ECLI:NL:RBAMS:2022:4804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
13/845208-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootste oplichtingszaak met verduistering en gewoontewitwassen door verdachte met vennootschappen voor groene energieprojecten

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, verduistering en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1966, was bestuurder van verschillende vennootschappen die zich bezighielden met groene energieprojecten. Tussen 2012 en 2017 heeft hij via deze vennootschappen obligaties uitgegeven en gelden van obligatiehouders aangetrokken, met de belofte dat deze gelden zouden worden geïnvesteerd in duurzame projecten zoals zonnepanelen en zonneparken. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ontvangen gelden voornamelijk heeft aangewend voor privédoeleinden en het aflossen van schulden, in plaats van de beloofde investeringen te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld door de obligatiehouders te misleiden met valse voorwendselen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden en bijkomende straffen, waaronder een beroepsverbod van zeven jaar en de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen woonhuis en berging verbeurd worden verklaard, omdat deze zijn gefinancierd met de door de verdachte gepleegde oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845208-16 (Promis)
Datum uitspraak: 15 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 april 2021 (regiezitting), 16, 18 en 19 mei 2022 (inhoudelijke behandeling) en 15 augustus 2022 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.J.J. Schutte en van wat verdachte en zijn raadslieden mrs. R. Zilver en W.F.J. Kramer naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

Op 4 mei 2016 heeft de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) aangifte gedaan bij het Functioneel Parket te Amsterdam van vermoedelijke verduistering van door obligatiehouders ingelegde gelden door [holding 1] en [holding 2] , beide vennootschappen van verdachte. De aangifte van de AFM en het hieruit voortvloeiende strafrechtelijk onderzoek Icarus hebben geleid tot de verdenking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering dan wel oplichting door middel van de handelspraktijken van [holding 1] , [holding 2] ., en de eveneens aan verdachte (al dan niet middellijk) toebehorende vennootschappen [vennootschap 1] en [vennootschap 2] Daarnaast is er tegen verdachte een verdenking van witwassen ontstaan. In dit vonnis worden deze tenlastegelegde feiten besproken.
Er wordt gelijktijdig vonnis gewezen in de zaak tegen de (ex-)echtgenote van verdachte, [(ex-)echtgenote] (hierna: [(ex-)echtgenote] ), tegen wie ook een verdenking van witwassen is ontstaan.
Verdachte en [(ex-)echtgenote] woonden sinds 2006 samen en zijn in 2016 getrouwd. Zij hebben samen vier kinderen. Op 20 september 2013 heeft verdachte het woonhuis aan de [adres 2] gekocht voor € 465.000,-. Per 15 september 2014 hebben verdachte en [(ex-)echtgenote] zich ingeschreven op dit adres. De woning is voor ten minste € 400.000,- verbouwd. Op 3 maart 2015 is het economisch eigendom van de woning voor € 475.000,- verkocht aan [(ex-)echtgenote] . Op 20 januari 2016 vond de juridische levering van de woning aan [(ex-)echtgenote] plaats. In januari 2017 zijn verdachte en [(ex-)echtgenote] naar eigen zeggen gescheiden van tafel en bed. Verdachte heeft zich per 1 september 2017 laten inschrijven op het adres [adres 3] , het inpandige gastenverblijf. [(ex-)echtgenote] heeft zich per 4 oktober 2017 weer laten inschrijven op het adres [adres 1] en is per 7 juni 2021 ingeschreven op een adres in [woonplaats 1] . Verdachte heeft vanaf maart 2015 geen looninkomsten meer. Verdachte en [(ex-)echtgenote] hebben veel schulden uit het verleden die door incassobureaus en deurwaarders werden geïnd.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich, samen met anderen of alleen, heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: zaaksproces-verbaal 1 [holding 1]
verduistering van gelden van een groot aantal personen, welke gelden hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of zijn beroep als directeur, beheerder en/of bestuurder van [holding 1] onder zich had, met een totaalbedrag van € 612.750,-, in de periode van 9 juli 2012 tot en met heden,
en/of
oplichting (als bestuurder van [holding 1] ) van een groot aantal personen voor een totaalbedrag van € 639.000,-, in de periode van 9 juli 2012 tot en met 4 januari 2017;
Feit 2: zaaksproces-verbaal [holding 2] .
verduistering van gelden van een groot aantal personen, welke gelden hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of zijn beroep als directeur, beheerder en/of bestuurder van [holding 2] . onder zich had, met een totaalbedrag van € 1.160.000,-, in de periode van 16 maart 2015 tot en met heden,
en/of
oplichting (als bestuurder van [holding 2] .) van een groot aantal personen voor een totaalbedrag van € 1.161.000,-, in de periode van 16 maart 2015 tot en met 9 november 2015;
Feit 3: zaaksproces-verbaal [vennootschap 1]
verduistering van gelden van twee personen, welke gelden hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of zijn beroep als directeur, beheerder en/of bestuurder (via [vennootschap 2] ) van [vennootschap 1] onder zich had, met een totaalbedrag van € 32.500,-, in de periode van 15 mei 2014 tot en met heden,
en/of
oplichting (als bestuurder van [vennootschap 1] via [vennootschap 2] ) van drie personen voor een totaalbedrag van € 42.500,-, in de periode van 24 april 2014 tot en met 21 juli 2014;
Feit 4: zaaksproces-verbaal [vennootschap 2]
verduistering van gelden van een groot aantal (rechts)personen, welke gelden hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of zijn beroep als directeur, beheerder en/of bestuurder onder zich had, met een totaalbedrag van € 1.248.593,95,-, in de periode van 21 augustus 2014 tot en met heden,
en/of
oplichting (als bestuurder van [vennootschap 2] ) van een groot aantal (rechts)personen voor een totaalbedrag van € 1.326.593,95,- , in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 20 juli 2016;
Feit 5: zaaksproces-verbaal witwassen
(gewoonte)witwassen van diverse geldbedragen, met een totaalbedrag van € 703.667,93, in de periode van 10 juli 2012 tot en met heden.
De volledig tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De rechtbank heeft te oordelen over de vraag of verdachte geldbedragen van een groot aantal obligatiehouders [1] heeft verduisterd, dan wel of hij obligatiehouders heeft opgelicht met de verschillende vennootschappen. Als dat zo is, is de volgende vraag of hij de geldbedragen die hij hierdoor heeft verkregen, heeft witgewassen. De rechtbank zal eerst de feiten en omstandigheden bespreken waarover geen discussie bestaat. Dat betreffen de aan de vennootschappen verstrekte obligatieleningen en de uitgaven door de vennootschappen waarvan verdachte bestuurder was. Vervolgens bespreekt de rechtbank de tenlastegelegde verduistering en oplichting (feiten 1 t/m 4) en het tenlastegelegde witwassen (feit 5). De standpunten van de officier van justitie en de raadsman worden hierbij verkort weergegeven.
4.2.
Verstrekte obligatieleningen aan en uitgaven door de vennootschappen van verdachte
Uit het dossier en de behandeling op zitting blijkt dat verdachte bestuurder was van verschillende rechtspersonen, waaronder de vennootschappen die op de tenlastelegging staan. Veel personen hebben een obligatieovereenkomst met een van deze vennootschappen gesloten en vervolgens geld gestort op een bankrekening van een van deze vennootschappen. Die inleg was bedoeld om te worden geïnvesteerd in door verdachte uitgedragen projecten met groene doelen, met name zonnepanelen op het dak van een verzorgingstehuis en zonneparken in Duitsland. De door de obligatiehouders ingelegde gelden zijn grotendeels aan andere zaken besteed dan aan deze projecten. De rechtbank bespreekt hierna per tenlastegelegde vennootschap de verstrekte obligatieleningen die op de tenlastelegging staan, waar de inleg voor was bedoeld en waar die inleg door de vennootschap aan is besteed. Deze feiten en omstandigheden komen naar voren in het onderliggende dossier en dan met name in de verklaringen van obligatiehouders en het onderzoek naar de bankrekeningen van de vennootschappen. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen in het dossier van het volgende uit. [2]
4.2.1.
Verstrekte obligatieleningen aan en uitgaven door [holding 1] (hierna: [holding 1] )
[holding 1] is opgericht op 3 april 2007. Verdachte is sinds 18 mei 2011 enig bestuurder en (indirect) enig aandeelhouder van [holding 1] . [3]
De tenlastegelegde obligatieleningen
De volgende obligatiehouders hebben de hierna te noemen geldbedragen op de genoemde data ingelegd in [holding 1] .
