ECLI:NL:RBAMS:2022:4932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
13/029248-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie en vrijspraak overige vuurwapens en medeplegen

Op 19 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. De zaak kwam voort uit een controle op 1 februari 2022, waarbij de verdachte en medeverdachten in een auto werden aangetroffen. Tijdens de controle vluchtte de verdachte, maar werd na een korte achtervolging aangehouden. In de nabijheid van de aanhoudingsplek werden geladen vuurwapens en munitie aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een pistool en munitie voorhanden heeft gehad, maar kon niet bewijzen dat hij op de hoogte was van de andere vuurwapens die bij de medeverdachten werden aangetroffen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, maar legde hem een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van vuurwapens en de risico's die dit met zich meebrengt voor de samenleving. De verdachte had eerder ook al veroordelingen voor vuurwapenbezit en de rechtbank hield rekening met zijn recidive en de noodzaak voor begeleiding en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/029248-22 (Promis)
Datum uitspraak: 19 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, naar voren hebben gebracht.
De zaken zijn tegelijk op de terechtzitting behandeld met de zaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/029343-22) en [medeverdachte 2] (13/029383-22 en 13/118408-22). De rechtbank doet vandaag in de zaken van de drie verdachten uitspraak.

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 1 februari 2022, rond middernacht, zijn de inzittenden van een witte Mazda met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) op de parkeerplaats Meerzicht in Amstelveen gecontroleerd. In deze auto bevonden zich verdachte op de achterbank, medeverdachte [medeverdachte 1] als bestuurder en medeverdachte [medeverdachte 2] als bijrijder. Terwijl een verbalisant wachtte op assistentie van collega’s is verdachte weggerend richting de bosschages naast de parkeerplaats, waar hij na een korte achtervolging te voet werd aangehouden. Het voertuig reed ondertussen weg en werd korte tijd later, zonder inzittenden, aangetroffen op de parkeerplaats Berkenhoek, gelegen in het Amsterdamse Bos aan de Nieuwe Meerlaan. Aldaar werd medeverdachte [medeverdachte 1] in de bosschages aangetroffen en aangehouden. Nabij de plekken waar deze verdachten zijn aangehouden zijn geladen vuurwapens en munitie aangetroffen.
Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij zich op of omstreeks 2 februari 2022 in Amsterdam in vereniging heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens met (bijbehorende) munitie.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van geladen vuurwapens met bijbehorende munitie. De officier van justitie heeft betoogd dat alle aangetroffen vuurwapens en munitie afkomstig waren uit de auto waarin de verdachten werden gecontroleerd. Uit de omstandigheid dat de verdachten vluchtten voor de politie kan worden afgeleid dat iedere verdachte afzonderlijk wist van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie, die zijn aangetroffen nabij de plekken waar verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangehouden. Daarnaast kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van de munitie, die tijdens zijn insluitingsfouillering is aangetroffen in zijn jaszak.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie die zijn aangetroffen nabij de plekken waar verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. Verdachte ontkent dat hij wetenschap had van de aangetroffen wapens. Het automatisch aanvalsgeweer, de Grand Power en de Glock zijn aangetroffen nabij de plek waar medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden. Niet is gebleken dat de vuurwapens afkomstig waren uit het voertuig waarin de verdachten zaten. Daarnaast zaten de vuurwapens in afgesloten tassen. Op basis van deze omstandigheden kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap had van deze wapens. Hoewel de High Power is aangetroffen nabij de plek van aanhouding van verdachte en hierop zijn DNA is aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat verdachte dit vuurwapen voorhanden heeft gehad in de periode tijdens dan wel rond de controle. Het wapen is bijna 12 uur na de aanhouding van verdachte aangetroffen en er is ook DNA van anderen op aangetroffen. Dit sluit derhalve niet uit dat ook een ander dan verdachte het wapen heeft aangeraakt en/of in het bezit heeft gehad. Daarnaast heeft de verbalisant niet gezien dat verdachte tijdens zijn vlucht een vuurwapen heeft weggegooid.
Met betrekking tot de aangetroffen munitie in de jaszak van verdachte heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 2 februari 2022 is naar aanleiding van een zoekopdracht bij de bosschages van parkeerplaats Meerzicht in Amstelveen een vuurwapen aangetroffen op de plek waar verdachte rond middernacht, na een korte achtervolging te voet, werd aangehouden. De verbalisant die verdachte heeft aangehouden heeft beschreven dat het, gezien de vluchtroute die verdachte heeft afgelegd tot het punt van aanhouding, niet anders kan zijn dan dat verdachte het vuurwapen heeft achtergelaten op de plek waar het is aangetroffen. Op basis van onderzoek aan het wapen is vastgesteld dat het een pistool betrof van het merk FN, model HP-35 High-Power, kaliber 9x19mm (met serienummer [nummer] ). Dit pistool is een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. In het patroonmagazijn zaten 13 patronen van hetzelfde kaliber en dezelfde categorie. Het vuurwapen was derhalve geladen, maar niet doorgeladen. Van de ruwe delen van het vuurwapen (AAPN9410NL) is het DNA-profiel van een man verkregen, waarvan de frequentie kleiner is dan één op één miljard. Van de binnenzijde van de loop (AAPN9411NL) is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Uit het DNA-onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte mogelijke donor is van de verkregen DNA-profielen.
Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte zijn in zijn jaszak zeven patronen aangetroffen van het kaliber 9x19mm. Deze munitie is van hetzelfde merk en kaliber als de munitie uit het patroonmagazijn afkomstig uit het hierboven genoemde pistool FN HP-35 High Power en is geschikt om met dat vuurwapen verschoten te worden.
Bewezenverklaring en gedeeltelijke vrijspraken
De rechtbank vindt op basis van voornoemde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte van zijn medeverdachten wist dat zij vuurwapens en munitie bij zich droegen. De vuurwapens zijn immers in tassen aangetroffen die dicht waren en lagen niet in het zicht in het voertuig waarin de verdachten samen zaten. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de overige tenlastegelegde onderdelen.

