ECLI:NL:RBAMS:2022:4825

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
13/261113-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor handel in harddrugs en deelname aan criminele organisatie

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in harddrugs en deelnam aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1995, werd op 21 mei 2021 aangehouden na onderzoek naar zijn telefoon, waaruit bleek dat hij betrokken was bij de drugshandel onder de naam [naam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte van 13 oktober 2019 tot en met 7 december 2021 samen met anderen handelde in harddrugs en als leider van een criminele organisatie fungeerde. De rechtbank heeft ook bewezen geacht dat de verdachte op 7 december 2021 in het bezit was van een vuurwapen en munitie, evenals harddrugs en softdrugs. De verdachte heeft de beschuldigingen grotendeels bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 54 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 48 maanden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn verantwoordelijkheid voor de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten een aanzienlijke straf rechtvaardigt. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en de rechtbank heeft ook beslissingen genomen over het beslag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/261113-21
Datum uitspraak: 29 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [plaats] , gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2022. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 29 juni 2022. De rechtbank heeft direct na de sluiting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.N. Refos, en van wat verdachte en zijn advocaat, mr. M. Landsman, naar voren hebben gebracht.

2.Voorbereidend onderzoek en beschuldiging

Verdachte is in een ander onderzoek op 21 mei 2021 aangehouden. Uit onderzoek aan zijn telefoon rees bij de politie de verdenking dat verdachte met anderen betrokken zou zijn bij de handel in harddrugs onder de naam [naam 1] . De politie heeft hier nader onderzoek naar gedaan (onderzoek Hamtoke). Dit onderzoek heeft voor verdachte geleid tot de volgende, samengevatte, beschuldigingen: [1]
Samen met anderen handelen in harddrugs van 13 oktober 2019 tot en met 7 december 2021;
In dezelfde periode als leider deelnemen aan een criminele organisatie die als doel de handel in harddrugs heeft;
Bezit van een vuurwapen en munitie, samen met een ander, op 7 december 2021;
Bezit van harddrugs, samen met een ander, op 7 december 2021;
Bezit van softdrugs, samen met een ander, op 7 december 2021.
Aan de criminele organisatie zouden naast verdachte, onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben deelgenomen.
De zaken tegen [verdachte] (parketnummer 13/261113-21), [medeverdachte 1] (parketnummer 13/266371-21) en [medeverdachte 2] (parketnummer 13/299299-21) zijn samen op zitting behandeld en de rechtbank doet vandaag in de drie zaken uitspraak.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen. De pleegperiode voor de drugshandel en de criminele organisatie start op 13 oktober 2019. Op die dag is namelijk een groepschat aangemaakt door ‘ [bijnaam verdachte ] ’, waarvan kan worden vastgesteld dat dat verdachte is. De drugsfeiten en het vuurwapenbezit heeft verdachte samen met anderen gepleegd.
3.2.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte op 13 oktober 2019 al betrokken was bij de drugshandel en de organisatie. De telefoon die onder verdachte in beslag is genomen werd toen nog beheerd door de persoon van wie verdachte de drugslijn heeft overgenomen. Die persoon gebruikte ook de bijnaam ‘ [bijnaam verdachte ] ’. Van de personen die volgens de tenlastelegging de organisatie hebben gevormd, kan niet worden bewezen dat zij allemaal vanaf het begin van de pleegperiode bij de organisatie betrokken waren. De deelname van verdachte aan die criminele organisatie kan dus pas beginnen vanaf het moment dat alle genoemde personen betrokken waren bij de organisatie. Dat verdachte de leider van die organisatie zou zijn geweest kan niet worden bewezen, omdat de rol van de onbekend gebleven deelnemers onduidelijk is. Het bezit van de drugs en het wapen kan worden bewezen, maar niet dat verdachte dat met iemand anders heeft gedaan. De vriendin van verdachte wist niets van de aangetroffen spullen. Van een deel van het drugsbezit moet verdachte worden vrijgesproken omdat er getwijfeld kan worden aan het onderzoek naar de MDMA en de hennep in de auto een gebruikershoeveelheid betreft.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte in drugs heeft gehandeld, leider is geweest van een criminele organisatie die zich daarmee bezig hield en dat hij hard- en softdrugs en een wapen en munitie in zijn bezit heeft gehad. Verdachte heeft de beschuldigingen grotendeels bekend. Op basis van die verklaring en de andere bewijsmiddelen in bijlage II stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Criminele organisatie en de handel in drugs
De criminele organisatie bestond uit de volgende personen en hun rollen en/of taken:
[verdachte] (bijnaam: [bijnaam verdachte ] ) is leider van het samenwerkingsverband. Hij stuurt de medeverdachten aan, verstrekt opdrachten, doet betalingen aan andere verdachten en is verantwoordelijk voor de inkoop van de harddrugs.
[medeverdachte 2] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 2] ) bewerkt en verpakt de harddrugs in opdracht van [verdachte] en verstrekt ze aan de koeriers die de harddrugs naar de klanten brengen. [medeverdachte 2] legt hierover verantwoording af aan [verdachte] . De koeriers halen de verpakte harddrugs op bij [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 1] ) is manager en beheerder van het telefoonnummer [telefoonnummer] [bijnaam medeverdachte 1] . Op dit nummer worden bestellingen geplaatst voor harddrugs. De bestelling wordt vervolgens via Telegram (privé groep) doorgegeven aan de koeriers.
[medeverdachte 4] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 3] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 3] ) zijn koeriers. De koerier krijgt via Telegram de opdracht van een manager om een bepaalde hoeveelheid harddrugs te leveren aan een klant die kort daarvoor een bestelling heeft geplaatst bij de manager.