Naam
Datum
bedrag
totaal
[naam 1]
22 augustus 2012
€ 20.000,- [4]
12 september 2012
€ 15.000,- [5]
21 november 2012
€ 10.000,- [6]
19 december 2012
€ 20.000,- [7]
27 februari 2013
€ 10.000,- [8]
4 januari 2017
€ 8.000,- [9]
Totaal
€ 83.000,-
[naam 2]
4 oktober 2012
€ 5.000,- [10]
23 november 2012
€ 5.000,- [11]
30 november 2012
€ 20.000,- [12]
13 december 2012
€ 10.000,- [13]
4 februari 2013
€ 9.000,- [14]
14 mei 2013
€ 10.000,- [15]
30 oktober 2013
€ 5.000,- [16]
16 december 2013
€ 5.000,- [17]
24 oktober 2016
€ 10.000,- [18]
Totaal
€ 79.000,-
[naam 3]
13 november 2012
€ 3.000,- [19]
20 december 2012
€ 4.000,- [20]
Totaal
€ 7.000,-
[naam 4]
23 november 2012
€ 10.000,- [21]
[naam 5]
9 juli 2012
€ 5.000,- [22]
3 september 2012
€ 5.000,- [23]
21 december 2012
€ 8.000,- [24]
1 juli 2013
€ 5.000,- [25]
4 oktober 2013
€ 5.000,- [26]
26 september 2016
€ 30.000,- [27]
Totaal
€ 58.000,-
[naam 6]
29 juni 2016
€ 50.000,- [28]
25 augustus 2016
€ 25.000,- [29]
15 september 2016
€ 25.000,- [30]
5 oktober 2016
€ 50.000,- [31]
4 november 2016
€ 50.000,- [32]
Totaal
€ 200.000,-
[naam 7]
6 juni 2016
€ 30.000,- [33]
9 juni 2016
€ 20.000,- [34]
1 juli 2016
€ 50.000,- [35]
Totaal
€ 100.000,-
[naam 8]
19 oktober 2016
€ 25.000,- [36]
[naam 9]
5 september 2012
€ 40.000,- [37]
[naam 10]
20 juni 2016
€ 2.500,- [38]
28 september 2016
€ 3.000,- [39]
2 december 2016
€ 3.000,- [40]
Totaal
€ 8.500,-
[naam 11]
23 november 2016
€ 10.000,- [41]
[naam 12]
10 oktober 2012
€ 15.000,- [42]
[naam 13]
30 oktober 2012
€ 1.000,- [43]
[naam 14]
6 juni 2016
€ 2.500,- [44]
Samen
€ 639.000,-
Uit het dossier blijkt dat er meer obligatiehouders zijn en dat in totaal veel meer geld is ingelegd in [holding 1] dan hiervoor is opgesomd. [45]
Het doel van de obligatieleningen
Zonnepanelen voor [naam 15]
[holding 1] heeft in de periode van 1 mei 2012 tot en met 14 maart 2013 obligaties aangeboden via de website [website 1] en de brochure ' [naam 16] '. [46] De bestemming van de met de uitgifte van de obligaties aangetrokken gelden is beschreven in de brochure. Het totaal aan op te halen gelden, te weten € 150.000,-, was bestemd om zonnepanelen te plaatsen op het dak van zorginstelling [naam 15] [47] Obligatiehouders hebben ook verklaard dat de gelden die zij overmaakten bestemd waren voor het plaatsen van zonnepanelen op het dak van [naam 15] [48] Op de (enige) bankrekening van [holding 1] is in de periode van 28 juni 2012 tot en met 23 oktober 2012 in totaal € 353.000,- ontvangen van obligatiehouders. [49]
Camping [camping]
[holding 1] heeft verder inleggelden ontvangen ten behoeve van camping [camping] . [50] Deze inleg was bedoeld voor zonnepanelen of het energieneutraal maken van de camping. [51] Uit de bankafschriften blijkt dat in 2013 in ieder geval € 45.000 is ingelegd onder vermelding van ‘Camping [camping] ’. [52]
Nanocoating [naam 17]
Obligatiehouders hebben ook gelden ingelegd om te worden geïnvesteerd in nanocoating [53] , een techniek om het rendement van zonnepanelen te vergroten. [54] Uit de bankafschriften van [holding 1] blijkt dat van 26 mei 2016 tot en met 24 oktober 2016 in totaal € 200.500,- is overgemaakt door obligatiehouders onder vermelding van ‘Nano Coating [naam 17] .’ [55]
De uitgaven van [holding 1]
In de eerste periode dat gelden zijn ingelegd voor zonnepanelen voor zorginstelling [naam 15] , van 28 juni tot en met 20 juli 2012, zijn op de bankafschriften van [holding 1] geen uitgaven te zien die verband houden met de aanschaf of plaatsing van zonnepanelen. [56] In de periode van 21 juli 2012 tot en met 23 oktober 2012 werd door [holding 1] € 45.000,- betaald voor de aankoop van zonnepanelen. [57] Van de bankrekening van [holding 1] zijn geen overboekingen gedaan die zichtbaar betrekking hebben op camping [camping] . [58] Er zijn evenmin zichtbare betalingen gedaan door [holding 1] die betrekking hebben op nanocoating voor zonnepark [naam 17] . Verdachte heeft verklaard dat er geen nanocoating is aangebracht op de zonnepanelen van zonnepark [naam 17] . [59] Volgens hem is wel tussen € 60.000,- en € 70.000,- geïnvesteerd in een proefopstelling nanocoating. [60] Dit blijkt niet uit het dossier en wordt weersproken door [naam 18] , eigenaar van een bedrijf dat nanocoating produceert en levert, die heeft verklaard dat verdachte interesse had in de toepassing van de coating op zonnepanelen, maar dat het tot een proefopstelling niet is gekomen omdat verdachte een offerte hiervoor nooit heeft betaald. [61]
De geldstromen van [holding 1] in de periode van 1 mei 2012 tot en met 25 oktober 2016 zijn verwerkt in onderstaand overzicht. [62]
Uit de bankanalyse van [holding 1] volgt dat in de periode van 28 juni 2012 tot 25 oktober 2016 in totaal € 1.465.162,50,- is overgemaakt door obligatiehouders ten behoeve van investeringen in zonnepanelen voor [naam 15] en camping [camping] , en in nanocoating voor zonnepark [naam 17] . [63] In totaal is € 244.772,- afgeschreven voor de aankoop dan wel installatie van zonnepanelen. [64] Er is niet gebleken dat [holding 1] betalingen heeft gedaan ten behoeve van camping [camping] of nanocoating voor zonnepark [naam 17] .
4.2.2.
Verstrekte obligatieleningen aan en uitgaven door [holding 2] . (hierna: [holding 2] )
[holding 2] is opgericht op 29 juli 2014. Verdachte is sinds de oprichting enig bestuurder en enig aandeelhouder. [65]
De tenlastegelegde obligatieleningen
De volgende obligatiehouders hebben de hierna te noemen geldbedragen op de genoemde data ingelegd in [holding 2] .
Naam
Datum
bedrag
totaal
[naam 9]
23 juli 2015
€ 10.000,- [66] .
[naam 6]
4 mei 2015
€ 1.000,- [67]
28 september 2015
€ 50.000,- [68]
26 oktober 2015
€ 50.000,- [69]
Totaal
€ 101.000,-
[naam 7]
22 juli 2015
€ 30.000,-. [70]
[naam 8]
13 juli 2015
€ 75.000,- [71]
5 augustus 2015
€ 75.000,- [72]
10 september 2015
€ 200.000,- [73]
11 september 2015
€ 100.000,- [74]
14 september 2015
€ 50.000,- [75]
29 september 2015
€ 100.000,- [76]
30 september 2015
€ 100.000,- [77]
1 oktober 2015
€ 50.000,- [78]
Totaal
€ 750.000,-
[naam 19]
28 april 2015
€ 10.000,- [79]
1 juni 2015
€ 15.000,- [80]
Totaal
€ 25.000,-
[naam 20]
26 augustus 2015
€ 20.000,- [81]
[naam 11]
16 juli 2015
€ 10.000,- [82]
21 september 2015
€ 40.000,- [83]
Totaal
€ 50.000,-
[naam 21]
9 november 2015
€ 40.000,- [84]
[naam 22]
28 september 2015
€ 50.000,-. [85]
[naam 23]
8 april 2015
€ 10.000,-. [86]
[naam 10]
24 april 2015
€ 3.000,- [87]
5 juni 2015
€ 3.000,- [88]
17 september 2015
€ 5.000,- [89]
Totaal
€ 11.000,-
[naam 13]
16 maart 2015
€ 1.000,- [90]
28 augustus 2015
€ 1.000,- [91]
Totaal
€ 2.000,-
[naam 5]
1 april 2015
€ 10.000,- [92]
20 mei 2015
€ 17.000,- [93]
29 september 2015
€ 5.000,- [94]
Totaal
€ 32.000,-
[naam 14]
10 september 2015
€ 30.000,- [95]
Samen
€ 1.161.000,-
Uit het dossier blijkt dat er meer obligatiehouders zijn en dat in totaal veel meer geld is ingelegd in [holding 2] dan hiervoor is opgesomd. [96]
Het doel van de obligatieleningen
[holding 2] heeft obligaties aangeboden voor de financiering van het zonnepark [zonnepark 1] in Duitsland vanaf maart 2015 en voor het zonnepark [zonnepark 2] in Duitsland vanaf juni 2015. [97] De aanbiedingen zijn gedaan via de website [website 2] en de informatiememoranda [zonnepark 1] [98] en [zonnepark 2] [99] . In de informatiememoranda is onder meer vermeld dat de obligatielening, voor [zonnepark 1] van € 200.000 en voor [zonnepark 2] € 300.000,-, is bedoeld voor de gedeeltelijke financiering van de overname van het betreffende zonnepark. [100] Obligatiehouders hebben ook verklaard dat de gelden die zij overmaakten bestemd waren voor deze aankoop van zonneparken in Duitsland. [101] Beide obligatieleningen waren eind september 2015 volgeschreven. [102] In de periode van 2 september 2014 tot en met 23 september 2016 is in totaal € 1.999.500,- door obligatiehouders overgemaakt op de bankrekening. [103] Voor € 64.500,- geldt dat expliciet bij de overboeking is vermeld dat het om een inleg voor het zonnepark [zonnepark 1] gaat. [104] Bij verschillende overboekingen van in totaal € 220.000,- is steeds expliciet het zonnepark [zonnepark 2] vermeld in de omschrijving. [105] Verder is in ieder geval € 150.000,- overgemaakt met in de omschrijving een verwijzing naar twee andere zonneparken ( [zonnepark 3] en [zonnepark 4] ). [106] Bij de overige inleg van gelden is niet expliciet de naam van een zonnepark vermeld in de omschrijving en is meestal verwezen naar een obligatie(lening).
De uitgaven van [holding 2]
Het door de obligatiehouders in de periode van 4 maart 2015 tot en met 27 april 2015 overgemaakte bedrag van € 106.000,- is niet besteed aan de aankoop van zonnepark [zonnepark 1] of van enig ander zonnepark. [107] Verdachte heeft verklaard dat hij wel kosten heeft voldaan die samenhangen met de beoogde aankoop van [zonnepark 1] , maar dat hij geen aanbetalingen heeft gedaan voor de aankoop van het park. [108] De bankrekening van [holding 2] is op 27 september 2016 opgeheven. Op dat moment was het saldo € 0,-. [109] Er zijn in die periode evenmin zichtbare betalingen gedaan vanuit [holding 2] voor de aankoop van de zonneparken [zonnepark 1] en [zonnepark 2] .
De geldstromen van [holding 2] in de periode van 2 september 2014 tot en met 23 september 2016 zijn verwerkt in onderstaand overzicht. [110]
4.2.3.
Verstrekte obligatieleningen aan en uitgaven door [vennootschap 1] (hierna: [vennootschap 1] )
[vennootschap 1] is opgericht op 24 juli 2013. Verdachte is middellijk (via [vennootschap 2] ) enig aandeelhouder en bestuurder van [vennootschap 1] . [111]
De tenlastegelegde obligatieleningen
De volgende obligatiehouders hebben de hierna te noemen geldbedragen op de vermelde data ingelegd in [vennootschap 1] .
Naam
Datum
bedrag
totaal
[naam 2]
25 juni 2014
€ 5.000,- [112]
[naam 3]
15 mei 2014
€ 15.000,- [113]
18 juli 2014
€ 5.000,- [114]
21 juli 2014
€ 7.500,- [115]
Totaal
€ 27.500,-
[naam 1]
24 april 2014
€ 6.000,- [116]
25 april 2014
€ 4.000,- [117]
Totaal
€ 10.000,-
Samen
€ 42.500,-
Uit het dossier blijkt dat er meer obligatiehouders zijn en dat meer geld is ingelegd in [vennootschap 1] dan hiervoor is opgesomd. [118]
Het doel van de obligatieleningen
[vennootschap 1] heeft obligaties uitgegeven. [119] Volgens obligatiehouders [naam 2] en [naam 3] was het de bedoeling dat het uitgeleende geld gebruikt werd voor de financiering van de (verdere) ontwikkeling van een app voor crowdfunding. De doelstelling van de app was om mensen die geld ter beschikking wilden stellen aan milieuvriendelijke ontwikkelingen en degenen die hiervoor geld nodig hadden bij elkaar te brengen. [120] In de periode van 24 oktober 2013 tot en met 25 oktober 2016 is € 103.500,- overgemaakt door obligatiehouders aan [vennootschap 1] . [121]
De uitgaven van [vennootschap 1]
Het staat niet ter discussie dat, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, er een [vennootschap 1] -app bestaat. In de bankafschriften zijn echter geen betalingen aangetroffen die daarop zichtbaar betrekking hebben. [122]
De geldstromen van [vennootschap 1] zijn verwerkt in onderstaand overzicht. [123]
4.2.4.
Verstrekte obligatieleningen aan en uitgaven door [vennootschap 2] (hierna: [vennootschap 2] )
[vennootschap 2] is opgericht op 24 juli 2013. Verdachte is sinds de oprichting enig bestuurder en enig aandeelhouder van [vennootschap 2] . [124]
De tenlastegelegde obligatieleningen
De volgende obligatiehouders hebben de hierna te noemen geldbedragen op de genoemde data ingelegd in [vennootschap 2] .
