfde als dat het noodzakelijk is om alles te verstrekken.
Dat de toestemming door de rechter-commissaris is gegeven en hoe dat precies is gegaan, is opgenomen in het proces-verbaal dat vandaag is verstrekt. Het was mooi geweest als het er eerder lag, maar het ligt er nu. In de visie van het OM is dat voldoende. Er wordt gesproken van toestemming door de rechter-commissaris, niet van een machtiging. Misschien neemt dat ook een misverstand weg. Ik ga ervan uit dat het ambtsedig proces-verbaal voldoende is voor de toestemming.
De oudste rechter merkt op dat de rechtbank de bijlagen bij de schriftelijke stukken niet als ingelast en voorgehouden beschouwt. Ten aanzien van de meest recente brief van Reisinger heeft de raadsman specifiek aangegeven welke twee punten belangrijk zijn in deze zaak. Ten aanzien van de overige bijlagen heeft de raadsman dat niet gedaan. Als hij dat niet doet, dan kan de rechtbank er geen kennis van nemen.
De voorzitter vult aan dat de rechtbank wil voorkomen dat het als gevoegd en ingelast beschouwen van stukken van andere advocaten een beweging wordt. Er zullen op een gegeven moment knopen moeten worden doorgehakt, ook in het belang van verdachte die recht heeft op een spoedige berechting. Daarnaast is het tijdens de schorsing van de zitting wellicht ook belangrijk dat de raadsman kennis neemt van het meest recente verhoor van verdachte en het daaropvolgende proces-verbaal van bevindingen.
De raadsman voert het woord als volgt:
Daar hoef ik niet naar te kijken. Ik weet wat ik ervan vind.
Op vragen van de voorzitter: U merkt op dat ik om het horen van een zeer groot aantal getuigen heb verzocht, maar dat ik ook heb aangegeven dat niet alle getuigen in elke groep gehoord hoeven worden. U merkt op dat het niet aan de rechtbank is om daar een selectie in te maken en u vraagt mij of ik concreet kan maken welke getuigen er precies moeten worden gehoord. Ik kom daar straks op terug, dat moet ik in alle rust bekijken. U vraagt mij naar de datasets. Ik zal een afspraak maken bij de politie voordat mijn vakantie begint.
De jongste rechter vraagt mij naar de JIT-overeenkomst, omdat ik die als onderzoekswens heb opgegeven terwijl dat deze al als bijlage bij één van mijn stukken zit. Dat klopt, maar ik wil deze gevoegd hebben. Wij gaan er namelijk van uit dat er op korte termijn nog wel ontwikkelingen zullen zijn. Niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland. Als er mogelijk getuigen worden gehoord, kunnen we die confronteren met de JIT-overeenkomst. In België was er een rechter die ook van alles hierover wilde weten. Het zou kunnen dat het OM vindt dat het een fishing expedition is, maar elke keer blijkt in een Belgische strafzaak of een Frans verhoor dat de gang van zaken toch net iets anders is dan dat het OM ons heeft voorgehouden.
De voorzitter vraagt mij naar de onderzoekswens waarin ik vraag om alle andere documenten met betrekking tot de samenwerking tussen Nederland, België en Frankrijk, in het licht van de brief van het OM van 2 juni 2022 met 500 pagina’s aan bijlagen. Als het OM zegt dat dit alles is, dan hoeft het niet meer. Maar ik houd rekening met het feit dat het weleens anders zou kunnen zijn en dan zitten we op 18 oktober weer in dezelfde situatie. De oudste rechter vraagt mij of het alleen stukken betreft waarvan ik vermoed dat ze bestaan, maar het niet zeker weet. Dat klopt.
Ik vraag ook nog steeds om de toestemming van de rechter-commissaris. Als het OM zegt dat voor het overige alles hieromtrent verstrekt is, dan kunt u onderzoekswens 29 op die manier interpreteren. U, voorzitter, vraagt mij wat ik bedoel met onderzoekswens 30, over de analyse van de SkyECC data. Dat zit volgens mij achter het proces-verbaal dat gisteren is verstrekt, daarin leggen ze namelijk uit hoe ze bij mijn cliënt zijn gekomen. Deze onderzoekswens trek ik dan ook in. De onderzoekswensen 31 tot en met 33 kunt u ook doorstrepen.
