ECLI:NL:RBAMS:2022:4834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/710994 / FA RK 21-7808
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslachtsregistratie en voornamen van een non-binaire persoon

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 12 juli 2022, wordt het verzoek van [verzoekster] behandeld om de geslachtsregistratie op de geboorteakte te wijzigen naar 'X' en de voornamen te veranderen naar ' [voornamen 2] '. [verzoekster] is geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] en heeft aangegeven zich niet thuis te voelen in de binaire geslachtsindeling van man of vrouw. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en verklaringen van deskundigen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] toegelicht dat de wijziging van de geslachtsregistratie een noodzakelijke juridische bevestiging van zijn/haar genderidentiteit is. Het Openbaar Ministerie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar merkte op dat er momenteel geen wettelijke regeling bestaat voor non-binaire geslachtsregistratie. De rechtbank oordeelt dat het verzoek moet worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:28a-c van het Burgerlijk Wetboek, die niet voorzien in een non-binaire optie, maar dat de huidige wetgeving in voorbereiding is. De rechtbank besluit uiteindelijk om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de geslachtsregistratie te wijzigen naar 'X' en de voornamen te wijzigen naar ' [voornamen 2] '. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L. van der Heijden en is schriftelijk vastgesteld op 27 juli 2022.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/710994 / FA RK 21-7808 (LH / MG)
Beschikking van 12 juli 2022 betreffende wijziging van de akte van de burgerlijke standen wijziging voornaam
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: ‘ [verzoekster] ’,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te Utrecht,
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Súdwest-Fryslân,

zetelende te Sneek,
hierna te noemen: ‘de abs’ en

2.het openbaar ministerie te Amsterdam,

hierna te noemen: ‘het OM’.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 8 december 2021;
  • brief van het OM van 10 januari 2022, ingekomen op 11 januari 2022;
  • het F9-Formulier, ingekomen op 1 april 2022;
  • de brief van de abs van 6 april 2002, ingekomen op 7 april 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen, ingekomen op 29 juni 2022;
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 juli 2022.
Gehoord zijn:
- [verzoekster] , bijgestaan door diens advocaat en partner [naam] .
1.3.
De rechtbank heeft ter mondelinge behandeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt daarvan de weerslag.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[verzoekster] is geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] .

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Súdwest-Fryslân te gelasten om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente Súdwest-Fryslân van het jaar 1989 (aktenummer: [nummer] ) een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘X’ zal zijn;
II. te bepalen dat de voornamen van verzoeker gewijzigd worden in de voornamen ‘ [voornamen 2] ’ en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Súdwest-Fryslân te gelasten om deze wijziging in de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente Súdwest-Fryslân van het jaar 1989 (aktenummer: [nummer] ) toe te voegen;
Subsidiair:
I. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Súdwest-Fryslân te gelasten om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente Súdwest-Fryslân van het jaar 1989 (aktenummer: [nummer] ) een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’ zal zijn.