Naam
Datum
bedrag
totaal
[naam 1]
10 oktober 2014
€ 5.000,- [125]
8 maart 2016
€ 12.000,- [126]
Totaal
€ 17.000,-
[naam 2]
11 augustus 2014
€ 4.000,- [127]
29 oktober 2014
€ 2.500,- [128]
5 december 2014
€ 5.000,- [129]
13 februari 2015
€ 5.000,- [130]
29 september 2015
€ 50.000,- [131]
Totaal
€ 66.500,-
[naam 24] / [naam 71]
30 december 2015
€ 497.593,95 [132]
20 juli 2016
€ 100.000,- [133]
Totaal
€ 597.593,95
[naam 3]
12 november 2014
€ 30.000,- [134]
6 maart 2015
€ 20.000,- [135]
Totaal
€ 50.000,-
[naam 25]
8 december 2014
€ 10.000,- [136]
[naam 26]
8 december 2014
€ 10.000,- [137]
[naam 11]
12 februari 2016
€ 30.000,- [138]
[naam 22]
22 maart 2016
€ 50.000,- [139]
31 mei 2016
€ 50.000,- [140]
14 juli 2016
€ 25.000,- [141]
Totaal
€ 125.000,-
[naam 8]
23 december 2015
€ 75.000,- [142]
8 maart 2016
€ 75.000,- [143]
Totaal
€ 150.000,-
[naam 5]
1 maart 2016
€ 18.000,- [144]
[naam 12] / [naam 70]
21 augustus 2014
€ 15.000,- [145]
[naam 28]
14 november 2014
€ 30.000,- [146]
[naam 29] / [naam 70]
7 april 2015
€ 15.000,- [147]
[naam 30] / [BV 4]
7 december 2015
€ 32.500,- [148]
21 januari 2016
€ 50.000,- [149]
22 januari 2016
€ 50.000,- [150]
25 januari 2016
€ 25.000,- [151]
7 maart 2016
€ 25.000,- [152]
4 april 2016
€ 10.000,- [153]
Totaal
€ 192.500,-
Samen
€ 1.326.593,95
Uit het dossier blijkt dat er meer obligatiehouders zijn en dat meer geld is ingelegd in [vennootschap 2] dan hiervoor is opgesomd. [154]
Het doel van de obligatieleningen
Uit het onderzoek naar de door [vennootschap 2] gebruikte bankrekening komt naar voren dat voor verschillende doeleinden gelden zijn ontvangen van obligatiehouders. Uit de omschrijvingen bij de overboekingen kan worden afgeleid dat die doeleinden onder andere zijn: zonneparken [zonnepark 5] , [zonnepark 6] en [zonnepark 7] , stichting [stichting 1] en nanocoating [naam 17] . [155] Obligatiehouders hebben ook verklaard dat de gelden die zij overmaakten bestemd waren voor de aankoop van zonneparken in Duitsland of voor nanocoating. [156] In de periode van 31 juli 2014 tot en met 19 september 2016 is ten minste € 2.654.574,- overgemaakt naar de bankrekening van [vennootschap 2] door obligatiehouders waar uit de omschrijving of uit de verklaring van de obligatiehouders blijkt dat de gelden bestemd waren voor bovengenoemde groene doelen. [157]
De uitgaven van [vennootschap 2]
In de bankafschriften zijn geen betalingen door [vennootschap 2] aangetroffen die duiden op investeringen in zonneparken. [158]
De geldstromen van [vennootschap 2] zijn verwerkt in onderstaand overzicht. [159]
4.2.5.
Samenvatting van de aan de vennootschappen verstrekte obligatieleningen en de uitgaven door de vennootschappen
Na samenvoeging van de verschillende geldstroomoverzichten per vennootschap ontstaat het volgende (totaal)overzicht van de ontvangen/aangetrokken bedragen en de totale bestedingen/uitgaven van de aan verdachte gelieerde vennootschappen: [160]
Hieruit blijkt dat de door de obligatiehouders aan de vennootschappen van verdachte uitgeleende bedragen grotendeels niet zijn besteed aan de groene doelen waarvoor de gelden waren bestemd, maar vooral zijn aangewend om rente en aflossing te betalen aan obligatiehouders en voor privéuitgaven van verdachte dan wel aan hem gelieerde personen of rechtspersonen.
Een nadere analyse van een aantal specifieke posten kan als volgt worden samengevat: [161]
- er is per saldo een bedrag van € 6.757.436,45 aangetrokken door middel van obligaties en leningen.
- er is € 1.104.099,79 overgemaakt aan overige aan verdachte gelieerde rechtspersonen waaronder [naam 34] , [naam 35] en [naam 36] .
- per saldo is er een bedrag van € 18.500,- overgeboekt naar de bankrekening van [(ex-)echtgenote] , de (ex)echtgenote van verdachte.
- in totaal is er € 1.960.089,01 betaald aan rente en aflossingen.
- een bedrag van € 408.340,57 is betaald aan deurwaarders, advocaten, incassobureaus.
- in totaal is per saldo € 152.310,36 contant opgenomen.
- een bedrag van € 1.485.755,26 is gebruikt voor privéuitgaven waaronder:
o € 653.403,92 voor de aankoop/verbouwing/betaling hypotheekrente van de woonboerderij van verdachte;
o € 316.351,27 aan pinbetalingen;
o € 50.990,- aan betalingen aan gedupeerden naar aanleiding van een veroordeling van verdachte in 2001;
o € 45.210,- aan schenkingen aan een dochter uit een eerdere relatie;
o € 39.105,49 aan verlies op beleggingen bij de [naam 31] met gelden van [holding 1] en [vennootschap 2] ;
o € 160.000,- aan overboekingen aan [naam 32] , een handelsplatform voor beleggingsproducten in het Verenigd Koninkrijk;
o € 27.500,- aan betalingen voor een Camper Chevrolet en een Volvo.
4.2.6.
[naam 37] en [naam 35]
[naam 37] (hierna: [naam 37] ) is een beurgenoteerde vennootschap. [naam 35] (hierna: [naam 35] ) was houder van 80,35% van de aandelen in [naam 37] . Middellijk aandeelhouders van [naam 35] waren verdachte, [naam 38] en [naam 39] , ieder voor 1/3e deel van de aandelen. [162] Het indirect aandelenbezit van verdachte in [naam 37] bedroeg derhalve ongeveer 13 miljoen aandelen, die hij via [vennootschap 2] had verworven voor 2 cent per stuk. [163] Verdachte is zowel bestuurder geweest van [naam 37] als (via [vennootschap 2] ) van [naam 35] . [164] Per 27 juni 2017 is [naam 35] failliet gegaan, de curator in het faillissement van [naam 35] heeft het aandelenbezit in [naam 37] verkocht voor € 605.000,-. [165]
4.3.
De tenlastegelegde verduistering en oplichting (feiten 1 t/m 4)
De vraag die voorligt is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering of oplichting. De standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging worden hierna - verkort - weergegeven, gevolgd door het oordeel van de rechtbank.
4.3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Oplichting van [naam 24] bewezen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich met betrekking tot de door [naam 24] ( [BV 1] / [BV 2] ) verstrekte lening van € 500.000,- heeft schuldig gemaakt aan oplichting. Uit het dossier blijkt dat verdachte de lening is aangegaan om een hypotheek van hem bij ING Bank af te lossen en zo het woonhuis in [woonplaats 2] ‘veilig te stellen’ en dus niet voor de aankoop van zonnepark [zonnepark 6] zoals [naam 24] is voorgehouden. Verdachte heeft het oogmerk gehad zich of zijn gezin wederrechtelijk te bevoordelen ten koste van [naam 24] .
Oplichting van overige obligatiehouders niet bewezen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de overige obligatiehouders geldt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte van meet af aan het oogmerk heeft gehad deze personen op te lichten.
Verduistering van de overige ingelegde gelden bewezen
De officier van justitie vindt wel bewezen dat verdachte de ingelegde gelden heeft verduisterd. Verdachte was naar eigen zeggen van plan ooit met de projecten waarvoor hij de gelden had aangetrokken aan de gang te gaan. Alleen kwam van de plannen weinig tot niets terecht. Verdachte heeft de gelden rechtmatig verkregen en vervolgens in strijd met het recht zich de gelden toegeëigend. Hij heeft de gelden besteed aan het betalen van oude schuldeisers, privéuitgaven en aan andere projecten.
4.3.2.
Het standpunt van de verdediging
Oplichting van obligatiehouders niet bewezen
De verdediging heeft aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad obligatiehouders op te lichten. Ook is niet bewezen dat hij het oogmerk heeft gehad zich de tenlastegelegde geldbedragen wederechtelijk toe te eigenen. Het bewijs voor het aanwenden van enig oplichtingsmiddel ontbreekt ook. Uit het dossier blijkt wel dat verdachte goede bedoelingen heeft gehad. Hij heeft via zijn vennootschappen geïnvesteerd in zonnepanelen op daken van zorginstellingen en in nanocoating, hij heeft een app ontwikkeld en verschillende pogingen ondernomen om zonneparken te verkrijgen. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat een aantal obligatiehouders, [naam 8] , [naam 7] en [naam 30] , grote geldbedragen heeft ingelegd zonder de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid in acht te nemen, waardoor ten aanzien van hen geen sprake kan zijn van oplichting.
Oplichting van obligatiehouder [naam 24] niet bewezen
Voor de door de officier van justitie bewezengeachte oplichting van [naam 24] geldt nog het volgende. De verdediging is van mening dat niet is bewezen dat verdachte obligatiehouder [naam 24] heeft opgelicht. De lening is aangegaan in verband met de financiering van zonnepark [zonnepark 6] . Pas toen dat niet doorging is het geld ergens anders voor gebruikt. De inhoud van de leningsovereenkomst stond daaraan niet in de weg. Verdachte had slechts de verplichting om de lening op 16 januari 2016 terug te betalen. Nu dat niet is gebeurd, is sprake van een niet nagekomen betalingsverplichting. Dit betekent nog niet dat sprake is van strafbare oplichting. [naam 24] beschikte over voldoende kennis van zaken en hij heeft bewust een risico genomen. Verder heeft [naam 24] de lening verstrekt in verband met het hoge rentepercentage dat werd geboden en de privéborgstelling van verdachte. Hij is dus niet bewogen de lening te verstrekken vanwege het doel van de lening, de financiering van een zonnepark. Er is daarom geen verband tussen het door de officier van justitie veronderstelde oplichtingsmiddel en de verstrekking van de lening. Tot slot blijkt dat uit het in de leningsovereenkomst opgenomen recht om de uitstaande schuld te converteren in [naam 37] -aandelen dat verdachte geen oogmerk had zich wederrechtelijk te bevoordelen, maar dat hij goede intenties had.
Verduistering van ingelegde gelden niet bewezen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat evenmin is bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van de tenlastegelegde ingelegde gelden. Als er een aanmerkelijk kans zou zijn daarop dan heeft hij die in ieder geval niet willens en wetens aanvaard. Verdachte is er altijd van uitgegaan dat hij de inleggers kon compenseren met aandelen [naam 37] . De potentiële waarde van de [naam 37] -aandelen was ruim voldoende om alle ingelegde gelden terug te betalen. Verder ontbreekt het opzet op wederrechtelijk toe-eigening. Verdachte heeft wel pogingen ondernomen de zonneparken te verkrijgen. Zoals blijkt uit de enorme bedragen aan kosten, aanbetalingen en leasetermijnen die hiervoor zijn betaald. Zelfs al zou de oorzaak van het niet verkrijgen van de parken worden gezocht in falen, onkunde of zelfs domheid van verdachte, dan levert dat nog geen bewijs op van opzet op de wederrechtelijk toe-eigening van de gelden.