De oudste rechter vraagt mij naar de onderzoekswens onder C, het horen van een deskundige, aangezien er nu een NFI-rapport ligt. Ik moet daar nog even over nadenken, maar ik denk dat u daar geen beslissing over hoeft te nemen.
De onderzoekswens onder D, het stellen van prejudiciële vragen, handhaaf ik wel. U merkt op dat hierop al in veel zaken is beslist, dat gezegd wordt dat het te prematuur is en dat de verplichting om prejudiciële vragen te stellen alleen bij de hoogste rechter ligt. Ik refereer mij aan uw oordeel, maar ik wil wel dat er iets over op papier komt.
De rechtbank beveelt een onderbreking van het onderzoek ter terechtzitting voor ongeveer 15 minuten, om de raadsman de tijd te geven voor het voorbereiden van een reactie.
De rechtbank hervat het onderzoek in de stand waarin het zich voor de onderbreking bevond.
De raadsman voert het woord als volgt:
Ten aanzien van de getuigen verzoek ik enkel nog om de getuigen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] (de deskundige van het NFI). Ik verwijs naar pagina 22 van het vandaag ingebrachte stuk van Reisinger. Daarnaast neem ik hetgeen Reisinger verzoekt onder 2, onder A tot en met F, over. De oudste rechter constateert dat hierbij zaaksdossiers staan vermeld waarvan ik eerder heb gezegd dat ik deze niet meer hoef te hebben. De dossiers in de zaken [onderzoek 3] , [onderzoek 4] en [onderzoek 1] wil ik wel nog steeds. Voor zover u heeft opgevat dat ik deze niet meer hoef te hebben, is dat een misverstand.
Verder zijn ten aanzien van het stuk van Reisinger de pagina’s 22, 23, 25 en 27 (tot aan ‘omvang van het deskundigenonderzoek’ van belang. Op dit moment heb ik geen behoefte aan het horen van een deskundige. Als er iets gebeurt waardoor ik van mening verander, dan hoort u dat van mij.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank geen kennis zal nemen van de overige bijlagen.
De raadsman voert het woord als volgt:
Wij hebben de chats toch al op een stick op kantoor. Dat heb ik nagevraagd. Als het anders is, dan zal ik mij melden.
De voorzitter merkt ten aanzien van de toestemming van de rechter-commissaris op dat het Openbaar Ministerie vandaag zelf heeft verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag waarin ook wordt gezegd dat het proces-verbaal van de rechter-commissaris met de toestemming dient te worden verstrekt. De voorzitter verzoekt de officier van justitie om dit mee te wegen bij zijn standpunt hierover. Daarnaast verzoekt zij de officier van justitie om een standpunt in te nemen ten aanzien van de JIT-overeenkomst, die wel al bij de stukken lijkt te zitten maar formeel nog niet gevoegd is.
De oudste rechter merkt op dat ten aanzien van feit 2, de witwasverdenking, mogelijk sprake is van dubbelingen. Zij verzoekt de officier van justitie om, in elk geval tijdens maar bij voorkeur vóór de inhoudelijke behandeling, een standpunt in te nemen over de voorwerpen die als witgewassen worden beschouwd. Het zou daarbij ook prettig zijn als per voorwerp verwezen zou worden naar een bewijsmiddel.
De officier van justitie voert het woord als volgt:
Ik kan u in elk geval zeggen dat de op de dagvaarding genoemde kunst niet is in beslag is genomen, omdat na taxatie bleek dat de waarde van de kunst er niet toe heeft geleid dat die is meegenomen. Ik zal in elk geval noteren dat ik tijdens de inhoudelijke behandeling terug zal komen op de overige voorwerpen die op de dagvaarding worden genoemd.
De raadsman voert het woord als volgt:
De officier van justitie vraagt mij of hij mag aannemen dat het bestuderen van de chats niet heeft geleid tot het verzoek om meer stukken te voegen. Dat mag u nog niet aannemen, want we moeten het heel goed bekijken.
