7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen oplegging van de maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, bedreiging en diefstal. Hij werd na een ruzie met een andere cliënt weggestuurd bij [naam daklozenopvang] in Amsterdam, een dagopvang voor daklozen. Hierna is verdachte naar de Blokker gegaan en heeft daar een groot koksmes gestolen. Vervolgens is hij teruggegaan naar [naam daklozenopvang] en heeft daar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bedreigd met het mes. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben moeten vluchten achter een beveiligingsdeur. Hierna is verdachte naar de winkel van [slachtoffer 1] gelopen, waar hij een pakje sigaretten wilde stelen. [slachtoffer 1] wilde verdachte tegenhouden, waarop verdachte uithaalde en [slachtoffer 1] tweemaal tegen zijn hand en/of pols en zijn zij raakte met het mes. [slachtoffer 1] heeft hier zwaar lichamelijk letsel aan overgehouden. Dit zijn hele ernstige feiten. Door een koksmes en een pakje sigaretten te stelen, heeft verdachte een inbreuk gemaakt op het recht op eigendom van anderen. Het zwaartepunt in deze zaak ligt echter bij de inbreuk op het gevoel van veiligheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de inbreuk op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . De impact daarvan is erg groot. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat zij erg bang zijn geweest en het gevoel hadden dat ze moesten rennen voor hun leven. Beiden hebben hier na het feit nog lang psychisch last van gehad en bij [slachtoffer 3] is een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. [slachtoffer 1] heeft tot op de dag van vandaag last van het letsel aan zijn hand en pols, waarbij het uitzicht op volledig herstel gering is. Bij veel dagelijkse activiteiten wordt hij gehinderd door dit letsel, aangezien zijn pols-/handfunctie sterk verminderd is. Ook psychisch heeft [slachtoffer 1] tot op de dag van vandaag veel last van dit feit en de gevolgen ervan. Voor alle drie de slachtoffers geldt dat zij terwijl zij gewoon aan het werk waren, door verdachte uit het niets bedreigd en/of aangevallen zijn.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 februari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld, maar niet eerder voor geweldsdelicten. Verder is verdachte na het plaatsvinden van de bewezenverklaarde feiten veroordeeld voor een diefstal, waarvoor hij een gevangenisstraf van één maand opgelegd heeft gekregen. De rechtbank houdt rekening met deze straf in het kader van artikel 63 Wetboek van Strafrecht. Uit het strafblad volgt dat verdachte in het buitenland wel is veroordeeld voor een aantal geweldsdelicten, te weten diefstallen met geweld.
Adviezen
Uit de in rubriek 6 genoemde rapportages maakt de rechtbank het volgende op. Verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Daarnaast kent verdachte een geschiedenis van middelengebruik, die zijn stoornis luxeert en die daarnaast ook als verslavingsstoornis kan worden aangemerkt. Ook is er bij verdachte sprake van sociale problematiek, namelijk het ontbreken van een steunend netwerk, huisvesting en dagbesteding.
Beide rapporteurs adviseren dat verdachte in een forensisch kader klinisch moet worden behandeld voor zijn stoornissen, zodat aandacht kan worden besteed aan delictpreventie en delictscenario’s en dat er daarnaast aandacht moet zijn voor zijn sociale problematiek.