4.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.3.1. Inleiding
Zoals onder 4.2 is weergegeven is op grond van het dossier komen vast te staan dat verdachte de door obligatiehouders overgemaakte gelden voor het overgrote deel aan privéaangelegenheden heeft besteed in plaats van aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk waren verstrekt, namelijk als investering in groene energieprojecten. Dit is door de verdediging ook niet weersproken en door verdachte ter zitting op hoofdlijnen desgevraagd bevestigd. De vraag die moet worden beantwoord is of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf, namelijk aan oplichting of verduistering.
4.3.3.2. Opzet en oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen bewezen
De eerste vragen die hiervoor moeten worden beantwoord zijn of verdachte zich de gelden opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend en, zo ja, of verdachte van meet af aan het oogmerk had de gelden voor zichzelf te besteden (oplichting) of dat dit oogmerk pas is ontstaan nadat hij de gelden rechtmatig onder zich had gekregen (verduistering). De rechtbank vindt op grond van het dossier bewezen dat verdachte zich de gelden opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte van meet af aan het oogmerk had de gelden te besteden aan privéaangelegenheden. Hiervoor is het volgende van belang.
Aanwenden van de eerste obligatieleningen
Het eerste geld van obligatiehouders is op 28 juni 2012 op de bankrekening van [holding 1] gestort. Na deze eerste storting van € 1.000,- door obligatiehouder [naam 40] bedraagt het saldo van de rekening van [holding 1] € 1.000,07. De tweede inleg wordt op 5 juli 2012 gestort en bedraagt € 12.500,-. Diezelfde dag nog wordt er door middel van een spoedoverboeking door [holding 1] een factuur van een aan verdachte en zijn (ex)partner [(ex-)echtgenote] gelieerde stichting voldaan en wordt een privélening terugbetaald van € 12.000,-. Dit beeld herhaalt zich keer op keer. Direct nadat gelden van obligatiehouders op de rekening van [holding 1] worden ontvangen, worden telkens door middel van spoedoverboekingen betalingen gedaan en leningen terugbetaald aan schuldeisers van verdachte of aan hem gelieerde (rechts)personen. Het saldo van de bankrekening bedraagt op 20 juli 2012 € 143,68. Er is dan in totaal € 61.500,- overgemaakt door obligatiehouders en er zijn tientallen betalingen gedaan voor ongeveer hetzelfde bedrag. Geen van die betalingen heeft betrekking op de aankoop of installatie van zonnepanelen. [166]
Bij [holding 2] is een vergelijkbaar beeld te zien. Nadat [holding 2] in maart 2005 is gestart met uitgifte van obligaties ten behoeve van de aankoop van zonnepark [zonnepark 1] is er op 4 maart 2015 € 10.000,- gestort op de bankrekening van [holding 2] onder vermelding van: ‘Storting voor 10 obligaties (..)’. Het saldo op de rekening van [holding 2] bedraagt na deze storting € 10.007,-. Dit geld is daags erna gebruikt om een lening van de (ex)echtgenote van verdachte terug te betalen en het restant is overgeboekt naar [vennootschap 2] . Vanaf 16 maart 2015 zijn er verschillende betalingen ontvangen van obligatiehouders op de rekening van [holding 2] . Het valt op dat nagenoeg iedere betaling kort na ontvangst - daags erna of soms zelfs op dezelfde dag - grotendeels wordt overgeboekt door [holding 2] naar andere aan verdachte gelieerde vennootschappen, aan verdachte in privé of wordt aangewend ter aflossing van een verscheidenheid aan leningen. Dit is op deze manier doorgegaan totdat er van de inleg van € 106.000,- op 27 april 2015 een saldo van € 3.363,11 op de rekening van [holding 2] resteert zonder dat een cent is besteed aan de aankoop van zonnepark [zonnepark 1] . [167]
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte ingelegde gelden zodra ze op een bankrekening waren binnengekomen direct heeft gebruikt voor eigen nut. Uit de bankafschriften blijkt dat hij met de gelden onder andere schulden uit het verleden heeft betaald en lopende uitgaven bekostigde, zoals de hypotheek en de waterrekening voor zijn woonhuis, en dit vaak heeft gedaan door middel van een - kostbare - spoedoverboeking. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zat te springen om geld. Verdachte had destijds, zoals hij ter zitting heeft verklaard, bovendien geen (toereikende) bron van inkomsten. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte door middel van zijn vennootschappen obligaties is gaan uitgeven met het plan om zo de beschikking te krijgen over geld waarmee hij zijn schuldeisers zou kunnen afbetalen en overigens van zou kunnen leven. Aan deze overtuiging draagt bij dat [holding 1] niet is gestopt met geld binnenhalen van obligatiehouders terwijl de voorgespiegelde obligatielening aan [holding 1] ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen op het dak van [naam 15] al was volgetekend. Verdachte haalt via [holding 1] tot vijf keer meer geld op en stopt daarmee pas als hij door de AFM daarop wordt aangesproken. [168] Vervolgens is het teveel opgehaalde geld ook niet aan obligatiehouders terugbetaald en is verdachte evenmin met hen in gesprek gegaan over een alternatieve “groene” bestemming voor het overschot, wat de voor de hand liggende oplossing zou zijn geweest als verdachte goede intenties had gehad. In plaats daarvan heeft hij beleggers schijnzekerheid voorgespiegeld door de schulden van [holding 1] aan de obligatiehouders over te dragen aan [vennootschap 2] , waarvan het vermogen voornamelijk bestond uit een indirect aandelenbezit in [naam 37] , dat een lege beursvennootschap was en is.
Goede intenties of schijnhandelingen?
De door de verdediging uitgelichte handelingen en betalingen - de aankoop en plaatsing van zonnepanelen op het dak van [naam 15] en Stichting [stichting 1] , de pogingen om in Duitsland zonneparken te kopen, de uitgaven die zijn gedaan in het kader van nanocoating en het ontwikkelen van de [vennootschap 1] -app - waaruit zou moeten blijken dat verdachte wel degelijk van plan was om de aan hem door de obligatiehouders toevertrouwde gelden aan te wenden voor investeringen in zonneparken, overtuigen de rechtbank niet, zoals hierna wordt toegelicht.
Uit het dossier blijkt dat in 2012 en 2013 vanuit [holding 1] betalingen zijn gedaan voor het aankopen en installeren van zonnepanelen op het dak van [naam 15] (waarvan verdachte tot 10 januari 2014 bestuurder was en [(ex-)echtgenote] tot heden bestuurder is). [169] Dit gaat om een totaalbedrag van € 244.772,-. [170] Niet ter discussie staat dat er zonnepanelen op dat dak zijn geplaatst. Volgens verdachte zijn ook zonnepanelen op het dak van Stichting [stichting 1] geplaatst, hier is geen onderzoek naar gedaan. Wat daar verder ook van zij, deze investeringen hebben gemeen dat er door toedoen van verdachte geen enkel rendement op is behaald. Anders dan waarmee in de brochure wordt geschermd [171] en anders dan overeengekomen in het contract van 24 oktober 2012 dat door verdachte (namens [holding 1] ) en [(ex-)echtgenote] namens [stichting 2] - tot mei 2014 de naam van [naam 15] [172] - is ondertekend, [173] heeft [naam 15] van de vier overeengekomen vaste termijnen van € 23.500,- voor de afname van de stroom er slechts één betaald (nadat de AFM zich al bij [holding 1] had gemeld). [174] Desgevraagd heeft verdachte bevestigd dat hij vanuit [holding 1] niets heeft gedaan om [naam 15] op nakoming van haar betalingsverplichting aan te spreken. Ten aanzien van de zonnepanelen die op het dak van Stichting [stichting 1] zouden zijn geplaatst, heeft verdachte desgevraagd verklaard dat er helemaal niets was afgesproken ten aanzien van een aan [holding 1] te betalen vergoeding voor de stroom. [175] Ook is de in de brochure voorgespiegelde gegarandeerde overname van de zonnepanelen tegen een prijs van € 150.000,- door [naam 15] aan het einde van de overeengekomen looptijd van vier jaar, die volgens de brochure tot zekerheid zou moeten strekken van de terugbetaling van de obligatieleningen, niet als een verplichting maar als een optie zonder vooraf overeengekomen prijs in het contract met [naam 15] overeengekomen. De zonnepanelen zijn in 2016 door [naam 15] overgenomen voor € 47.000,-. [176]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de gang van zaken omtrent de geplaatste zonnepanelen dermate onzakelijk is geweest dat het niet anders kan worden geduid dan een schijnhandeling, bedoeld om een tastbaar project voorhanden te hebben om toekomstige obligatiehouders mee aan te trekken en bestaande obligatiehouders mee gerust te stellen. Dit beeld strookt met verklaringen die daarover zijn afgelegd. Volgens [(ex-)echtgenote] moesten de 112 zonnepanelen ineens op het dak geïnstalleerd worden van verdachte. Dat is zonder aankondiging, voorbereiding, overleg, planning of toestemming van de verhuurder door verdachte gedaan, waarna hij een voorlichtingsmiddag heeft gegeven voor (potentiële) inleggers. [177] Obligatiehouder [naam 1] heeft verklaard dat hij in het najaar van 2012 was uitgenodigd voor de opening en dat foto’s van het resultaat werden rondgestuurd. [178] Obligatiehouder [naam 4] heeft met haar man, vóór hun investering in november 2012, de zonnepanelen op het dak bekeken zodat zij zagen dat het bedrijf daadwerkelijk bestond. [179]
Dat er door [holding 1] in 2013 ook € 147.140,20 is ontvangen van [naam 41] [180] , dat blijkens de omschrijving van de betaling ziet op de verkoop van zonnepanelen, maakt het voorgaande niet anders. Niet is uit het dossier op te maken om welke zonnepanelen dit gaat en of ze voor een zakelijke prijs zijn verkocht. Daarnaast doet het niet af aan het gegeven dat ook met die opbrengst erbij de kosten van het kopen en plaatsen van zonnepanelen hoger zijn geweest dan de baten ervan voor [holding 1] .
Ten aanzien van de [vennootschap 1] -app geldt hetzelfde als hiervoor is uiteengezet met betrekking tot de zonnepanelen op het dak van [naam 15] Vaststaat dat die app er is gekomen maar uit niets blijkt dat er door [vennootschap 1] , verdachte of een van de andere vennootschappen iets is ondernomen om met de app geld te kunnen verdienen. Dat, en zo ja, hoeveel geld is besteed aan de ontwikkeling van de app is daarbij nergens uit gebleken. Ook dit kan dan niet anders worden geduid dan dat er iets is opgetuigd om obligatiehouders te lokken of tevreden te houden, terwijl het in werkelijkheid niets op kon brengen.
