ECLI:NL:RBAMS:2022:4885

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
13/751340-20 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Videle Court of Justice in Roemenië. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, wat betekent dat de rechtbank niet meer kan verlengen en dat er geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. Het EAB bevatte informatie over de strafbare feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, maar de raadsman van de opgeëiste persoon betwistte de genoegzaamheid van het EAB. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte om te concluderen dat het gaat om een vervolgings-EAB en dat de overlevering op basis van de feiten die in het EAB zijn vermeld, toelaatbaar is.

Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. De raadsman uitte zorgen over de detentieomstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat de detentiegarantie die in 2020 was afgegeven, voldoende was om aan te nemen dat de opgeëiste persoon niet zal worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751340-20 (EAB I)
RK nummer: 20/2257
Datum uitspraak: 16 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 mei 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 maart 2020 door
the Videle court of Justice – County Teleorman(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1980,
verblijvende op het adres: [adres], [plaats],
uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syriër, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, al is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
warrant for preventive arrest no. 3/UP from 12.03.2020, issued by Videle Court of Justice, reference of the file 601/335/2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Roemeens recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de informatie in het EAB niet genoegzaam is en dat de zaak aangehouden moet worden om vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Meer duidelijkheid zou moeten komen over de vraag waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht. Niet duidelijk is namelijk of het EAB is uitgevaardigd ten behoeve van een vervolging of van een executie van een straf nu in het EAB wordt gesproken over een
preventive arrest, maar ook over een
criminal sentence. Ook staat in het EAB vermeld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was in de strafzaak waarvoor de straf moet worden uitgezeten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vervolgings-EAB nu uit de tekst van het EAB blijkt dat daaraan een voorlopig aanhoudingsbesluit ten grondslag ligt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Daarnaast moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Daartoe moet uit het EAB in ieder geval blijken of het gaat om de tenuitvoerlegging van een opgelegde vrijheidsstraf (executie-EAB) waarbij vermeld dient te worden bij welke uitspraak die straf is opgelegd, of dat sprake is van een onderzoek naar strafbare feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd (vervolgings-EAB). Dan moet onder meer het onderliggende nationale aanhoudingsbevel van de opgeëiste persoon in het EAB vermeld zijn.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak in onderdeel b) van het EAB staat vermeld dat sprake is van een aanhoudingsbevel van 12 maart 2020 dat is uitgevaardigd door de
Videle Court of Justice(Roemenië). Verder is vermeld dat sprake is van een
criminal sentencevan 12 maart 2020, afgegeven door dezelfde instantie, waarbij de voorlopige hechtenis is bevolen voor de duur van 30 dagen. In onderdeel c) van het EAB staat dat voor de feiten maximaal een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd kan worden. Op grond van deze informatie staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het EAB is uitgevaardigd ten behoeve van de vervolging van de opgeëiste persoon. Dit betekent dat het EAB genoegzaam is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de zaak aan te houden om hierover vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en verwerpt het verweer van de raadsman.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Uit de beschrijving onder e) blijkt dat het EAB ook ziet op het toevertrouwen van een auto aan een persoon die geen geldig rijbewijs bezit (
entrusting a vehicle to a person who does not hold a driving license in a continuous form). Dat feit is naar Nederlands recht niet strafbaar.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering niet toelaatbaar is voor dit laatste feit nu niet is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 7 OLW een facultatief karakter heeft en dat kan worden afgezien van de weigeringsgrond. Het feit is kennelijk in Roemenië strafbaar en er zijn geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde. Het feit is in Roemenië begaan door een Roemeen en voor de andere feiten kan de overlevering ook worden toegestaan. Een gezamenlijke afdoening van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, is bovendien in het belang van de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
Met de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet is ook artikel 7 OLW gewijzigd.
Voor zover deze bepaling uitvoering geeft aan artikel 4, punt 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ brengt een kaderbesluitconforme uitleg van deze gewijzigde bepaling mee dat het eerste lid een facultatieve weigeringsgrond bevat met betrekking tot het ontbreken van strafbaarheid naar Nederlands recht van een zogenoemd niet-lijstfeit. [1] Dat betekent dat de rechtbank kan afzien van weigering van de overlevering, ook als niet is voldaan aan het vereiste van de dubbele strafbaarheid.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het voorhanden hebben van het toevertrouwen van een auto aan een persoon die geen geldig rijbewijs bezit niet is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om van de weigering van de overlevering af te zien, omdat de andere feiten wel dubbel strafbaar zijn, dit feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft en het feit is begaan in Roemenië. Nu de overlevering voor de overige feiten van het in Roemenië ingestelde strafrechtelijk onderzoek toelaatbaar is (zie EAB II), is een gezamenlijke afdoening van de feiten in het belang van de opgeëiste persoon. De rechtbank zal daarom ook de overlevering voor dit feit toestaan.

5.Detentieomstandigheden Roemenië

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak aangehouden moet worden om nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Roemenië. De detentiegarantie die is afgegeven in 2020 is verouderd en gelet op de recente ontwikkelingen in Roemenië zijn er zorgen over de detentieomstandigheden in Roemenië. Verder is de garantie summier, omdat slechts bekend is waar de opgeëiste persoon direct na zijn overlevering wordt geplaatst, maar niet waar hij daarna terechtkomt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan nu de detentiegarantie het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wegneemt. Volgens vaste jurisprudentie hoeft niet gekeken te worden waar de opgeëiste persoon zijn gehele detentieperiode komt te zitten. Verder is de detentiegarantie weliswaar afgegeven in 2020, maar wordt in deze garantie 5 m2 gegarandeerd. Daarnaast is er de afgelopen jaren een
action plandoorgevoerd in de Roemeense detentie instellingen waarbij de detentieomstandigheden zijn verbeterd. Al met al zijn er geen feiten en omstandigheden die doen twijfelen aan de eerder afgegeven garantie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest).
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture
and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 14 april 2022, brengt geen verandering in het eerder aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling.
De uitvaardigende autoriteit heeft in een brief van 3 december 2020, mede ten behoeve van de opgeëiste persoon, het volgende meegedeeld:
If the persons concerned will be surrendered to the Romanian authorities, they will be held in the custody of the Remand and Provisional Arrest Centre subordinated to the Olt County Police Inspectorate, (…)
While being held in the custody of this Centre, the person concerned shall be accommodated in a 10.30 square meter room (which does not include the floor surface of the sanitary facility), allotted for two persons. Thus, if two persons are held in custody at the same time, each of them shall benefit of 5.15 square meters, and hence observing the law in force.
Hoewel de brief in 2020 is verstrekt, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de daarin verstrekte garantie, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de uitvaardigende lidstaat zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. In de garantie wordt immers meer dan 5 m2 gegarandeerd voor de opgeëiste persoon. Daarnaast is het duidelijk waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, namelijk
the Remand and Provisional Arrest Centre subordinated to the Olt County Police Inspectorate. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende. Niet gekeken hoeft namelijk te worden naar de detentieomstandigheden die bestaan in alle penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon in de uitvaardigende lidstaat eventueel kan worden gedetineerd. [2] De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden om hierover nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De detentieomstandigheden staan dus niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.
8. Beslissing
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Videle Court of Justice – Couny Teleorman(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 29 juni 2017, C-579/15, ECLI:EU:C:2017:503 (
2.Vergelijk Hof van Justitie EU, 25 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:589 (ML), punt 84.