Psycholoog Sahtoe is van oordeel dat de behandeling plaats moet vinden in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. In het verleden was er ook sprake van psychotische verschijnselen maar is hulpverlening in de GGZ nooit van de grond gekomen omdat verdachte dat afhield. Verdachte is in het [naam PI] onder strikt toezicht en met begeleiding gestabiliseerd en stelt zich, na een periode met dwangbehandeling, nu behandelbaar op. Daarnaast is hij op dit moment medicatietrouw en abstinent van middelen. Echter, zijn motivatie is nog precair en er blijkt niet van ziekte-inzicht. Het risico is aanwezig dat de motivatie bij verdachte wegvalt en hij opnieuw vervalt in middelengebruik, wat de kans op psychotische decompensatie en daarmee de kans op gewelddadig gedrag vergroot. De verwachting is dat verdachte binnen zes maanden gestabiliseerd zal zijn, mede gelet op de toestand waarin hij zich op dit moment in het [naam PI] bevindt, maar dat een periode van zes maanden niet voldoende zal zijn om het ziekte-inzicht van verdachte te vergroten en te bestendigen. Een zorgmachtiging zal daarom niet voldoende waarborgen bieden om recidive te voorkomen, en is daar ook niet op gericht. Daar komt bij dat verdachte geen openheid geeft over zijn psychotische belevingen, en dat is ongunstig voor de behandelprognose. Als men daar geen zicht op heeft, is het risico dat iemand decompenseert groter. De communicatie met verdachte verloopt moeizaam door zijn beperkte kennis van de Nederlandse taal en omdat hij op laag cognitief niveau functioneert, hetgeen behandeling bemoeilijkt.
Psychiater Van der Meer adviseert bijzondere voorwaarden naast een deels voorwaardelijke straf. Medicamenteuze behandeling is noodzakelijk en verdachte dient het gebruik van cannabis en alcohol duurzaam te staken. Voor verdachte zal het bij tegenslag of een terugval in drugsgebruik moeilijk worden om de behandeling en de medicatie vol te houden, waarbij een voorwaardelijk strafdeel verdachte kan motiveren. Daarnaast adviseert Van der Meer een zorgmachtiging. Hij overweegt dat in het licht van de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de justitiële voorgeschiedenis en het niet slagen van een eerdere gedwongen behandeling in detentie in Oostenrijk, een tbs-maatregel (al dan niet met dwangverpleging) mogelijk zou zijn. Het voordeel hiervan is volgens de psychiater dat verdachte in ieder geval de nodige behandeling zal krijgen om met zekerheid het recidiverisico te verminderen. Hij is echter van oordeel dat een zorgmachtiging voldoende kan zijn. Een periode van zes maanden zou volgens de psychiater genoeg zou moeten zijn om verdachte in te stellen op medicatie en ziekte-inzicht te laten krijgen. Daarna zou het mogelijk zijn dat hij vrijwillig of in een WVGGZ-kader verder kan worden behandeld en/of begeleid. Tijdens het onderzoek werd gezien dat de (dwang)medicatie effectief was en dat hierdoor de psychotische verschijnselen en gedragsproblemen afnamen.
Uit een e-mail van de behandelaar van verdachte in het [naam PI] , T. Tasliyurt, van 9 augustus 2022 blijkt dat hij van oordeel is dat een zorgmachtiging voldoende zou moeten zijn. Het gaat namelijk goed met verdachte in het [naam PI] . Kort gezegd is hij gestabiliseerd, medicatietrouw en zijn er sinds juni 2022 geen aanwijzingen voor psychotische ontregeling.