Ook de proefopstelling die volgens verdachte door [naam 42] [181] is gerealiseerd en waaraan blijkens de bankafschriften door [vennootschap 2] € 12.000,- [182] is betaald, past in dit plaatje. De nanocoating is niet op zonnepanelen toegepast die aan verdachte toebehoorden of via een van zijn vennootschappen werden geleased. Daarbij is het bij één proefopstelling gebleven en zijn de gesprekken met een partij in Nederland over samenwerking op het gebied van nanocoating gestaakt omdat - kort gezegd – verdachte een factuur voor een proefopstelling niet betaalde. [183]
In het dossier bevinden zich stukken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte in Duitsland getracht heeft financiering te krijgen voor de aankoop van een zonnepark [184] en dat er aanbetalingen zijn gedaan voor de aankoop van zonnepark [naam 17] . [185] Verdachte heeft bij de FIOD een verklaring afgelegd over de aankoop de zonneparken [zonnepark 1] en [zonnepark 2] . Verdachte heeft verklaard wel koopovereenkomsten voor de zonneparken te hebben getekend, maar telkens de financiering niet rond te hebben gekregen waardoor hij nooit eigenaar van de zonneparken is geworden. De financiering voor zonnepark [naam 17] heeft verdachte ook niet rond gekregen. Dit zonnepark heeft hij uiteindelijk geleased. Voor de zonneparken [zonnepark 4] , [zonnepark 7] , [zonnepark 6] en [zonnepark 8] of [zonnepark 9] heeft verdachte alleen intentieovereenkomsten getekend. Hij had naar eigen zeggen geleerd en wilde eerst alles goed uitzoeken voordat hij ging betalen. [186] Anders dan de verdediging heeft bepleit leidt de rechtbank hieruit niet af dat verdachte de intentie had de inleg van de obligatiehouders in zonneparken te investeren.
Verdachte heeft van te voren moeten hebben geweten dat hij de aankoop van de zonneparken financieel niet kon bolwerken. De vennootschappen beschikten niet over eigen vermogen van enige substantie, ze waren immers nagenoeg volledig gefinancierd met leningen van obligatiehouders. Alleen dat gegeven maakt al dat het volstrekt duidelijk was dat verdachte niet aan de voorwaarden kon voldoen voor het verkrijgen van een bancaire financiering en dat hij dus ook niet aan enige aankoopverplichting kon voldoen. Dit heeft hem er echter kennelijk niet van weerhouden om meerdere keren koopovereenkomsten te tekenen, financieringsaanvragen bij banken in te dienen en aanbetalingen te doen. Verdachte heeft voor drie zonneparken aanbetalingen gedaan dan wel aankoopkosten voldaan zonder dat één koop feitelijk doorgang heeft gevonden. Hij heeft daarna nog voor vier zonneparken een intentieovereenkomst getekend. De kennelijk volstrekt onhaalbare pogingen van verdachte om zonneparken te kopen passen wat de rechtbank betreft in het beeld dat verdachte de schijn wilde ophouden dat hij serieus bezig was met het doen van groene investeringen. Dit kan mede worden afgeleid uit het feit dat hij in de informatie voor (potentiële) obligatiehouders schermt met de koopovereenkomst en stelt dat de vennootschappen al eigenaar zijn van zonneparken, terwijl er in werkelijkheid slechts sprake is van een aankoopverplichting die de vennootschap niet zal kunnen nakomen. Zo is in een nieuwsbrief van [holding 2] van oktober 2015 vermeld dat op 30 september 2015 de koopoptie van [zonnepark 2] is omgezet in een definitief koopcontract. [187] En is in het informatiememorandum Solarpark [zonnepark 2] van juni 2015 vermeld dat [holding 2] sinds mei 2015 eigenaar is van zonnepark [zonnepark 1] . [188]
Ook de omstandigheden omtrent de lening die door [naam 43] aan [vennootschap 2] is verstrekt, dragen bij aan het bewijs dat verdachte voorafgaand aan het verkrijgen van die lening al van plan was dat geld aan te wenden voor privézaken, namelijk de aflossing van zijn hypotheek om zo de woning in [woonplaats 2] te kunnen behouden voor zijn gezin. Uit de overeenkomst [189] en de verklaring van [naam 24] [190] volgt dat het geld werd uitgeleend ter verkrijging van het zonnepark [zonnepark 6] . Op de dag dat de lening van € 497.573,95 op de rekening van [vennootschap 2] werd bijgeschreven is het bedrag door verdachte overgeboekt naar zijn Luxemburgse vennootschap [naam 34] [191] Eerder had verdachte al aan [naam 24] gevraagd het geld rechtstreeks aan [naam 34] te lenen maar dat heeft [naam 24] geweigerd. [192] Vervolgens is er drie weken later door [naam 34] een onzakelijk lening verstrekt aan (ex-) echtgenote [(ex-)echtgenote] waarmee zij de hypotheek van verdachte bij ING kon aflossen en de (juridische) eigendom van de woning verkreeg. [193] Anders dan door verdachte is verklaard, blijkt uit de verklaring van [(ex-)echtgenote] dat daarvóór de opzegging van de hypotheek van verdachte door ING al in de lucht hing. Dit vanwege een artikel dat in het Financieele Dagblad was gepubliceerd en waarin vermoedens van gesjoemel met geld van obligatiehouders door verdachte en zijn vennootschap werden geuit. Ook was daarvoor al duidelijk dat [(ex-)echtgenote] nergens anders een hypotheek zou kunnen krijgen gelet op haar reeds bestaande hoge lasten en een gebrek aan toereikend inkomen. [194] Dat de lening met een andere intentie is aangetrokken dan het veiligstellen van de woonboerderij voor verdachte en zijn gezin is in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
Conclusie
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte zich de gelden opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend en dat hij van meet af aan het oogmerk had de gelden voor zichzelf te gebruiken. Dat verdachte voornemens was om alle obligatiehouders terug te betalen zodra de aandelen in [naam 37] genoeg in waarde waren gestegen neemt de wederrechtelijkheid van het zich toe-eigenen van de gelden en het opzet daarop niet weg. Meer dan dat hij het later wilde goedmaken kan daaruit niet volgen, nog los van het realiteitsgehalte van dat plan.
4.3.3.3. Geen sprake van verduistering
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat verdachte voorafgaande aan de ontvangst van de eerste obligatieleningen al het oogmerk had zich die geldbedragen wederrechtelijk toe te eigenen. Dit betekent dat hij de gelden van de obligatiehouders nooit rechtmatig onder zich heeft gehad, waardoor geen sprake is van verduistering. Verdachte zal van het onder 1, 2, 3 en 4 steeds als eerste cumulatief / alternatief tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.3.3.4. Oplichting bewezen
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde oplichting van de obligatiehouders. Hiervoor moet de vraag worden beantwoord of verdachte de obligatiehouders door middel van een of meer tenlastegelegde oplichtingsmiddelen heeft bewogen een of meer geldbedragen in te leggen. De rechtbank vindt dat dit is gebeurd. Voor de vier vennootschappen geldt dat de tenlastegelegde oplichtingsmiddelen en de daarbij genoemde feitelijkheden telkens dezelfde zijn. De rechtbank zal hierna de tenlastegelegde onwaarheden bespreken die verdachte naar het oordeel van de rechtbank heeft voorgewend. Het bewijs hiervoor is onder andere te vinden in verklaringen van obligatiehouders en in de uitgegeven brochures. De rechtbank zal deze bewijsmiddelen noemen. De rechtbank vindt bewezen dat alle onwaarheden bij elkaar een samenweefsel van verdichtsels vormen. De rechtbank vindt verder bewezen dat verdachte met dit samenweefsel van verdichtsels alle obligatiehouders die in de tenlastelegging zijn genoemd heeft bewogen gelden over te maken aan een of meer vennootschappen. Dit geldt ook voor de obligatiehouders die geen aangifte hebben gedaan tegen verdachte en voor een aantal obligatiehouders die volgens verdachte beter hadden moeten weten ( [naam 8] , [naam 7] , [naam 30] en [naam 24] ). De rechtbank zal voornoemde punten hierna in dezelfde volgorde bespreken.
De tenlastegelegde onwaarheden die verdachte heeft voorgewend en de daardoor bewogen obligatiehouders
- voorgewend dat hij en/of aan hem gelieerde bedrijven, de ter leen ontvangen en/of aangetrokken gelden zal/zullen investeren in een groen duurzaam (zonne-energie)project zoals het plaatsen van zonnepanelen op een zorginstelling of een kinderdagverblijf, de aanschaf/aankoop van zonneparken in Duitsland, de ontwikkeling en/of toepassing van nanocoating op zonnepanelen, het energieneutraal maken van een camping, en de ontwikkeling van een crowdfunding milieu-app.
In de brochures die door de vennootschappen zijn gebruikt om potentiële obligatiehouders te interesseren staat dat er geld kan worden ingelegd dat zal worden geïnvesteerd in het plaatsen van zonnepanelen op daken van zorginstellingen [195] dan wel de aankoop van zonneparken, waarbij de intentie bij te dragen aan een transitie naar duurzame energie wordt benadrukt. [196] Ook werden er voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd in hotels voor (potentiële) obligatiehouders, waar er informatie werd gegeven over Duitse zonneparken en het plaatsen van zonnepanelen. [197]
Het merendeel van de obligatiehouders heeft verklaard geld te hebben ingelegd in een van de vennootschappen, omdat dit volgens verdachte zou worden besteed aan een groen en duurzaam project. [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] hebben geld ingelegd omdat hen door verdachte was voorgehouden dat het geld zou worden geïnvesteerd in zonne-energie projecten of de opwekking van groene energie. [198] [naam 11] heeft gelden ingelegd onder meer vanwege de duurzame bedoelingen van verdachte. [199] [naam 12] belegde voor het milieu. [200]
Obligatiehouders [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , zijn op basis van de brochure en mededelingen van verdachte ervan uitgegaan dat de ingelegde gelden voor [holding 1] zouden worden besteed aan zonnepanelen op het dak van zorginstelling [naam 15] [201] [naam 1] en [naam 2] is voorgehouden door verdachte dat de ingelegde gelden voor [holding 1] waren bestemd voor het energieneutraal maken van een camping. [202] [naam 2] , [naam 6] , [naam 5] en [naam 10] is door verdachte voorgehouden dat het geld werd geïnvesteerd in nanocoating. [203] [naam 6] , [naam 7] , [naam 9] en [naam 22] is door verdachte voorgespiegeld dat de inleg in [holding 1] zou worden gebruikt voor de aankoop van zonneparken in Duitsland. [204]
Wat betreft [holding 2] blijkt uit het dossier dat obligatiehouders [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 19] , [naam 20] , [naam 21] en [naam 22] door verdachte is voorgehouden dat de door hen ingelegde gelden werden gebruikt om zonneparken aan te kopen en/of voor de verdere ontwikkeling van nanocoating. [205]
[naam 1] heeft gelden ingelegd in [vennootschap 1] in verband met de aankoop van zonneparken in Duitsland en voor nanocoating waar verdachte mee bezig was. [206] [naam 2] en [naam 3] is voorgehouden dat de ingelegde gelden in [vennootschap 1] zouden worden aangewend voor de ontwikkeling of uitbereiding van een app voor crowdfunding die mensen bij elkaar zou brengen in het kader van milieuvriendelijke ontwikkelingen. [207]
[naam 1] heeft gelden ingelegd in [vennootschap 2] voor projecten die betrekking hadden op de transitie naar duurzame energie. [208] Tegenover [naam 2] , [naam 3] , [naam 8] , [naam 11] , [naam 24] , [naam 25] en [naam 26] heeft verdachte voorgewend dat met de ingelegde gelden de aankoop van zonneparken in Duitsland zou worden gefinancierd. [209] [naam 8] , [naam 22] en [naam 24] hebben verklaard dat verdachte hen (ook) had voorgehouden dat de ingelegde gelden bestemd waren voor nanocoating. [210]
Hetgeen verdachte aan de obligatiehouders heeft voorgehouden over de bestemming van de gelden is telkens in strijd met de waarheid geweest, aangezien die gelden in werkelijkheid bestemd waren voor privéaangelegenheden en voor zover er iets van de ingelegde gelden gebruikt is voor duurzame projecten dat niet beoogd was als een duurzame investering maar als een schijnconstructie, zoals onder 4.3.3.2 aan de orde is gekomen.