4.Bewezenverklaring

Op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte:
omstreeks 2 februari 2022 in Nederland, één wapen van de categorie III onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een pistool, merk FN, model HP-35 High-Power, serienummer [nummer] , kaliber 9 x 19mm, zijnde een vuurwapen
en
bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 20 patronen van het kaliber 9 x 19mm
voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Oplegging van straf

6.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals door reclassering Inforsa is geadviseerd.
6.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft – bij een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van één vuurwapen met bijbehorende munitie – verzocht om oplegging van een taakstraf in combinatie met een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel aan gevangenisstraf gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft benadrukt dat verdachte gemotiveerd is voor het opbouwen van een stabiele leefsituatie.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Vuurwapens vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid en het ongecontroleerde bezit ervan leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat daarom tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden. Voor het voorhanden hebben van de munitie in het patroonmagazijn van het wapen geldt dat sprake is van eendaadse samenloop.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het door reclasseringswerker E.C. Vilters opgestelde adviesrapport van reclassering Inforsa van 20 april 2022. Hierin is, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat sprake is van een (beginnend) delictpatroon, omdat verdachte in 2019 en 2021 ook werd veroordeeld voor vuurwapenbezit. Bij de veroordeling uit 2019 zijn aan verdachte bijzondere voorwaarden opgelegd. De proeftijd die hieraan werd verbonden was ten tijde van het tenlastegelegde nog niet voorbij.
Verdachte staat onder bewindvoering wegens schulden. In het verleden heeft verdachte EMDR behandeling gevolgd voor zijn psychische problemen. Daarnaast is sprake van verslavingsproblematiek. Een detox-opname en een behandelingstraject bij de Jellinek hebben niet geleid tot het doorbreken van zijn verslavingsproblematiek. Verdachte maakt onderdeel uit van de zogenaamde ‘Top-400 aanpak’ van de gemeente Amsterdam. De reclassering heeft zorgen over het sociale netwerk van verdachte, omdat de medeverdachten worden geassocieerd met een ‘drillrapgroep’ in Amsterdam. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. De reclassering vindt behandeling en begeleiding door de reclassering noodzakelijk om het risico op recidive te verminderen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte te verbeteren. Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering Inforsa, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname voor maximaal zeven weken), meewerken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding en meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang als de reclassering dat nodig vindt.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en de straffen die destijds aan hem zijn opgelegd kennelijk niet het beoogde afschrikkende effect op hem hebben gehad. Verdachte liep bovendien nog in een proeftijd. Ook tilt de rechtbank er zwaar aan dat verdachte een geladen wapen voorhanden had, waarmee dus daadwerkelijk kon worden geschoten.
Tijdens de terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte gemotiveerd is om een stabiele leefsituatie op te bouwen. Verdachte heeft certificaten behaald voor het verrichten van werkzaamheden in de binnenvaart en kan in deze sector aan de slag, zodra hij vrij komt uit detentie. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Bij de rechtbank is het beeld ontstaan dat verdachte op een kruispunt in zijn leven staat, waarbij hij de keuze heeft om al dan niet verder de criminaliteit in te gaan. Vanwege de situatie waarin verdachte werd aangetroffen – te weten met een geladen vuurwapen, samen met anderen die ook geladen vuurwapens bij zich droegen – maakt de rechtbank zich zorgen over de kringen waarin verdachte zich begeeft. De hoop is dat verdachte met de juiste hulp en begeleiding de positieve ontwikkelingen in zijn leven kan voortzetten na detentie. De rechtbank ziet gelet hierop nog ruimte om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen.
Alles afwegende zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank bepaalt dat een (eventuele) klinische opname maximaal zeven weken mag duren. Vanwege de recidive van verdachte is oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een taakstraf, zoals door de raadsman bepleit, een gepasseerd station.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding en zodra er een plaats beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De rechtbank bepaalt voorts dat veroordeelde zich – in verband met die behandeling – laat opnemen in een zorginstelling voor maximaal zeven weken, tenzij de reclassering dat niet (langer) noodzakelijk acht, een en ander op voorwaarde dat de vereiste indicatiestelling is afgegeven;
- wordt aangemeld voor verblijf in een begeleid wonen instelling, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dit wenselijk acht. Het verblijf start na aanmelding door de reclassering en op basis van beschikbaarheid. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan het verkrijgen dan wel behouden van een zinvolle dagbesteding of betaalde baan. Veroordeelde dient zich hierbij te houden aan de afspraken en aanwijzingen die zijn werkgever/trajectbegeleider en/of toezichthouder hem geeft.
Geeft aan reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken;
- zich meldt bij voornoemde reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en R. Gaarthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2022.