Ten aanzien van mijn repliek wijs ik opmijn eerdere schriftelijke stukken. Of de SkyECC operatie rechtmatig is geweest, verdient ook aandacht, maar daar hoor ik de officier van justitie niet over. Ik heb alleen de chatberichten en verder helemaal niks. Op bewijstechnisch gebied vind ik daar iets van. Maar ook als u deze berichten wel meeneemt, dan vind ik dat het moeilijk is om ernstige bezwaren te blijven aannemen. Over het witwassen bestaat discussie. Ik realiseer mij dat dat niet het zwaartepunt is van deze zaak, maar het wordt wel meegenomen in het beeld dat van mijn cliënt wordt geschetst als het gaat over zijn strafblad. Ik ben bij het laatste verhoor geweest en u ziet daarin dat mijn cliënt, zo goed en zo kwaad als het gaat, concrete antwoorden probeert te geven.
De officier van justitie heeft het over ruis die hij met het verstrekken van stukken wil wegnemen. Het is geen ruis, maar een rookgordijn. Ik ben er op een gegeven moment achter gekomen dat de Nederlanders de interceptietool hebben ontwikkeld. Het OM zei toen tegen mij dat ik gelijk had, want het staat er. Maar eerst zeiden ze dat het niet zo was. Dus hoe kan het OM zeggen dat mijn cliënt niet concreet antwoordt over de witwasverdenking, terwijl het OM zelf ook zwabbert als het gaat om de SkyECC hack? Dat is meten met twee maten en niet magistratelijk. Je moet feitelijk kijken wat er is gebeurd. Cliënt heeft van meet af aan gezegd dat hij geen administratie had. Wij maken een administratie, maar in de wereld van cliënt is dat anders. Waarom wordt er dan nog een punt van gemaakt? Het is aannemelijk dat de verklaring van mijn cliënt juist is, maar vervolgens wordt het bij de beoordeling van de ernstige bezwaren in zijn nadeel uitgelegd.
De officier van justitie voert het woord als volgt:
De vraag of het OM volledig is geweest, is voor de raadsman een retorische. Het antwoord daarop is: meer dan volledig, als het gaat om hetgeen noodzakelijkerwijs moet worden toegevoegd. Dat betekent natuurlijk niet dat alle documenten uit [onderzoek 1] gevoegd zijn, maar ik denk ook niet dat er iemand is die daarvan uitgaat. We zijn meer dan volledig geweest, maar het is niet alles. De toestemming van de rechter-commissaris om de stukken uit [onderzoek 1] in [onderzoek 2] te mogen gebruiken, blijkt uit het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal dat vandaag is verstrekt. Ik heb niet gehoord waarom het noodzakelijk zou zijn om aan die bevindingen te twijfelen. Het is natuurlijk wel anders gelopen in Encrochat. U wijst terecht op het arrest van het Gerechtshof Den Haag, maar wat mij betreft is deze zaak anders.
Dan de JIT-overeenkomst. Er is een stuk bij een tijdlijn van mr. Jansen gevoegd, dat zou de JIT-overeenkomst zijn. U kent het standpunt van het OM ten aanzien van het verstrekken van de JIT-overeenkomst. Ik kan niet opmaken of het stuk bij de tijdlijn de echte JIT-overeenkomst is. Gelet op het standpunt van het OM over verstrekking van de JIT-overeenkomst, vind ik niet dat we dat moeten gaan verifiëren. In dat geval verstrekken we namelijk via een omweg alsnog die overeenkomst. Als de advocaat zijn stukken wil laten voegen, dan moet hij daarom verzoeken en dan zal het onderdeel uitmaken van het dossier. Er is echter geen aanleiding om er een ander standpunt over in te nemen.
Over de voorlopige hechtenis is al veel gezegd. Het is bij witwassen nu eenmaal zo dat in de stappenplannenjurisprudentie staat vermeld dat de verklaring van verdachte ook verifieerbaar moet zijn, naast het feit dat deze niet onaannemelijk moet zijn. Ik kan niet anders dan zeggen dat de verklaring van verdachte niet verifieerbaar is. Ik nodig de verdediging uit om de politie en het OM te vertellen hoe één en ander geverifieerd kan worden. Dat is ook de achtergrond geweest van het laatste verhoor, maar ook daar werd een verklaring afgelegd die niet of nauwelijks verifieerbaar is.
