4.4.1.De herkomst van de gelden en de besteding daarvan
De rechtbank veroordeelt [(ex-)echtgenoot] , bij gelijktijdig vonnis voor grootschalige oplichting van obligatiehouders en gewoontewitwassen.De rechtbank overweegt in dat vonnis dat de gelden die op de bankrekeningen van de genoemde vennootschappen van [(ex-)echtgenoot] staan in ieder geval grotendeels uit misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig zijn en dat de tenlastegelegde betalingen daarom telkens mogelijk niet in het geheel, maar in ieder geval wel grotendeels zijn gedaan met gelden die een criminele herkomst hebben.
Ook heeft de rechtbank (in r.o. 4.2.5) het volgende overwogen:
“(…) Samenvatting van de aan de vennootschappen verstrekte obligatieleningen en de uitgaven door de vennootschappen
Na samenvoeging van de verschillende geldstroomoverzichten per vennootschap ontstaat het volgende (totaal)overzicht van de ontvangen/aangetrokken bedragen en de totale bestedingen/uitgaven van de aan verdachte gelieerde vennootschappen:
Hieruit blijkt dat de door de obligatiehouders aan de vennootschappen van verdachte uitgeleende bedragen grotendeels niet zijn besteed aan de groene doelen waarvoor de gelden waren bestemd, maar vooral zijn aangewend om rente en aflossing te betalen aan obligatiehouders en voor privéuitgaven van verdachte dan wel aan hem gelieerde personen of rechtspersonen.
Een nadere analyse van een aantal specifieke posten kan als volgt worden samengevat:
- er is per saldo een bedrag van € 6.757.436,45 aangetrokken door middel van obligaties en leningen.
- er is € 1.104.099,79 overgemaakt aan overige aan verdachte gelieerde rechtspersonen waaronder [naam 4] , [naam 2] en [naam 3] .
- per saldo is er een bedrag van € 18.500,- overgeboekt naar de bankrekening van [verdachte] , de (ex-)echtgenote van verdachte.
- in totaal is er € 1.960.089,01 betaald aan rente en aflossingen.
- een bedrag van € 408.340,57 is betaald aan deurwaarders, advocaten, incassobureaus.
- in totaal is per saldo € 152.310,36 contant opgenomen.
-
- een bedrag van € 1.485.755,26 is gebruikt voor privéuitgaven waaronder:
o € 653.403,92 voor de aankoop/verbouwing/betaling hypotheekrente van de woonboerderij van verdachte;
o € 316.351,27 aan pinbetalingen;
o € 50.990,- aan betalingen aan gedupeerden naar aanleiding van een veroordeling van verdachte in 2001;
o € 45.210,- aan schenkingen aan een dochter uit een eerdere relatie;
o € 39.105,49 aan verlies op beleggingen bij de Saxobank met gelden van [BV 1] en [BV 4] ;
o € 160.000,- aan overboekingen aan [naam 5] , een handelsplatform voor beleggingsproducten in het Verenigd Koninkrijk;
o € 27.500,- aan betalingen voor een Camper Chevrolet en een Volvo. (…)”
4.4.3.De witgewassen geldbedragen
Voor de geldbedragen die hierna worden besproken geldt dat zij zijn gebruikt ten behoeve van verdachte, nadat zij kennis had genomen van voornoemd artikel in het Financieele Dagblad. Zoals hiervoor overwogen had verdachte bij het gebruik van deze gelden redelijkerwijs moeten vermoeden dat zij uit misdrijf afkomstig waren, waardoor zij zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van deze gelden. De rechtbank zal de tenlastegelegde periode van 15 mei 2014 tot en met heden inkorten. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen vanaf het moment dat zij kennis heeft genomen van het krantenartikel tot aan de eerste zittingsdatum waartegen zij was gedagvaard. Dit is de periode van 6 december 2015 tot en met 16 april 2020.
