ECLI:NL:RBAMS:2022:4887

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
13/751341-20 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële weigering van overlevering op grond van detentieomstandigheden en genoegzaamheid van het Europees Aanhoudingsbevel

Op 16 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Videle Court of Justice in Roemenië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Roemenië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 2 juni 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekent dat er geen grondslag meer was voor overleveringsdetentie.

De rechtbank heeft het EAB beoordeeld op basis van de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelde dat de informatie in het EAB niet voldoende was voor feit 2, dat betrekking had op het rijden met een valse kentekenplaat. De rechtbank heeft de overlevering voor dit feit geweigerd, terwijl de overlevering voor de feiten 1 (medeplegen van diefstal) en 3 (rijden zonder geldig rijbewijs) werd toegestaan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië in overweging genomen, maar oordeelde dat de detentiegarantie voldoende was om te concluderen dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan voor de feiten 1 en 3, maar geweigerd voor feit 2, op basis van de onvolledigheid van het EAB. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13751341-20 (EAB I)
RK nummer: 20/2158
Datum uitspraak: 16 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 maart 2020 door
the Videle Court of Justice – County Teleorman(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres: [verblijfsadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syriër, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, al is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
warrant for preventive arrest no. 4/UP from 12.03.2020, issued by Videle Court of Justice, reference of the file 601/335/2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Roemeens recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de informatie in het EAB niet genoegzaam is en dat de zaak aangehouden dient te worden om vragen te stellen aan Roemenië. Meer duidelijkheid zou moeten komen over de vraag waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht. Niet duidelijk is namelijk of het EAB is uitgevaardigd ten behoeve van een vervolging of executie van een straf nu in het EAB wordt gesproken over een
preventive arrest, maar ook over een
criminal sentence. Ook staat in het EAB vermeld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was in de strafzaak waarvoor de straf moet worden uitgezeten. Verder bestaat er op basis van het EAB onduidelijkheid over de aard van de verdenking. Zo wordt enerzijds vermeld dat de opgeëiste persoon in een auto met valse kentekenplaten heeft gereden en anderzijds dat de kentekenregistratie zijn geldigheid zou hebben verloren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vervolgings-EAB nu uit de tekst van het EAB blijkt dat hieraan een voorlopig aanhoudingsbesluit ten grondslag ligt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Daarnaast moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Daartoe moet uit het EAB in ieder geval blijken of het gaat om de tenuitvoerlegging van een opgelegde vrijheidsstraf (executie-EAB) waarbij vermeld dient te worden bij welke uitspraak die straf is opgelegd, of dat sprake is van een onderzoek naar strafbare feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd (vervolgings-EAB). Dan moet onder meer het onderliggende nationale aanhoudingsbevel van de opgeëiste persoon in het EAB vermeld zijn. Verder moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Het moet duidelijk zijn voor welke strafbare feiten de overlevering wordt gevraagd om de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
De rechtbank stelt vast dat in onderdeel b) van het EAB staat vermeld dat sprake is van een aanhoudingsbevel van 12 maart 2020 dat is uitgevaardigd door de
Videle Court of Justice(Roemenië). Verder is vermeld dat sprake is van een
criminal sentencevan 12 maart 2020, afgegeven door dezelfde instantie, waarbij de voorlopige hechtenis is bevolen voor de duur van 30 dagen. In onderdeel c) van het EAB staat dat voor de feiten maximaal een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd kan worden. Op grond van deze informatie staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het EAB is uitgevaardigd ten behoeve van de vervolging van de opgeëiste persoon. Dit betekent dat het EAB op dit punt genoegzaam is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de zaak aan te houden om hierover vragen te stellen en verwerpt op dit punt het verweer van de raadsman
De rechtbank is verder van oordeel dat het EAB ten aanzien van één feit (feit 2:
driving on public roads of a vehicle with a fake number in continious form)ongenoegzaam is nu er een discrepantie zit tussen de informatie onder onderdeel E) van het EAB en onderdeel E) II. In onderdeel E) staat namelijk vermeld dat het gaat om het rijden met een valse kentekenplaat, maar in onderdeel E) II wordt gesproken over een registratienummer van een auto die zijn geldigheid zou hebben verloren. De rechtbank is van oordeel dat het EAB op dit punt niet genoegzaam is en dat niet vaststaat voor welk strafbaar feit de overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht. Zoals onder punt 1 is overwogen, is de beslistermijn in deze zaak verstreken. Gelet hierop ziet de rechtbank geen ruimte om de behandeling van het EAB aan te houden, om op dit punt nadere vragen te stellen aan de Roemeense autoriteiten. De rechtbank zal daarom de overlevering ten aanzien van dit feit weigeren. Dit leidt op grond van artikel 2 OLW tot een partiële weigering.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Detentieomstandigheden Roemenië