De raadsman zegt dat de verdenking van wapenhandel alleen gebaseerd is op de SkyECC chats, maar dat is niet zo. Het is de informatie uit de SkyECC chats, plus de informatie waaruit blijkt dat het verdachte is die achter de betreffende SkyECC accounts zit. Het bewijs bestaat feitelijk uit twee componenten: wat is er gebeurd en wie is daar verantwoordelijk voor? Voor wat betreft de vraag wie er verantwoordelijk voor was, zijn het juist niet alleen de SkyECC chats. Er zijn allerlei bevindingen buiten SkyECC om, maar die wel aan de SkyECC accounts gekoppeld kunnen worden. Daaruit blijkt dat het verdachte was. Voor wat betreft de toedracht en de vraag of wel of geen sprake was van wapenhandel, zijn er wel alleen de chats. Maar die chats zijn wel heel erg concreet. Er zitten ook afbeeldingen bij. We zitten nu nog in de fase van de ernstige bezwaren, maar het zou niet de eerste zaak zijn waarin een Nederlandse rechter beslist dat een delict bewezen kan worden op grond van alleen communicatie. Of het nu gaat om SkyECC, het Dark Web of Marktplaats.
Verder verwijs ik naar de eerdere standpunten van het OM. Er is niets nieuws bijgekomen.
De raadsman voert het woord als volgt:
Ik wil nog één ding opmerken. Tijdens de verhoren hebben wij het OM gevraagd of zij inzicht willen geven in hoe vaak mijn cliënt de afgelopen jaren is klemgereden door al dan niet herkenbare politieauto’s. Daaruit zou immers ook kunnen blijken dat cliënt op geen enkel moment met een wapen of bij een stashplek is aangetroffen. Ik heb daar nog niks over gehoord, maar ik wil het wel gezegd hebben.
De oudste rechter merkt op dat zij dergelijk belastend materiaal in elk geval niet als zodanig in het dossier heeft aangetroffen.
De officier van justitie voert het woord als volgt:
Ik constateer dat dit niet is geformuleerd als onderzoekswens, in die zin zal ik er ook niet op reageren. Ik ga er ook niet van uit dat verdachte eerder is aangehouden met een wapen of iets dergelijks. Ik ga uit van zijn justitiële documentatie.
Nadat de rechtbank in raadkamer heeft beraadslaagd, deelt de voorzitter als beslissingen van de rechtbank het volgende mee:
De rechtbank neemt als uitgangspunt het vertrouwensbeginsel zoals dat al verschillende malen door de rechtbank Amsterdam en andere gerechten in het land is aangenomen. Dat wil zeggen dat de rechtbank erop mag vertrouwen dat het onderzoek naar SkyECC in Frankrijk op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
De raadsman heeft vandaag een aantal van zijn eerder ingediende onderzoekswensen ingetrokken of gewijzigd. De verzochte getuigen/deskundige-verhoren zijn teruggebracht tot drie getuigen en één deskundige.
Ten aanzien van de verzoeken tot het horen van de officier van justitie [naam 1] , de [naam 2] en [naam 3] is naar het voorlopig oordeel van de rechtbank het vertrouwensbeginsel van toepassing. Het onderzoek naar SkyECC heeft in Frankrijk plaatsgevonden, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. De Nederlandse rechter toetst het handelen van de Franse autoriteiten in beginsel niet. Er is geen begin van aannemelijkheid dat het onderzoek naar SkyECC feitelijk door Nederland en daarmee onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten heeft plaatsgevonden. Het verzoek tot het horen van deze getuigen wordt dan ook afgewezen.
Verder is verzocht om de deskundige [naam 4] , de opsteller van het NFI-rapport, te horen, om zijn deskundigheid te kunnen toetsen. De rechtbank wijst dat verzoek af. Er is niet onderbouwd waarom [naam 4] niet deskundig zou zijn. Het NFI-rapport is opgemaakt door de deskundige die is opgenomen in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen. Dit blijkt uit pagina 25 van het NFI-rapport. Daarmee is zijn deskundigheid gewaarborgd.
De verdediging wil ook technische vragen stellen aan [naam 4] en [naam 3] . De verdediging heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom het stellen van deze technische vragen nog nodig zou zijn in het licht van het NFI-rapport. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
De raadsman heeft in zijn eigen onderzoekswensen onder B verzocht om de verstrekking of voeging van een aantal stukken. De datasets van de SkyECC accounts die aan verdachte worden gekoppeld, heeft hij al in zijn bezit. Voor de overige datasets onder 21 tot en met 23 heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd waarom deze verstrekt zouden moeten worden. Deze verzoeken worden afgewezen.