- voorgewend dat hij of aan hem gelieerde bedrijven, reeds in het bezit is/zijn van een zonnepark in Duitsland
Onder 4.3.3.2 is aan de orde gekomen dat in een nieuwsbrief [211] en brochure [212] van [holding 2] in strijd met de waarheid is vermeld dat [holding 2] eigenaar is van een zonnepark. Ook in een artikel dat is gepubliceerd in het Financieele Dagblad staat als citaat van verdachte dat de twee zonneparken in de portefeuille een gigantische goede cash flow opleveren. [213]
[naam 6] zou in het kader van haar investeringen in [holding 1] en [holding 2] worden meegenomen door verdachte naar een zonnepark waarin zij had geïnvesteerd. [214] Verdachte zei haar dat hij eigenaar was van drie zonneparken in Duitsland. [215] [naam 1] heeft gelden ingelegd in [vennootschap 2] omdat verdachte vertelde dat hij in Duitsland drie zonneparken had en een noodzakelijke betaling moest doen met betrekking tot een van die parken. [216]
Zoals onder 4.3.3.2 is besproken is verdachte noch één van zijn vennootschappen ooit eigenaar van een zonnepark geweest, laat staan dat daar iets mee is verdiend.
- voorgehouden dat hij, en/of aan hem gelieerde bedrijven, persoonlijk en/of zakelijk garant staat of staan voor terugbetaling van de ter leen ontvangen gelden en betaling van de verschuldigde rente
[naam 6] heeft stukken van verdachte ontvangen waarin staat dat hij privé garant staat voor een correcte afhandeling en de teruggave van de inleg en de betaling van rente. Zij heeft nauwelijks iets van haar inleg terugontvangen en de rentebetalingen zijn gestopt in december 2016. [217] [naam 5] en [naam 7] hebben een overeenkomst getekend met verdachte waarin staat dat verdachte persoonlijk garant staat voor (tijdige) terugbetaling van de inleg en/of de verschuldigde rente. [218] [naam 7] heeft verklaard dat verdachte zich “hoofdelijk aansprakelijk” stelde voor de terugbetaling van de inleg en de betaling van het rendement. Volgens hem staat dit in alle contracten van verdachte. Hij heeft rente ontvangen tot en met november 2016, daarna niet meer. De inleg heeft hij niet terugontvangen. [219] In een leningsovereenkomst tussen verdachte namens [holding 2] en [naam 8] is vermeld dat de geldnemer zowel “zakelijk als hoofdelijk” aansprakelijk is voor tijdige terugbetaling van de hoofdsom en de rente. [naam 8] [220] heeft tot en met november 2016 rentebetalingen ontvangen. Zijn inleg is niet terugbetaald. [221] [naam 24] is bewogen geld over te maken naar [vennootschap 2] omdat verdachte privé garant stond. Zijn leningen zijn niet terugbetaald. [222] In de leningsovereenkomst van [naam 30] waarop zijn eerste vier gestorte geldbedragen betrekking hebben is als zekerheid voor de aflossing opgenomen dat de leningnemer op verzoek van de leninggever een pandrecht zal vestigen op courante goederen of aandelen van verdachte in privé of van [vennootschap 2] . [223] [naam 30] heeft leningen aan verdachte verstrekt mede omdat verdachte hem voorspiegelde dat hij de garantie had dat hij zijn geld terug zou krijgen. Het grootste deel van zijn lening is niet terugbetaald. [224]
[naam 9] en [naam 14] zijn bewogen geld over te maken vanwege de (hoge) rendementen en de garantie van verdachte dat zij hun geld terug zouden krijgen. Hun inleg is niet terugbetaald. [225] [naam 11] is ook bewogen geld over te maken omdat verdachte aangaf dat er geen enkel risico bestond ten aanzien van de verschillende zonneparken waarin werd belegd. Die risico’s waren volgens verdachte volledig afgedekt door allerlei garanties en zekerheden. Zijn ingelegde geld is niet terugbetaald. [226] Voor [naam 22] was voor zijn beslissing om geld in te leggen van belang dat hij pandrecht verkreeg voor de eerste twee leningen. Hij heeft slechts een klein deel van zijn leningen teruggekregen. [227]
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte obligatiehouders heeft voorgehouden dat hij persoonlijk en/of zakelijk garant zou staan voor de terugbetalingen van inleg of leningen en de verschuldigde rente. Dit terwijl verdachte geen inkomen had en in het volgens verdachte voor de obligatiehouders belangrijkste verhaalsobject, het middellijk aandelenbezit van [vennootschap 2] in [naam 37] , geen enkele activiteit plaatsvond.
-
verzwegen dat de ter leen ontvangen gelden (deels) aangewend zouden worden voor privébestedingen door hem en/of het aflossen van schulden van hem en/of zijn (ex-)echtgenote
Verdachte heeft nooit kenbaar gemaakt aan de obligatiehouders dat hij de ingelegde gelden voor privéaangelegenheden gebruikte en daar is ook geen enkele administratie van bijgehouden. [228] Ook in de aan de potentiële obligatiehouders verstrekte informatie is daarover niets te vinden.
[naam 1] , [naam 6] , [naam 8] en [naam 9] zouden het geld niet hebben ingelegd in [holding 1] als zij vooraf hadden geweten dat het geld geheel of gedeeltelijk niet zou worden aangewend zoals zij hadden afgesproken met verdachte. [229] Dit geldt ook voor [naam 19] , [naam 20] en [naam 21] voor wat betreft hun investering(en) in [holding 2] . [230] [naam 2] , [naam 7] , [naam 12] wisten niet dat de door hen ingelegde gelden zouden worden aangewend voor privéuitgaven, dat zouden zij niet hebben goed gevonden. [naam 7] en [naam 12] hebben hier nog expliciet bij verklaard dat zij dan geen geld zouden hebben geïnvesteerd. [231] Ook [naam 14] zou dan geen geld hebben geïnvesteerd. [232] [naam 3] , [naam 11] , [naam 24] , [naam 25] en [naam 26] hebben verdachte geen toestemming gegeven de door hen ingelegde gelden voor andere doelen te besteden dan waarvoor de gelden waren ingelegd, hadden zij dat geweten dan hadden zij niet geïnvesteerd. [233] Als [naam 30] had geweten dat het geleende geld niet zou worden aangewend voor het afgesproken doel, dan zou hij de leningen niet hebben verstrekt. [234]
Het gebruikte oplichtingsmiddel: een samenweefsel van verdichtsels
Uit het voorgaande volgt dat er sprake is geweest van een opeenstapeling van leugens en dat verdachte heeft gezwegen over wat hij werkelijk van plan was met het geld dat hij van de obligaties zou ontvangen, dit maakt dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Obligatiehouders die een verklaring hebben afgelegd: bewogen
Voor elke obligatiehouder die door de FIOD of bij de rechter-commissaris is gehoord geldt dat hij of zij door ten minste twee van de genoemde onwaarheden is bewogen tot de afgifte van gelden, zoals hiervoor is weergegeven. Deze obligatiehouders hebben verklaard waarom zij zijn bewogen gelden in te leggen bij een van de vennootschappen van verdachte. Die beweegredenen gelden ook voor de vennootschappen waar zij later gelden hebben ingelegd maar waarover zij niet altijd expliciet hebben verklaard. Zij gingen bij een volgende inleg of lening immers uit van de verkeerde voorstelling van zaken die verdachte hen voordien al had voorgespiegeld. Daarbij geldt nog dat obligatiehouders zich in veel gevallen er niet van bewust waren dat zij met verschillende vennootschappen te maken hadden. [naam 2] had bijvoorbeeld niet het idee dat [holding 1] en [vennootschap 2] aparte bedrijven waren. Verdachte gaf aan waar het geld naartoe moest worden overgemaakt. [235] Ook [naam 1] had het idee dat er alleen [holding 1] was en hij kende geen andere vennootschappen. [236] Verdachte heeft zich aan [naam 6] voorgedaan als CEO van [holding 1] , [holding 2] en [vennootschap 2] . Hij noemde namen van allerlei bedrijven en zonneparken en zei haar dat alles door elkaar liep. [237] [naam 7] was in de veronderstelling dat hij gelden overmaakte naar [holding 2] , terwijl die in werkelijkheid overgemaakt zijn naar [holding 1] . Verdachte grossierde volgens hem in vennootschappen. [238] Dit maakt dat de beweegredenen die obligatiehouders noemen telkens gelden voor alle ingelegde en uitgeleende geldbedragen. De beweegredenen voor obligatiehouders [naam 12] en [naam 3] gelden ook voor de inleg van hun kinderen. [naam 12] had na zijn eerste investering veel vertrouwen in verdachte en liet ook zijn zoon [voornaam 1] en dochter [voornaam 2] , van wie hij bewindvoerder was, investeren. [239] [naam 3] had goede ervaringen met zijn eerste investeringen omdat hij de rentes daarvan uitbetaald kreeg en mede daardoor hebben zijn zoon en dochter ook geïnvesteerd in obligaties. [240]
Obligatiehouders die geen aangifte tegen verdachte hebben gedaan/ geen verklaring hebben afgelegd: bewogen
In dit onderzoek hebben niet alle obligatiehouders die in de tenlastelegging zijn genoemd verklaard waartoe zij zijn bewogen gelden in te leggen. Uit het dossier blijkt wel wat deze obligatiehouders is voorgehouden door verdachte, namelijk dat hun geld zou worden geïnvesteerd in een groen duurzaam project. Dit leidt de rechtbank af uit de (fraude)melding die zij, [naam 5] , [naam 4] , [naam 10] , [naam 13] en [naam 23] , hebben gedaan bij de FIOD. [241] Tevens blijkt het uit de brochure waarnaar in de door hen ondertekende overeenkomsten wordt verwezen, zoals bij [holding 1] , of uit een bij een overeenkomst horende e-mail, waarin dat namelijk is vermeld. [242] Uit de verklaring van de andere obligatiehouders en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte voor iedereen heeft verzwegen dat hij de ontvangen gelden zou gebruiken voor privébestedingen. Verdachte heeft dit dus ook voor deze obligatiehouders verzwegen. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor het tegendeel. Voor deze obligatiehouders geldt dus ook dat verdachte bij hen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen door meerdere onwaarheden. De oplichting van deze obligatiehouders is daarom ook bewezen.
Obligatiehouders [naam 8] , [naam 7] en [naam 30] : bewogen
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat ook deze personen door een samenweefsel van verdichtsels, zoals hiervoor is besproken, bewogen zijn leningen te verstrekken. Dat zij ervaren beleggers waren die volgens de raadsman uitsluitend handelden met het oog op eigen geldelijk gewin, maakt niet dat zij hadden moeten doorzien dat verdachte van plan was hun inleg voor privédoeleinden te gaan gebruiken. Een hoog rentepercentage kan weliswaar een aanwijzing zijn dat een belegging risicovol is, maar het is geen aanwijzing voor het risico dat de belegde gelden voor privéuitgaven worden gebruikt. De rechtbank vindt ook de oplichting van deze personen bewezen.