4.4.3.1. Een hypothecaire lening en betalingen ten behoeve van het woonhuis in [woonplaats 2]
- een geldbedrag van € 448.000,- (hypotheekverstrekking aan verdachte via [naam 4] )
Op 20 september 2013 heeft [(ex-)echtgenoot] de woning aan de [adres 2] gekocht.Hiervan heeft hij op 3 maart 2015 het economisch eigendom voor € 475.000,- verkocht aan verdachte.De koopprijs is betaald doordat verdachte de hypothecaire geldlening van [(ex-)echtgenoot] bij de ING Bank ad € 452.651,- heeft overgenomen alsmede door het door [(ex-)echtgenoot] verstrekken van een geldlening aan verdachte. De schuldoverneming had evenwel uitsluitend interne werking aangezien de bank niet wilde meewerken aan schuldovername.
De rechtbank heeft in voornoemd vonnis van [(ex-)echtgenoot] bewezenverklaard dat hij € 497.593,95 heeft ontvangen op de bankrekening van [BV 4] door [naam 7] op te lichten. Dit ontvangen geld betreft een lening van [naam 7] aan [BV 4]Op de dag dat het geldbedrag van de lening werd gestort op de bankrekening van [BV 4] , op 30 december 2015, werd het grotendeels (namelijk € 450.000,-) onder vermelding van ‘Loan agreement’ overgemaakt naar de bankrekening van [naam 4] .in Luxemburg, waarvan [(ex-)echtgenoot] de uiteindelijk gerechtigde is.Vervolgens is er drie weken later door [naam 4] een hypothecaire lening verstrekt aan verdachte van € 475.000,-. Op 20 januari 2016 vond de juridische levering van de woning in [woonplaats 2] aan verdachte plaats en werd de hypotheek van [(ex-)echtgenoot] bij de ING Bank afgelost.Het door [naam 7] aan [BV 4] geleende geld is dus doorgestort en besteed aan een lening voor verdachte zodat zij de woning van [(ex-)echtgenoot] kon kopen. Verdachte heeft daarmee het geld dat van misdrijf afkomstig was gebruikt.
Zoals hiervoor is overwogen vindt de rechtbank dat verdachte moest vermoeden dat het geld dat afkomstig was van [(ex-)echtgenoot] van misdrijf afkomstig was. In dit geval is het geld niet direct door [(ex-)echtgenoot] versterkt maar door het aan hem gelieerde [naam 4] en verdachte heeft weersproken dat zij destijds wist dat [naam 4] aan [(ex-)echtgenoot] was gelieerd. De rechtbank vindt dit ongeloofwaardig.
Verdachte heeft verklaard dat zij destijds in paniek was omdat de ING Bank de hypotheek van [(ex-)echtgenoot] wilde opzeggen die betrekking had op het woonhuis waar zij het economisch eigendom van had en dat verdachte wist dat zij vanwege haar eigen schuldenlast en haar beperkte inkomen geen hypothecaire lening bij een reguliere bank zou kunnen krijgen. [(ex-)echtgenoot] heeft haar toen twee dagen later gezegd dat hij via een investeringsmaatschappij een lening voor haar kon krijgen waarmee zij de hypotheek van [(ex-)echtgenoot] kon aflossen en hij was bij het passeren van de hypotheekakte bij de notaris als gevolmachtigde van [naam 4] aanwezig.Daarbij komt dat zij voor de lening bij [naam 4] geen werkgeversverklaring of opgaaf van haar schulden heeft hoeven verstrekken, zij was niet verplicht om rente op de lening te betalen en slechts gehouden tot terugbetaling van de lening indien op enig moment in de toekomst haar huis aan de Kastanjelaan in Lochem verkocht zou worden.Naast de betrokkenheid van [(ex-)echtgenoot] geven ook deze onzakelijke omstandigheden voldoende aanleiding om te twijfelen aan de legale herkomst van het geld waarmee de hypothecaire lening is verstrekt.