4.De beoordeling

Wijziging geslacht op de geboorteakte
4.1.
[verzoekster] legt aan het verzoek ten grondslag dat de juridische werkelijkheid niet overeenstemt met diens persoonlijke en dagelijkse werkelijkheid. De innerlijke genderbeleving van [verzoekster] zorgt ervoor dat die zich niet thuis voelt in specifiek één van de hokjes ‘man’ of ‘vrouw’. [verzoekster] heeft verklaard dat wanneer die als vrouwelijk wordt aangesproken dit zorgt voor verwarring en een gevoel niet gezien te worden. [verzoekster] wil niet kiezen tussen wc’s, sportteams, kledingafdelingen, kappers, producten en het soort werk dat die kan doen. Een registratie van het geslacht ‘X’ op diens geboorteakte is voor [verzoekster] een noodzakelijke juridische bevestiging van het bestaan van diens genderidentiteit. [verzoekster] stelt dat het verzoek dient te worden behandeld aan de hand van de artikelen 1:28a-c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) in combinatie met artikel 1 lid 2 van de Algemene wet gelijke behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] nader toegelicht dat de verzochte wijziging van diens geslacht op de geboorteakte een erkenning van diens identiteit vormt. [verzoekster] voelt zich niet thuis in de huidige geslachtsaanduiding en zou graag als zichzelf worden aangesproken en aangeschreven. [verzoekster] heeft aangegeven momenteel veel energie te moeten steken in het uitleggen van diens identiteit, energie die die graag aan andere zaken zou besteden. Het zou voor [verzoekster] dan ook makkelijker zijn als diens geslachtsregistratie zou worden gewijzigd in een ‘X’.
4.2.
Het OM refereert zich ten aanzien van het verzoek met betrekking tot wijziging van de geslachtsaanduiding aan het oordeel van de rechtbank. Het OM merkt voorts op dat er op dit moment geen wettelijke regeling bestaat ten aanzien van non-binaire personen die hun geslacht willen wijzigen van vrouwelijk ‘V’ of mannelijk ‘M’ in een ‘X’. Volgens het OM zijn de artikelen 1:28a-c BW bedoeld voor een persoon die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren. Artikel 1:19d BW betreft zaken waarin het geslacht van de minderjarige twijfelachtig is. Het OM merkt op dat de Hoge Raad met betrekking tot een non-binaire genderregistratie geen recente jurisprudentie heeft gegeven. Het OM verwijst daarom naar een uitspraak van deze rechtbank van 21 juli 2021, waarin is bepaald het verzoek met betrekking tot een non-binaire geslachtsregistratie wordt beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:28a-c BW. Het OM heeft tot slot opgemerkt dat de rechtbank de abs van de gemeente waarin [verzoekster] is geboren (te weten Súdwest-Fryslân) om een standpunt dient te vragen met betrekking tot de verzochte wijziging.
4.3.
De abs stelt dat die slechts volgzaam kan zijn aan de in deze af te geven uitspraak en deze met belangstelling af te wachten. De abs merkt op dat er (nog) geen wettelijke grondslag bestaat voor het opnemen van een neutrale geslachtelijke identiteit in de geboorteakte. De abs stelt dat het – tot de wetgever een dergelijke aanpassing (mogelijk) zal maken – het aan de rechterlijke macht is om in voorkomende verzoeken de abs te gelasten een latere vermelding toe te voegen aan een geboorteakte. De abs brengt voorts naar voren dat de bepaling van artikel 1:19d BW een ander doel dient, namelijk om uiteindelijk tot een geslachtsbepaling te komen. Tot slot geeft de abs aan dat het gaat om een registerakte van de (voormalige) gemeente Sneek en dat de abs van de rechtsopvolger Súdwest-Fryslân bewaarder is van de registers.
4.4.
Recent heeft de Hoge Raad in haar uitspraak van 4 maart 2022 (
ECLI:NL:PHR:2022:131) afgezien van beantwoording van de gestelde prejudiciële vragen omtrent de geslacht neutrale registratie op een geboorteakte. De Hoge Raad verwijst naar de huidige stand van zaken en voert aan dat de mogelijkheid van een genderneutrale registratie in een geboorteakte recent hernieuwede aandacht heeft gekregen van de wetgever. De Hoge Raad stelt dat de wetgeving met betrekking tot een gender neutrale aanduiding in voorbereiding is en in de nabije toekomst te verwachten valt. De Hoge Raad oordeelt dan ook dat beantwoording van de prejudiciële vragen op dit moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaat. De Hoge Raad oordeelt voorts dat zolang er geen wettelijke regeling is, het aan de rechter is om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en de inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.
4.5.
Uit de gang van zaken blijkt dat de wetgeving in voorbereiding is op dit onderwerp, maar dat het wetsvoorstel nog niet is aangenomen. Van [verzoekster] kan niet worden verwacht dat die wacht op het wetgevingsproces. De rechtbank zal dan ook onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van de Hoge Raad onderhavige zaak beoordelen aan de hand van de aard en de inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden.
4.6.
De rechtbank deelt de overwegingen van de door [verzoekster] aangehaalde uitspraken van de rechtbanken Limburg, Noord-Nederland en Utrecht voor zover daarin een maatschappelijke en (internationaal) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit wordt aangenomen. Vervolgens wordt overwogen dat het aan de wetgever is om te voorzien in regelgeving omtrent neutrale (of non-binaire) geslachtsaanduiding. Ten slotte wordt in die uitspraken ervoor gekozen om (in een latere vermelding) in de geboorteakte op te nemen dat ‘het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’ onder verwijzing naar artikel 1:19d van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’). De rechtbank kan zich niet verenigen met deze oplossing. Artikel 1:19d BW ziet immers op het geval dat na de geboorte het (fysieke) geslacht van een kind twijfelachtig is en blijft, terwijl in de onderhavige geval sprake is van een non-binaire gender
