ECLI:NL:RBAMS:2022:4816

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 18/2773
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten onafhankelijke arts in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.L. Schuren, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als verweerder. De zaak betreft de vergoeding van kosten voor een onafhankelijke arts die ter zitting aanwezig was. Eiseres had verzocht om een vergoeding van € 1.868,33, opgebouwd uit kosten voor de ingeschakelde deskundige en de voorbereidingstijd voor de zitting. Verweerder heeft echter slechts één uur vergoed voor de zitting, wat eiseres betwistte. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet gemotiveerd heeft waarom slechts één uur vergoed zou moeten worden en heeft geoordeeld dat verweerder de kosten voor de deskundige volledig moet vergoeden.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit I en II niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder met het bestreden besluit II volledig aan eiseres tegemoet is gekomen. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding voor ten onrechte betaalde ziektewetuitkering en re-integratiekosten, maar deze posten waren niet in geschil. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de deskundige tot een bedrag van € 1.868,33, evenals het griffierecht van € 338,- en de proceskosten van eiseres tot € 1.518,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/2773

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Diemen, eiseres

(gemachtigde: mr. C.L. Schuren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde] ).

Procesverloop

Met een besluit van 3 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van de heer [naam] (betrokkene) ongewijzigd voortgezet.
Met een besluit van 5 maart 2018 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook was aanwezig namens eiseres
[naam 2] , medisch adviseur.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld betrokkene door een verzekeringsarts te laten onderzoeken. Na de resultaten van dit onderzoek heeft de rechtbank een verzekeringsarts als onafhankelijke deskundige (hierna: deskundige) benoemd.
De deskundige heeft op 25 februari 2020 een rapport uitgebracht. Beide partijen hebben hierop gereageerd.
Met een besluit van 21 augustus 2020 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaard. Met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 maart 2018 mede gericht geacht tegen het besluit van 21 augustus 2020.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 16 november 2021 gevraagd of zij nog een keer op zitting gehoord willen worden. Geen van de partijen heeft aangegeven dit te willen. De rechtbank heeft het onderzoek daarna gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het bestreden besluit I
1. Verweerder heeft in beroep een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Nu het bestreden besluit I door verweerder is gewijzigd door het bestreden besluit II en niet is gebleken dat eiseres nog belang heeft bij inhoudelijke beoordeling van dat eerste besluit, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van het bestreden besluit II
2. Met het bestreden besluit II heeft verweerder bepaald dat betrokkene per 21 juni 2017 geen recht heeft op een ZW-uitkering en het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Ook heeft verweerder de kosten in bezwaar en de kosten van het medisch rapport van de door eiseres ingeschakelde deskundige vergoed.
De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit II volledig aan eiseres is tegemoet gekomen. De rechtbank overweegt dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling in rechte van haar beroep tegen het bestreden besluit II. Het beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Verzoek om schadevergoeding
3. Eiseres had bij brief van 29 oktober 2020 verzocht om vergoeding van schade ten hoogte van een bedrag van € 7.892,88 bruto aan ten onrechte betaalde ziektewetuitkering en een bedrag van € 1.271,38 aan re-integratiekosten door Acture. Verweerder heeft toegezegd deze kosten via de creditnota te zullen vergoeden.
Nu deze posten tussen partijen niet in geschil zijn en verweerder heeft toegezegd deze posten te vergoeden, behoeft dit punt geen verdere beoordeling.
Vergoeding kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige
4. Wat partijen echter nog verdeeld houdt is de vergoeding voor de kosten van de onafhankelijk arts die ter zitting aanwezig was.
Eiseres heeft om een vergoeding gevraagd van in totaal € 1.868,33. Dit bedrag is opgebouwd uit 685 bestede minuten door de ingeschakelde deskundige, en drie uur tegen het forfaitaire uurtarief van € 129,63 (één uur voor de behandeling ter zitting en twee uur aan voorbereidingstijd voor de zitting). Verweerder wil de kosten voor de inschakeling van de arts vergoeden voor 685 bestede minuten (zijnde € 1.479,94) en aanvullend één uur aan kosten voor de behandeling ter zitting van € 129,63. Dit komt in totaal neer op € 1.609,57.
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder
€ 1.479,94, (de 685 bestede minuten) en € 129,63 (bijwonen zitting) moet vergoeden. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder daarnaast nog een bedrag van € 259,26 (te weten twee keer € 129,63) moet vergoeden voor de voorbereiding van de zitting door de deskundige. Eiseres heeft met de declaratie van 20 maart 2019 aannemelijk gemaakt dat zij
deze kosten heeft betaald. Verweerder heeft niet betwist dat deze kosten zijn gemaakt. Ook heeft verweerder niet gemotiveerd waarom hij niet drie, maar slechts één uur wil vergoeden. De rechtbank zal verweerder dan ook veroordelen tot vergoeding van de kosten voor het inschakelen van de deskundige tot een bedrag van € 1.868,33.
6. Verweerder dient aan eiseres daarnaast het door haar betaalde griffierecht van
€ 338,- te vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder bovendien in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I en II niet-ontvankelijk;
- wijst het door eiseres gevorderde bedrag van € 1.868,33 toe;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr.
N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.