In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst om haar huurtoeslag voor het jaar 2018 vast te stellen op € 0,- en het teveel betaalde voorschot van € 2.824,- terug te vorderen. Eiseres stelde dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een negatief verzamelinkomen en een gereserveerd vermogen voor juridische kosten, aanleiding moesten geven om af te wijken van de terugvordering op basis van het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet in strijd met de wet had gehandeld door de huurtoeslag op € 0,- vast te stellen. De rechtbank bevestigde dat het negatieve inkomen van eiseres niet kon worden gesaldeerd met haar vermogen, en dat de Belastingdienst terecht had geoordeeld dat eiseres geen recht had op huurtoeslag in 2018. De rechtbank vond ook dat de Belastingdienst niet verplicht was om eiseres te horen in de bezwaarfase, ondanks haar verzoek om een hoorzitting.
De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de terugvordering van het voorschot volledig mocht doorzetten, en dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende waren om van de terugvordering af te zien. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep, maar de rechtbank oordeelde wel dat de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- moest vergoeden en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 45,09 moest vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 augustus 2022.