Voor het verzoek om verstrekking dan wel voeging van de JIT-overeenkomst, onder 24 geldt het vertrouwensbeginsel. De rechtbank kan niet vaststellen of de door de raadsman overgelegde JIT-overeenkomst gelijk is aan de originele. De rechtbank ziet echter, gelet op het vertrouwensbeginsel, geen aanleiding om te beslissen dat de originele JIT-overeenkomst aan het dossier dient te worden toegevoegd. Dat geldt ook voor de verzoeken genoemd onder 25 tot en met 27. Deze verzoeken worden afgewezen.
Ten aanzien van de onderzoekswensen genoemd onder 28 en 29 heeft de raadsman toegelicht dat het erom gaat dat de verdediging kan controleren of de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven voor het delen van informatie uit het onderzoek [onderzoek 1] in het onderzoek [onderzoek 2] . In het proces-verbaal van 19 juli 2021 staat dat deze toestemming op 3 juli 2021 door de rechter-commissaris is gegeven. De rechtbank ziet het belang van de verdediging om te kunnen controleren of deze toestemming inderdaad door de betreffende rechter-commissaris is verleend. De rechtbank draagt het Openbaar Ministerie op om de betreffende rechter-commissaris een proces-verbaal te laten opmaken waarin wordt bevestigd dat de betreffende toestemming is gegeven. Dit verzoek wordt daarmee toegewezen.
De onderzoekswensen 30 tot en met 34 heeft de raadsman ingetrokken. Daar zal de rechtbank zich dan ook niet over uitlaten. De raadsman heeft verder verwezen naar de brief van mr. Reisinger, die aan de pleitnota is gehecht, en verzocht om de onderzoekswensen van mr. Reisinger onder 2 A tot en met 2 F ook te beschouwen als onderzoekswensen in deze zaak. Die verzoeken worden afgewezen, deels omdat zij in het kader van deze strafzaak onvoldoende zijn onderbouwd en deels op de gronden zoals hiervoor overwogen.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om prejudiciële vragen aan het HVJEU te stellen. De rechtbank vindt dat op dit moment te vroeg. Het HVJEU heeft eerder geoordeeld dat een zaak eerst bij de nationale rechter voldoende moet zijn uitgekristalliseerd, voordat prejudiciële vragen worden gesteld. Dit houdt in dat zowel de feiten als de juridische context moeten zijn besproken voordat een rechtbank kan beoordelen of het noodzakelijk is om prejudiciële vragen te stellen. Dit verzoek wordt eveneens afgewezen.
Met betrekking tot de voorlopige hechtenis is de rechtbank van oordeel dat deze moet worden voortgezet. Op dit moment zijn de ernstige bezwaren voor beide feiten aanwezig. Het meest recente verhoor van verdachte van 13 juli 2022 over de witwasverdenking heeft de ernstige bezwaren voor feit 2 niet weggenomen. De recidivegrond is ook nu nog aanwezig. De rechtbank wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat het persoonlijk belang van verdachte minder zwaar weegt dan het strafvorderlijk belang. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de inhoudelijke behandeling op 18 oktober 2022 kan plaatsvinden, gelet op de huidige stand van zaken. Verdachte heeft daarmee zicht op de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak.

De rechtbank:

- Geeft de officier van justitie opdracht om de betreffende rechter-commissaris een proces-verbaal op te laten maken, waaruit blijkt dat de rechter-commissaris op 3 juli 2021 toestemming heeft gegeven voor het delen van informatie uit het onderzoek [onderzoek 1] in het onderzoek [onderzoek 2] .
- Wijst de overige onderzoekswensen af.
- Wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
- Schorst het onderzoek tot de terechtzitting van 18 oktober 2022 om 09.00 uur.
- Zegt verdachte en de raadsman aan om op bovengenoemde datum en tijdstip wederom ter terechtzitting te verschijnen.
- Bepaalt dat voor de behandeling van de zaak op de volgende terechtzitting een dagdeel dient te worden gereserveerd.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.