Obligatiehouder [naam 24] : bewogen
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat [naam 24] door een samenweefsel van verdichtsels, zoals hiervoor is besproken, bewogen is leningen te verstrekken. Dat hij kennis van zaken had en bewust een risico heeft genomen, zoals de raadsman heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Net als hiervoor bij de obligatiehouders [naam 8] , [naam 7] en [naam 30] is overwogen, geldt voor [naam 24] evenmin dat hij het risico dat verdachte van plan was het uitgeleende geld voor zichzelf te gebruiken had behoren te doorzien. Het risico dat hij nam, nam hij met betrekking tot een aan hem voorgespiegeld project. Het rentepercentage is een weerspiegeling van het risico van dat project en niet van het risico dat verdachte er zelf met het geld vandoor zou gaan.
Oplichting bewezen, intentie om gelden terug te betalen maakt dit niet anders
Verdachte heeft bij de FIOD en ter terechtzitting verklaard dat hij dacht de obligatiehouders te kunnen terugbetalen met aandelen [naam 37] . De rechtbank merkt hierover op dat met de oplichting is bewezen dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels obligatiehouders heeft bewogen gelden te storten op de bankrekeningen van de vennootschappen van verdachte. Het gaat hierbij om het moment dat iemand wordt bewogen gelden in te leggen of uit te lenen. Eventuele teruggaven van gelden of intenties om de gelden terug te betalen nadat iemand is bewogen maken de oplichting niet ongedaan.
Medeplegen van oplichting niet bewezen
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat verdachte de enige was die zeggenschap had over de vennootschappen die in de tenlastelegging zijn genoemd. Hij is van iedere vennootschap de (middellijke) enige bestuurder en (middellijke) enig aandeelhouder en er waren geen personen in dienst. Hij was degene en enige die zeggenschap had over de bankrekeningen van deze vennootschappen. Verdachte is dan ook wat betreft het strafbare handelen met de vennootschappen te vereenzelvigen. Dat er nog anderen bij het strafbare handelen van verdachte een rol hebben gespeeld blijkt niet uit het dossier. De rechtbank vindt daarom niet bewezen dat verdachte in vereniging handelde en zal verdachte vrijspreken van medeplegen.

5.Waardering van het bewijs: witwassen (feit 5)

5.1.
Inleiding
Als feit 5 is aan verdachte tenlastegelegd dat hij zich samen met (een) ander(en) of alleen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdenking houdt in dat verdachte gelden die op de bankrekeningen van de vier vennootschappen stonden heeft gebruikt voor het doen van betalingen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die gelden afkomstig waren uit enig misdrijf.
De betalingen waarover het gaat zijn gedaan vanuit [holding 1] , [holding 2] , [vennootschap 1] of [vennootschap 2] . De betalingen zijn onder te verdelen in een hypotheekverstrekking aan [(ex-)echtgenote] , betalingen ten behoeve van het woonhuis in [woonplaats 2] , betalingen van door verdachte verschuldigde schadevergoedingen en betalingen aan schuldeisers van de éénmanszaak van [(ex-)echtgenote] , [naam 44] , van [BV 3] en van verdachte.
Dat de tenlastegelegde betalingen door verdachte zijn gedaan is niet ter discussie gesteld. De rechtbank zal de betalingen als eerste bespreken. Daarna worden de standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging weergegeven gevolgd door het oordeel van de rechtbank.
5.2.
De tenlastegelegde betalingen
5.2.1.
Een hypotheekverstrekking en betalingen ten behoeve van het woonhuis in [woonplaats 2]
- een geldbedrag van in totaal circa € 448.000,- (hypotheekverstrekking aan [(ex-)echtgenote] via [naam 34] )
Uit het dossier blijkt dat verdachte de van [naam 43] ontvangen lening van € 500.000,- op de dag dat deze werd gestort op de rekening van [vennootschap 2] grotendeels (namelijk € 450.000,-) overgemaakt heeft naar de bankrekening van [naam 34] .in Luxemburg onder vermelding van
‘Loan agreement’. [243] Verdachte is de uiteindelijk gerechtigde tot [naam 34] [244] Op 19 januari 2016 is van deze bankrekening € 448.000,- overgeboekt naar de bankrekening van een notaris onder vermelding van ‘hypotheekakte 20 januari 2016’. [245] Uit het dossier blijkt ook dat op 20 januari 2016 de juridische levering van de woning aan de [adres 2] van verdachte aan [(ex-)echtgenote] plaats heeft gevonden en dat de koopprijs is voldaan door middel van een bij [naam 34] afgesloten hypothecaire lening van € 475.000,- vermeerderd met kosten en rente. [246] Het door [naam 43] aan [vennootschap 2] geleende geld is dus twee keer doorgestort en besteed aan een lening voor [(ex-)echtgenote] zodat zij de woning van verdachte kon kopen
- een geldbedrag van in totaal circa € 17.544,- (betalingen ten behoeve van het woonhuis)
Van de rekening van [holding 2] zijn tussen 17 april 2015 en 2 juni 2015 in totaal € 17.544,- aan betalingen gedaan die zien op privéuitgaven ten behoeve van het huis. [247]
- een geldbedrag van in totaal € 110.207,48, althans € 78.777,13
Van de rekening van [vennootschap 2] zijn tussen 13 augustus 2014 en 19 april 2016 in totaal € 110.207,48 aan betalingen gedaan die zien op privéuitgaven ten behoeve van het huis. Dit betreft onder andere betalingen aan [naam 45] , [naam 46] , [naam 47] , [naam 48] , [naam 49] , [naam 50] en [naam 51] . [248] [naam 51] van [naam 45] , de aannemer van de verbouwing van het woonhuis in [woonplaats 2] , heeft verklaard dat deze bedrijven werkzaamheden hebben uitgevoerd ten behoeve van deze verbouwing en [(ex-)echtgenote] verklaart dat ook. [249]
- een geldbedrag van in totaal circa € 2.700,-
Van de rekening van [vennootschap 1] is op 10 mei 2016 € 2.700,- overgemaakt aan [naam 53] . [250] [(ex-)echtgenote] heeft over een factuur van [naam 53] verklaard dat zij een hek om het huis hebben laten zetten. [251]
5.2.2.
Betalingen van door verdachte verschuldigde schadevergoedingen
-
een geldbedrag van in totaal circa € 6.000,-
-
een geldbedrag van in totaal circa € 11.500,-
-
een geldbedrag van in totaal circa € 18.000,-
-
een geldbedrag van in totaal circa € 6.500,-
Verdachte is op 9 oktober 2001 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor oplichting, valsheid in geschrift en verduistering. [252] [naam 54] en [naam 55] waren slachtoffers van die feiten. Verdachte is veroordeeld om aan hen schadevergoeding te betalen.
Van de rekening van [holding 1] is tussen 10 juli 2012 en 13 september 2012 in totaal € 6.000,- overgemaakt naar [naam 55] en tussen 13 juli 2012 en 25 maart 2013 in totaal € 11.500,- naar [naam 54] . [253]
Van de rekening van [vennootschap 2] is tussen 13 januari 2015 en 15 juni 2015 (de betaling op 15 juni 2015 was op de rekening van [naam 56] -advocaten, de advocaten van [naam 55] in deze kwestie [254] ) in totaal € 18.000,- betaald aan [naam 55] en tussen 14 oktober 2014 en 6 oktober 2016 in totaal € 6.500,- aan [naam 54] . [255]
5.2.3.
Betalingen aan schuldeisers van éénmanszaak [naam 44]
[(ex-)echtgenote] heeft vanaf 1 februari 2005 tot 2010 een eenmanszaak gehad, genaamd [naam 44] . [256]
- een geldbedrag van in totaal circa € 14.384,10
Van de rekening van [vennootschap 1] is op 21 juli 2016 € 5.000,- en op 14 oktober 2016 € 9.384,10 overgemaakt naar deurwaarder [naam 58] inzake ‘dossier [nr 1] [(ex-)echtgenote] Sanoma’. [257] [(ex-)echtgenote] heeft verklaard dat dit dossier betrekking heeft op een misgelopen deal van haar eenmanszaak met [naam 57] . Zij vond dat verdachte die rekeningen moest betalen omdat hij die deal had gesloten en zij het niet eens was met die deal. [258]
- een geldbedrag van in totaal circa € 14.000,-
Van de rekening van [vennootschap 2] is op 6 oktober 2015 € 10.000,- overgemaakt naar [naam 58] met de omschrijving ‘Spoedoverboeking betalingsachterstand inzake [nr 1] [(ex-)echtgenote] ’. Op 19 februari 2016 is er € 2.000,- overgemaakt naar [naam 58] inzake dossier [nr 1] . Op 6 september 2016 is er wederom € 2.000,- overgemaakt naar [naam 58] inzake dossier [nr 1] . [259] Uit de vermelding van het dossiernummer in de overschrijvingen leidt de rechtbank af dat deze betalingen eveneens betrekking hebben op de misgelopen deal tussen [naam 57] en de eenmanszaak van [(ex-)echtgenote] waarover zij heeft verklaard.
- een geldbedrag van in totaal circa € 14.832,35
Van de rekening van [vennootschap 2] is tussen 8 januari 2015 en 16 maart 2015 in drie transacties in totaal € 14.832,35 overgemaakt naar [naam 59] . [260] Het betreft een betalingsverplichting van verdachte en [(ex-)echtgenote] tot betaling van een bedrag van € 13.370,07 vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten aan [naam 60] . [261]
5.2.4.
Betalingen aan schuldeisers van verdachte
- een geldbedrag van in totaal circa € 25.000,-
Van de rekening van [holding 1] is tussen 25 februari 2013 en 31 juli 2013 in vijf transacties in totaal € 25.000,- overgemaakt naar [naam 59] onder vermelding van dossier [nr 2] dan wel [naam 61] . [262] Het betreft een betalingsverplichting van verdachte aan [naam 62] van € 28.857,50 vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten. [263]
- een geldbedrag van in totaal circa € 15.000,-
Van de rekening van [vennootschap 2] is op 13 november 2014 € 15.000,- overgemaakt naar [naam 59] met de beschrijving ‘Spoedoverboeking Betaling inzake dossiernr [nr 3] [stichting 1] ’. [264]
Het betreft een betalingsverplichting van [stichting 1] aan [stichting 3] . [265]
5.3.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen bij het eerste geldbedrag dat bij feit 5 is genoemd, het bedrag van € 448.000,-, sprake is van een gronddelict, namelijk de oplichting van [naam 24] . Door dit geldbedrag te gebruiken voor een hypotheekconstructie heeft verdachte dit geldbedrag witgewassen. De lening is verschaft via [naam 34] en dat maakt dat sprake is van een verhullende handeling.
Voor de andere geldbedragen geldt dat die zijn verduisterd. Er ontbreekt daarom een voorafgaand delict dat nodig is voor een bewezenverklaring van witwassen. Verdachte moet voor wat betreft deze geldbedragen worden vrijgesproken van het witwassen.
5.4.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat geen sprake kan zijn van witwassen als het standpunt van het openbaar ministerie wordt gevolgd dat de gelden zijn verduisterd.
