Uitspraak
1.de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam,
2.het openbaar ministerie te Amsterdam,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 31 januari 2022;
- het F9-formulier met bijlage, ingekomen op 31 mei 2022;
- de brief van de abs van 7 juni 2002, ingekomen op 8 juni 2022.
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
ECLI:NL:PHR:2022:131) afgezien van beantwoording van de gestelde prejudiciële vragen omtrent de geslacht neutrale registratie op een geboorteakte. De Hoge Raad verwijst naar de huidige stand van zaken en voert aan dat de mogelijkheid van een genderneutrale registratie in een geboorteakte recent hernieuwede aandacht heeft gekregen van de wetgever. De Hoge Raad stelt dat de wetgeving met betrekking tot een gender neutrale aanduiding in voorbereiding is en in de nabije toekomst te verwachten valt. De Hoge Raad oordeelt dan ook dat beantwoording van de prejudiciële vragen op dit moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaat. De Hoge Raad oordeelt voorts dat zolang er geen wettelijke regeling is, het aan de rechter is om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en de inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.
identiteitvan [verzoeker] .
EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, van Kück tegen Duitsland, par. 69 en 73). Ingevolge deze uitspraak is ontzegging van een geslachtsregistratie overeenkomstig de innerlijke overtuiging in strijd met artikel 8 EVRM.