identiteitvan [verzoekster] .
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als die welke is omschreven in de artikelen 1:28a-c BW, voor mensen van zestien jaar en ouder die de – door een deskundige getoetste en onderschreven – overtuiging hebben tot ‘het andere geslacht’ te behoren. Deze artikelen voorzien niet in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, waarmee naar het oordeel van de rechtbank in deze artikelen een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair).
4.8.
De rechtbank wijst in dit verband op de wet van 30 augustus 2019 tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Staatsblad 2019, 302, in werking getreden op 1 november 2019). Bij deze wet is de Algemene wet gelijke behandeling - die een uitwerking vormt van het non-discriminatiebeginsel in artikel 1 van de Grondwet, onder meer om bescherming te bieden tegen discriminatie op grond van geslacht - in die zin gewijzigd dat onder ‘onderscheid op grond van geslacht’ mede wordt verstaan ‘onderscheid op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie’ (artikel 1 lid 2 Algemene wet gelijke behandeling). In de memorie van toelichting op deze wet (Kamerstuk 34650, nr. 3) wordt aangegeven dat het wetsvoorstel mede is ingegeven ter emancipatie van de groep mensen die zich niet wil conformeren aan of wil identificeren met de bestaande binaire categorieën (man of vrouw) die voor vele jaren waren gegeven.
4.9.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met artikel 8 (bescherming van het privéleven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘EVRM’). In 2003 heeft het EVRM reeds bevestigd dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt (EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, van Kück tegen Duitsland, par. 69 en 73). Ingevolge deze uitspraak is ontzegging van een geslachtsregistratie overeenkomstig de innerlijke overtuiging in strijd met artikel 8 EVRM.
4.10.
[verzoekster] heeft ‘deskundigen verklaring transgender’ zoals bedoeld in artikel 1:28a BW opgemaakt door psychotherapeut A.O. Man overgelegd waaruit blijkt dat [verzoekster] de wijziging van het geslacht in de geboorteakte weloverwogen blijft wensen.
4.11.
De rechtbank oordeelt dat er in onderhavige zaak aan de vereisten van artikel 1:28a BW is voldaan. Nu de gemeente Súdwest-Fryslân rechtsopvolger (en bewaarder is van de registers) is van de gemeente Sneek, zal de rechtbank de ambtenaar van de gemeente Sneek op grond van artikel 1:28b BW gelasten aan de akte van geboorte van verzoeker een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, waarbij het gewijzigde non-binaire geslacht zal worden aangeduid met een ‘X’ zoals verzocht.
Wijziging voornaam
4.12.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank diens voornamen te wijzigen van ‘ [voornamen 1] ’ naar ‘ [voornamen 2] ’. [verzoekster] legt aan het verzoek ten grondslag dat de verzochte voornamen genderneutraal zijn en iedereen deze voornamen herkent als niet geslachtsgebonden. [verzoekster] gebruik de verzochte voornamen in het dagelijks leven en voelt zich daar goed bij.
4.13.
Het OM stelt dat wanneer het verzoek van [verzoekster] aan de criteria van artikel 1:4 BW voldoet, het verzoek tot wijziging van de voornaam kan worden toegewezen.
4.14.
De abs heeft aangegeven geen partij te zijn met betrekking tot het verzoek tot wijziging van de voornaam van [verzoekster] . De abs stelt dat de rechtbank besluit op het verzoek tot wijziging van de voornaam en dat de abs een lijdelijke functie heeft en slechts uitvoerend is belast met het toevoegen van een latere vermelding aan de betreffende geboorteakte en het kennisgeven aan de basisregistratie personen van de woongemeente.
4.15.
Voor toewijzing van een verzoek tot voornaamswijziging is allereerst vereist dat de betrokken persoon een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij de verzochte wijziging, dat dit belang dient te prevaleren boven het algemeen belang dat namen zoals vermeld in de registers van de burgerlijke stand zoveel mogelijk ongewijzigd blijven. Voorts dient de rechtbank te toetsen of de nieuwe voornamen niet ongepast zijn dan wel overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen (tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn).
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte naamswijziging, zoals toegelicht, voldoet aan de hiervoor beschreven eisen. De gevraagde voornaam is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW. Het verzoek zal daarom worden toegewezen als na te melden.
4.17.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Sneek, dan wel de rechtsopvolger Súdwest-Fryslân aan de akte van geboorte van
[verzoekster]
onder aktenummer: [nummer] van het jaar 1989 de latere vermelding toe te voegen van de wijziging:
van het geslacht, in de zin dat het geslacht zal zijn ‘X’;
- gelast de wijziging van de voornamen van
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
in: ‘ [voornamen 2] ’
- draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift deze beschikking te zenen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Sneek, dan wel de rechtsopvolger Súdwest-Fryslân.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.T.W. Gerritsen, griffier, op 12 juli 2022. [1]
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 juli 2022.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).