-
- een geldbedrag van in totaal € 8.688,85,- (het tenlastegelegde geldbedrag is € 110.207,48)
Uit de bankanalyse van [BV 4] blijkt dat er tussen 13 augustus 2014 en 19 april 2016 in totaal € 110.207,48 is overgemaakt aan betalingen die zien op privéuitgaven ten behoeve van het woonhuis. Dit betreft onder andere betalingen aan [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] .[naam 12] van [naam 8] , de aannemer van de verbouwing van het woonhuis in [woonplaats 2] , heeft verklaard dat deze bedrijven werkzaamheden hebben uitgevoerd ten behoeve van deze verbouwing.Vier van deze betalingen zijn gedaan nadat verdachte kennis heeft genomen van het artikel in het Financieele Dagblad. Dit zijn een spoedoverboeking naar [naam 9] van € 3.000,- op 9 februari 2016, een overboeking naar [naam 13] van € 3.100,- op 16 maart 2016, een spoedoverboeking naar [naam 14] (dakpannen) van € 1.588,85 op 22 maart 2016 en een overboeking naar [naam 9] van € 1.000,- op 19 april 2016.Verdachte heeft verklaard dat [naam 9] de elektriciteit in het woonhuis heeft geïnstalleerd, dat [naam 13] een hek om het woonhuis heeft gezet en dat er nieuwe dakpannen op de schuur zijn gelegd.Voor het totaalbedrag van deze gelden, € 8.688,85,-, geldt dat verdachte ervan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de gelden uit misdrijf afkomstig waren.
- een geldbedrag van € 2.700,-
Uit de bankanalyse van [BV 3] blijkt dat er op 10 mei 2016 € 2.700,- is overgemaakt aan [naam 13] .Ook voor dit geldbedrag geldt dat verdachte ervan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het van misdrijf afkomstig was.
4.4.3.2. Betalingen aan schuldeisers van eenmanszaak [naam 1]
Verdachte heeft vanaf 1 februari 2005 tot 2010 een eenmanszaak gehad, genaamd [naam 1] .Voor onderstaande geldbedragen geldt dat zij zijn gebruikt ten behoeve van het aflossen van schulden van deze eenmanszaak en dus ten behoeve van verdachte, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de gelden uit misdrijf afkomstig waren aangezien die gelden afkomstig waren van vennootschappen van [(ex-)echtgenoot] en zijn betaald na kennisneming door verdachte van het artikel in het Financieele Dagblad.
- een geldbedrag van in totaal € 14.384,10
Uit de bankanalyse van [BV 3] blijkt dat op 21 juli 2016 € 5.000,- en op 14 oktober 2016 € 9.384,10 is overgemaakt naar deurwaarder Wiggers inzake ‘dossier [nr] [naam 15] ’.
Verdachte heeft verklaard dat dossier [nr] [naam 15] betrekking heeft op een misgelopen deal van haar eenmanszaak met [naam 16] . Zij vond dat [(ex-)echtgenoot] die rekeningen moest betalen omdat hij die deal had gesloten en zij het niet eens was met die deal.
- een geldbedrag van in totaal € 4.000,- (het tenlastegelegde geldbedrag is € 14.000,-)
Uit de bankanalyse van [BV 4] blijkt dat meerdere betalingen zijn gedaan van de bankrekening van [BV 4] aan deurwaarder/incassobureau [naam 17] inzake het dossier [nr] . Twee van die betalingen zijn gedaan na 6 december 2015. Beide keren betreft het een betaling van € 2.000,-. De betalingen zijn gedaan op 19 februari 2016 en 6 september 2016.Uit de vermelding van het dossiernummer in de overschrijvingen leidt de rechtbank af dat deze betalingen eveneens betrekking op de misgelopen deal tussen [naam 16] en de eenmanszaak van verdachte waarover verdachte heeft verklaard.