De personen met de bijnamen [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] , [bijnaam 4] , [bijnaam 5] , [bijnaam 6] , [bijnaam 7] en [bijnaam 8] kunnen als managers, verkopers of koeriers worden aangemerkt. Deze personen zijn niet allemaal geïdentificeerd.
Uit deze rollen blijkt dat verdachte deel uitmaakte van een op drugshandel gericht samenwerkingsverband. Hij heeft zelf ook handelingen verricht en daarmee bijgedragen aan de drugshandel. Het samenwerkingsverband heeft een structuur, een hiërarchie, iedereen heeft zijn eigen taak en onderling wordt verantwoording afgelegd. Ook heeft het samenwerkingsverband enige tijd bestaan. Daarmee is voldaan aan de wettelijke eisen aan een strafbare criminele organisatie.
Dat verdachte daarvan de leider was blijkt uit chatgesprekken die [verdachte] voert met andere deelnemers aan de organisatie, waarin hij zegt dat hij de ‘ [naam 1] ’ beheert en iedereen netjes moet noteren en alles goed moet bijhouden. [verdachte] zegt dat hij zeven mensen voor hem heeft werken. Ook wordt gesproken over managers, drivers en inpakkers. Dat een aantal deelnemers aan de criminele organisatie niet geïdentificeerd is, doet niets af aan de rol van verdachte zoals die uit de in de bewijsmiddelen opgenomen berichten blijkt. Hieruit blijkt ook dat verdachte samen met anderen heeft gehandeld in harddrugs, en die drugs voor dat doel heeft bewerkt en verwerkt door het te verpakken.
Begin pleegperiode deelnemen aan criminele organisatie en medeplegen van drugshandel
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte vanaf 13 oktober 2019 heeft deelgenomen aan de criminele organisatie en de drugshandel. De rechtbank stelt vast dat [bijnaam verdachte ] op
13 oktober 2019 een groepsgesprek (‘
pool’) op Telegram heeft aangemaakt waarin gesproken wordt over de handel in harddrugs, en specifieke bestellingen. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat [bijnaam verdachte ] de bijnaam van [verdachte] is. De verklaring van verdachte dat voordat hij eind 2019 / begin 2020 de naam [bijnaam verdachte ] ging gebruiken, de vorige eigenaar van de drugslijn ook al de naam [bijnaam verdachte ] gebruikte, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft die verklaring pas op de zitting voor het eerst gegeven en het dossier biedt daarvoor geen aanknopingspunten. De rechtbank gaat daar dus aan voorbij.
De deelname van verdachte aan de criminele organisatie wordt vanaf hetzelfde moment bewezen. Verdachte voert (in elk geval) vanaf dat moment, met anderen gesprekken over de uitvoering van de drugshandel en de bijbehorende taken. Dat niet kan worden vastgesteld dat alle in de tenlastelegging met naam genoemde deelnemers op dat moment al deelnamen aan de organisatie, neemt niet weg dat gedurende de hele periode van de bewezenverklaring er een organisatie heeft bestaan die zich bezighield met de handel in harddrugs. Gedurende die periode zijn alle met naam genoemde medeverdachten op enig moment deelnemer aan die organisatie geweest.
Drugsbezit op 7 december 2021
In zijn auto en in de woning waar verdachte verbleef zijn op 7 december 2021 drugs aangetroffen. De rechtbank vindt, mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte die drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Van medeplegen wordt verdachte vrijgesproken, omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat een van de medeverdachten of de partner van verdachte wisten dat er drugs in het huis en in de auto lagen. De drugs is niet zodanig in het zicht aangetroffen dat verdachtes partner ze moet hebben zien liggen.
De advocaat heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het aanwezig hebben van MDMA met goednummer 6129230 omdat in het laboratoriumrapport staat dat dit item werd aangeleverd in een open waardezak waardoor de integriteit van het item mogelijk is geschonden. De rechtbank vindt deze enkele opmerking, mede bezien in het licht van de andere bewezenverklaarde feiten en de bekennende verklaring van verdachte, onvoldoende om aan de resultaten van het onderzoek (dat het om MDMA gaat) te twijfelen.
De rechtbank vindt ook het aanwezig hebben van de (beperkte hoeveelheid) in de auto aangetroffen hennep bewezen.
Aanwezig hebben vuurwapen en munitie op 7 december 2021
Op 7 december 2021 zijn in de woning waarin verdachte verbleef een vuurwapen en munitie aangetroffen. Mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte vindt de rechtbank bewezen dat verdachte dat vuurwapen en die munitie voorhanden heeft gehad. Van medeplegen wordt verdachte vrijgesproken, omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat de partner van verdachte wist dat het wapen en de munitie in het huis lagen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
1.
In de periode van 13 oktober 2019 tot en met 7 december 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd cocaïne, MDMA, GHB (4-hydroxyboterzuur), speed (amfetamine), LSD (lysergide) en 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine);
2.
in de periode van 13 oktober 2019 tot en met 7 december 2021 te Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
  • [verdachte] en/of
  • [medeverdachte 2] en/of
  • [medeverdachte 1] en/of
  • [medeverdachte 4] en/of
  • [medeverdachte 3] en/of
  • andere personen,
die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet, namelijk het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en MDMA, GHB (4-hydroxyboterzuur), speed (amfetamine), LSD (lysergide) en 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine), terwijl hij leider binnen die organisatie was;
3.
op 7 december 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zoraki, type/model M 906, kaliber 9xl7mm (synoniem 9mm kort / .380 auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
een hoeveelheid (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten patronen (goednummers 6129084 en/of 6129086) voorhanden heeft gehad;
4.
op 7 december 2021 te Amsterdam in een woning aan de [adres 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad, cocaïne (goednummer 6129182), MDMA (goednummers 6129219 en 6129230) en 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) (goednummer 6129222);
5.
op 7 december 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) (goednummer 6129312) en hennep (elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden), (goednummer 6129133).