De reclassering heeft op 9 augustus 2022 een rapport uitgebracht omtrent verdachte. Hierin beschrijven zij dat verdachte vier keer eerder onder toezicht van de reclassering heeft gestaan maar dat hij slechts beperkt heeft meegewerkt. Zo is hij in 2020 naar het buitenland gevlucht, alwaar hij ook gedetineerd heeft gezeten. Ook heeft betrokkene agressief gedrag laten zien in een vorm van begeleid wonen. De afgelopen maanden heeft verdachte weliswaar positief gedrag laten zien in het [naam PI] , maar ook heeft hij gezegd dat hij zou willen stoppen met zijn medicatie nu het goed met hem gaat. Indien het nodig wordt geacht, geeft hij aan de medicijnen wel te zullen blijven slikken. De reclassering mocht daarnaast van verdachte geen contact opnemen met zijn familieleden als referenten. De kans op recidive en op letselschade wordt mede op basis van de risicotaxatie als hoog ingeschat. De reclassering ziet naast een delictpatroon bij verdachte maatschappelijke teloorgang, psychische problematiek en problematisch middelengebruik. Daarbij mist betrokkene steunbronnen. Een klinische behandeling, de daaropvolgende ambulante behandeling en plaatsing in een geschikte wooninstelling zullen de risico’s binnen een tbs-kader verlagen. Daarom adviseren zij een tbs-maatregel met voorwaarden. Deze maatregel zal voldoende ruimte bieden om het recidiverisico te beperken. De reclassering adviseert om de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast adviseert de reclassering om een GVM op te leggen, zodat ook voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs-maatregel met voorwaarden, dan wel na de eventuele omzetting daarvan in een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is net als de rapporteurs van oordeel dat verdachte in een forensisch kader behandeld moet worden, omdat hij niet alleen aan een ernstige psychiatrische stoornis lijdt, te weten een psychotische stoornis, maar daardoor ook een gevaar voor de veiligheid van anderen vormt. Deze stoornis heeft, zoals uit dit vonnis blijkt, geleid tot ernstige strafbare feiten en bepaalt het recidivegevaar. De rechtbank sluit zich ook aan bij de adviezen dat een klinische behandeling noodzakelijk is. In het verleden is eerder geprobeerd om verdachte te behandelen en te begeleiden, maar dat is steeds mislukt omdat verdachte dit afhield of naar het buitenland vertrok. Medicatie heeft in detentie geruime tijd alleen onder dwang plaats kunnen vinden. Binnen de veiligheid en de structuur van het [naam PI] gaat het op dit moment beter met verdachte, hoewel hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de stemmen in zijn hoofd nog wel “een beetje” hoort. Het recidiverisico hangt voorts samen met de omstandigheid dat verdachte zijn problematiek ontkent en geen openheid van zaken geeft over zijn psychotische belevingen. Dit risico wordt bovendien vergroot door zijn verslavingsproblematiek, nu door gebruik van middelen psychoses kunnen worden geluxeerd. Verdachte moet forensisch worden behandeld zodat er voldoende aandacht aan delictpreventie en delictscenario’s wordt besteed. Met de psycholoog en de reclassering acht de rechtbank het recidiverisico op gewelddadig gedrag zonder een dergelijke behandeling matig tot hoog. Daarom dient verdachte in een voldoende stevig kader stapsgewijs te worden behandeld en geresocialiseerd, zodat de veiligheid voor anderen in de maatschappij voldoende wordt gewaarborgd. De rechtbank is van oordeel dat een zorgmachtiging onvoldoende waarborgen biedt dat het recidiverisico afdoende zal worden verminderd.
Al het voorgaande maakt dat de rechtbank de TBS-maatregel met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zal opleggen.
Er is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de tbs-maatregel. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De onder 1 en 3 bewezen geachte feiten zijn misdrijven waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt. Ook is sprake van recente multidisciplinaire gedragsrapportage van twee gedragsdeskundigen uit verschillende disciplines. De rechtbank stelt tot slot vast dat de stoornis zonder behandeling een zodanig groot gevaar voor de algemene veiligheid van personen oplevert, dat dit de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden eist.
De rechtbank legt hierbij de voorwaarden op zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, alsmede het locatieverbod zoals door de slachtoffers is verzocht.
Uit het reclasseringsrapport en uit hetgeen op de terechtzitting naar voren is gekomen blijkt dat de verdachte ook bereid is tot medewerking aan de voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit leidt ertoe dat, in het geval alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege wordt gegeven, de terbeschikkingstelling niet beperkt is tot de maximale periode van vier jaren.
De rechtbank bepaalt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De reclassering heeft geadviseerd om naast de tbs-maatregel met voorwaarden een
een GVM op te leggen. Gelet op de maximale duur van de tbs-maatregel met voorwaarden, namelijk 9 jaar, ziet de rechtbank hier echter geen aanleiding toe.