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak aangehouden moet worden om nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Roemenië. De detentiegarantie die is afgegeven in 2020 is verouderd en gelet op de recente ontwikkelingen in Roemenië zijn er zorgen over de detentieomstandigheden in Roemenië. Verder is de garantie summier, omdat slechts bekend is waar de opgeëiste persoon direct na zijn overlevering wordt geplaatst, maar niet waar hij daarna terechtkomt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan nu de detentiegarantie het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wegneemt. Volgens vaste jurisprudentie hoeft niet gekeken te worden waar de opgeëiste persoon zijn gehele detentieperiode komt te zitten. Verder is de detentiegarantie weliswaar afgegeven in 2020, maar er wordt in deze garantie 5 m2 gegarandeerd. Daarnaast is er de afgelopen jaren een
action plandoorgevoerd in de Roemeense detentie-instellingen waarbij de detentieomstandigheden zijn verbeterd. Er zijn geen feiten en omstandigheden die doen twijfelen aan de eerder afgegeven garantie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest).
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture
and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 14 april 2022, brengt geen verandering in het eerder aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling.
De uitvaardigende autoriteit heeft in een brief van 3 december 2020, mede ten behoeve van de opgeëiste persoon, het volgende meegedeeld:
If the persons concerned will be surrendered to the Romanian authorities, they will be held in the custody of the Remand and Provisional Arrest Centre subordinated to the Olt County Police Inspectorate, (…)
While being held in the custody of this Centre, the person concerned shall be accommodated in a 10.30 square meter room (which does not include the floor surface of the sanitary facility), allotted for two persons. Thus, if two persons are held in custody at the same time, each of them shall benefit of 5.15 square meters, and hence observing the law in force.
Hoewel de brief in 2020 is verstrekt, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de daarin verstrekte garantie, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de uitvaardigende lidstaat zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. In de garantie wordt immers meer dan 5 m2 gegarandeerd voor de opgeëiste persoon. Daarnaast is het duidelijk waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, namelijk
the Remand and Provisional Arrest Centre subordinated to the Olt County Police lnspectorate. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende. Niet gekeken hoeft namelijk te worden naar de detentieomstandigheden die bestaan in alle penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon in de uitvaardigende lidstaat eventueel kan worden gedetineerd. [1] De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden om hierover nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De detentieomstandigheden staan dus niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

6.Slotsom

Nu ten aanzien van feit 1, medeplegen van diefstal in vereniging (met braak) (
theft in qualified form) en feit 3, rijden zonder geldig rijbewijs, (
driving a vehicle without a driving license in continious form) waarvoor de overlevering wordt gevraagd, is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor het overige wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Videle Court of Justice – Couny Teleorman(Roemenië) ten behoeve van het in Roemenië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten zoals omschreven in het EAB onder E, feit 1, medeplegen van diefstal in vereniging (met braak) (
theft in qualified form) en feit 3, rijden zonder geldig rijbewijs, (
driving a vehicle without a driving license in continious form).
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op feit 2 (
driving on public roads of a vehicle with a fake number in continious form).
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk Hof van Justitie EU, 25 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:589 (ML), punt 84.