5.Straf

5.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. Het gaat om een zeer professioneel opgezette organisatie, waarmee enorm veel geld is verdiend. Verdachte was de spin in het web, bepaalde wat er gebeurde en zorgde voor een constante stroom aan handelswaar. Het vuurwapenbezit houdt verband met de criminele organisatie. In het voordeel van verdachte spreekt dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. De officier van justitie heeft in de strafeis rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
5.2.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf van 36 maanden passend zou zijn, zonder voorwaardelijk deel. Verdachte is first offender en is gemotiveerd om zijn leven op orde te krijgen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van de bewezenverklaarde feiten laten meewegen.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband bezig gehouden met de handel in harddrugs en was de leider van een daarop gerichte organisatie. Het is algemeen bekend dat drugsgebruik gezondheidsrisico’s kent en dat de handel in harddrugs vaak samen gaat met andere vormen van criminaliteit, waarbij geweld niet wordt geschuwd. In dit geval had verdachte zelf daarvoor kennelijk ook de middelen aanwezig; een vuurwapen met munitie. Verdachte heeft het geld wat hij ermee verdiende klaarblijkelijk belangrijker gevonden dan op een eerlijke manier zijn geld te verdienen. Daarbij levert alleen al het bezit van wapens, ook zonder ze te gebruiken, gevaar op. Dat gevaar neemt alleen maar toe als je actief bent in de drugshandel en conflicten daarover op de loer liggen.
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die strafrechters onderling hebben gemaakt over strafoplegging en wat in vergelijkbare zaken aan straffen is opgelegd. Daaruit volgt een uitgangspunt voor de hier bewezenverklaarde feiten van een gevangenisstraf van meerdere jaren.
Verdachte heeft op de zitting een en ander over zijn eigen rol verteld en daarmee verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Dat weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden (vier jaar) geboden.

6.Beslag

Op de beslaglijst staan 58 voorwerpen. [2]
De rechtbank zal – voor zover de officier van justitie een beslissing heeft gevorderd ten aanzien van de voorwerpen vermeld op de beslaglijst – in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie beslissen over het beslag en voorts als te vermelden onder de beslissing. Samengevat komt dit op het volgende neer. De telefoon van verdachte wordt verbeurd verklaren omdat die gebruikt is bij de handel in drugs. De drugs zelf, de spullen die daarmee samenhangen en het wapen en munitie worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. De overige spullen op de belslaglijst worden teruggeven aan verdachte.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2, 3, 10, 11 en 11b van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verboden, meermalen gepleegd;
2.
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- voorwerp 13 op de beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- voorwerpen 4 tot en met 6, 17, 18, 22 tot en met 27, 29, 30, 32 tot en met 50 en 52 tot en met 58 op de beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- voorwerpen 1 tot en met 3, 7 tot en met 12, 14 tot en met 16, 19 tot en met 21, 28, 31 en 51 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. J. Huber en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2022.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging staat in bijlage I.
2.De beslaglijst is aan dit vonnis gehecht als bijlage III.