Voor het geldbedrag van € 448.000,- geldt dit ook, ook als de rechtbank van oordeel is dat dit geldbedrag door oplichting is verkregen. In dat geval zou het geldbedrag namelijk afkomstig zijn uit eigen misdrijf. Het feit dateert van voor de strafbaarstelling van het eenvoudig witwassen in artikel 420bis.1 Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat in dat geval moet worden bewezen dat verdachte met dit geldbedrag handelingen heeft verricht die bij hebben gedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Daar is hier geen sprake van. De gelden zijn in de vorm van een hypotheek verstrekt en dus in een openbaar register, het kadaster, vastgelegd. De raadsman verzoekt de rechtbank subsidiair verdachte voor dit feit te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.5.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen met betrekking tot alle in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. De rechtbank bespreekt hierna de herkomst van de gelden en de witwashandelingen van verdachte.
5.5.1.
De herkomst van de gelden
De tenlastegelegde geldbedragen zijn betalingen die zijn gedaan vanaf de bankrekening van een van de vennootschappen van verdachte. Op deze bankrekeningen stonden verschillende soorten gelden. Ten eerste de gelden die in de tenlastelegging van de feiten 1 tot en met 4 zijn genoemd en die afkomstig zijn van verschillende obligatiehouders. De rechtbank heeft onder 4.3.3. vastgesteld dat deze gelden allemaal door middel van oplichting zijn verkregen. De oplichting is telkens door verdachte gepleegd. Deze gelden zijn dus van eigen misdrijf afkomstig.
Op de bankrekeningen staan ook gelden die van andere obligatiehouders afkomstig zijn. Zoals steeds in paragraaf 4.2 bij de betreffende vennootschap is opgemerkt blijkt uit het dossier dat er meer personen geld hebben overgemaakt naar de vennootschappen en dat veel meer geld is uitgeleend aan de vennootschappen dan in de tenlastelegging is opgesomd, hetgeen ook volgt uit het onder 4.2.5 opgenomen totaaloverzicht. Gezien de omschrijvingen bij de overboekingen van een groot aantal van die gelden, die vergelijkbaar zijn met omschrijvingen van de tenlastegelegde ingelegde gelden [266] , en het feit dat niet is gebleken dat er (andere) activiteiten plaatsvonden binnen de vennootschappen of dat andere projecten wel zijn gerealiseerd, vindt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat deze gelden verkregen zijn door middel van oplichting gepleegd door verdachte. Verdachte heeft met uitzondering van een aantal specifieke leningen die hierna worden besproken, geen verklaring gegeven waaruit kan worden afgeleid dat deze gelden op een andere wijze zijn verkregen en mogelijk wel een legale herkomst hebben.
Verdachte heeft bij de FIOD en ook op de zitting verklaard dat een deel van de privéuitgaven die bij feit 5 zijn genoemd gefinancierd zouden kunnen zijn met geld dat afkomstig was van leningen die daarvoor waren bestemd. Dit waren leningen van Van der Kuil, [naam 63] , [naam 64] en [naam 65] (een vennootschap van [naam 39] en [naam 38] ). Ook heeft hij verklaard dat er inkomsten van de verkoop van [naam 37] aandelen op de bankrekening stonden en daar zijn in de bankafschriften [267] ook aanwijzingen voor te vinden. Er staan dus gelden op de bankrekeningen die een legale herkomst kunnen hebben. Hieruit leidt de rechtbank af dat sprake kan zijn van vermenging van gelden met een legale herkomst en gelden die van misdrijf afkomstig zijn. Dit staat echter niet aan een bewezenverklaring van witwassen in de weg. Uit de overzichten van de bankafschriften en de totaaloverzichten die daarop zijn gebaseerd blijkt immers dat een substantieel deel van het totaal aan bijschrijvingen op de bankrekeningen de door obligatiehouders ingelegde, en dus van misdrijf afkomstige, gelden betreft. Het mogelijk legale geld op de bankrekeningen van de vennootschappen is beperkt ten opzichte van het geld dat verdachte door middel van oplichting van obligatiehouders heeft verkregen. De bankrekeningen waren vóór de stortingen van de ingelegde gelden vrijwel leeg en daarna ook, verdachte is zowel privé als zakelijk failliet verklaard. De tenlastegelegde betalingen zijn daarom mogelijk niet in het geheel, maar in ieder geval wel grotendeels gedaan met gelden die een criminele herkomst hebben, namelijk met gelden die afkomstig zijn van de door verdachte gepleegde oplichting.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de betalingen zijn gedaan met gelden die grotendeels uit eigen misdrijf afkomstig zijn.
5.5.2.
De witwashandelingen van verdachte
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door de tenlastegelegde betalingen te doen. Hij heeft de gelden overgemaakt en daarmee de betalingen verricht. Met dit handelen heeft verdachte de gelden telkens overgedragen. Verdachte heeft dus meer gedaan dan alleen het verwerven en het voorhanden hebben van de gelden. Dit maakt dat hij de gelden, die grotendeels afkomstig waren uit eigen misdrijf, heeft witgewassen. Omdat verdachte deze witwashandeling stelselmatig en gedurende een langere periode heeft gepleegd vindt de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen. Verdachte was de enige die zeggenschap had over de bankrekeningen van de vennootschappen. De rechtbank vindt daarom niet bewezen dat verdachte in vereniging handelde en zal verdachte vrijspreken van medeplegen. Weliswaar wordt [(ex-)echtgenote] bij vonnis van heden ten aanzien van enkele van de betrokken betalingen ook veroordeeld, maar haar veroordeling ziet op schuldwitwassen
.Dat is een ander delict, zodat verdachte het (gewoonte)witwassen niet met [(ex-)echtgenote] heeft medegepleegd

6.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen vermeld in de voetnoten bij de overwegingen 4.2, 4.3.3. en 5.2. bewezen dat verdachte
1.
als bestuurder van [holding 1] in de periode van 9 juli 2012 tot en met 4 januari 2017 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels de volgende personen heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, van in totaal Euro 639.000,-, te weten:
[naam 1] tot afgifte van in totaal Euro 83.000,- (Euro 20.000,- ontvangen op 22 augustus 2012 en Euro 15.000,- ontvangen op 12 september 2012 en Euro 10.000,- ontvangen op 21 november 2012 en Euro 20.000,- ontvangen op 19 december 2012 en Euro 10.000,- ontvangen op 27 februari 2013 en Euro 8.000,- ontvangen op 4 januari 2017)
en
[naam 2] tot afgifte van in totaal Euro 79.000,- (Euro 5.000,- ontvangen op 4 oktober 2012 en Euro 5.000,- ontvangen op 23 november 2012 en Euro 20.000,- ontvangen op 30 november 2012 en Euro 10.000,- ontvangen op 13 december 2012 en Euro 9.000,- ontvangen op 4 februari 2013 en Euro 10.000,- ontvangen op 14 mei 2013 en Euro 5.000,- ontvangen op 30 oktober 2013 en Euro 5.000,- ontvangen op 16 december 2013 en Euro 10.000, ontvangen op 24 oktober 2016)
en
[naam 3] tot afgifte van in totaal Euro 7.000,- (Euro 3.000,- ontvangen op 13 november 2012 en Euro 4.000,- ontvangen op 20 december 2012)
en
[naam 4] tot afgifte van Euro 10.000,- ontvangen op 23 november 2012
en
[naam 5] tot afgifte van in totaal Euro 58.000,- (Euro 5.000,- ontvangen op 9 juli 2012 en Euro 5.000,- ontvangen op 3 september 2012 en Euro 8.000,- ontvangen op 21 december 2012 en Euro 5.000,- ontvangen op 1 juli 2013 en Euro 5.000,- ontvangen op 4 oktober 2013 en Euro 30.000,- ontvangen op 26 september 2016)
en
[naam 6] tot afgifte van in totaal Euro 200.000,- (Euro 50.000,- ontvangen op 29 juni 2016 en Euro 25.000,- ontvangen op 25 augustus 2016 en Euro 25.000,- ontvangen op 15 september 2016 en Euro 50.000 ontvangen op 5 oktober 2016 en Euro 50.000,- ontvangen op 4 november 2016)
en
[naam 7] tot afgifte van in totaal Euro 100.000,- (Euro 30.000,- ontvangen op 6 juni 2016 en Euro 20.000,- ontvangen op 9 juni 2016 en Euro 50.000,- ontvangen op 1 juli 2016)
en
[naam 8] tot afgifte van Euro 25.000,- ontvangen op 19 oktober 2016
en
[naam 9] tot afgifte van in Euro 40.000,- ontvangen op 5 september 2012
en
[naam 10] tot afgifte van in totaal Euro 8.500,- (Euro 2.500,- ontvangen op 20 juni 2016 en Euro 3.000,- ontvangen op 28 september 2016 en Euro 3.000.- ontvangen op 2 december 2016)
en
[naam 11] tot afgifte van Euro 10.000,- ontvangen op 23 november 2016
en
[naam 12] tot afgifte van in Euro 15.000,- ontvangen op 10 oktober 2012
en
[naam 13] tot afgifte van in Euro 1.000,- ontvangen op 30 oktober 2012
en
[naam 14] tot afgifte van Euro 2.500,- ontvangen op 6 juni 2016,
hebbende verdachte - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk in strijd met de waarheid aan bovengenoemde personen:
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, de ter leen ontvangen en/of aangetrokken gelden zal/zullen investeren in (een) groen(e) duurza(a)m(e) (zonne-energie)project(en), zoals het plaatsen van zonnepanelen op een zorginstelling en/of de aankoop van zonneparken en/of de ontwikkeling en/of toepassing van nanocoating op zonnepanelen en/of het energieneutraal maken van een camping en/of de ontwikkeling van een crowdfunding milieu-app
en/of
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, reeds in het bezit is/zijn van (een) zonnepark(en) in Duitsland,
en/of
voorgehouden dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, persoonlijk en of zakelijk garant staa(t)(n) voor terugbetaling van de ter leen ontvangen gelden en/of betaling van de verschuldigde rente
en/of
verzwegen dat de ter leen ontvangen gelden (deels) aangewend zullen worden voor privébestedingen door hem, verdachte, en/of het aflossen van schulden van hem, verdachte, en/of zijn (ex-)echtgenote,
waardoor bovengenoemde personen telkens zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften;
2.
als bestuurder van [holding 2] . in de periode van 16 maart 2015 tot en met 9 november 2015 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels de volgende personen heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, van in totaal Euro 1.161.000,-, te weten:
[naam 9] tot afgifte van Euro 10.000,- ontvangen op 23 juli 2015
en
[naam 6] tot afgifte van in totaal Euro 101.000,- (Euro 1.000,- ontvangen op 4 mei 2015 en Euro 50.000,- ontvangen op 28 september 2015 en Euro 50.000,- ontvangen op 26 oktober 2015)
en
[naam 7] tot afgifte van Euro 30.000,- ontvangen op 22 juli 2015
en
[naam 8] tot afgifte van in totaal Euro 750.000,- (Euro 75.000,- ontvangen op 13 juli 2015 en Euro 75.000,- ontvangen op 5 augustus 2015 en Euro 200.000,- ontvangen op 10 september 2015 en Euro 100.000,- ontvangen op 11 september 2015 en Euro 50.000,- ontvangen op 14 september 2015 en Euro 100.000,- ontvangen op 29 september 2015 en Euro 100.000,- ontvangen op 30 september 2015 en Euro 50.000,- ontvangen op 1 oktober 2015)
en
[naam 19] tot afgifte van in totaal Euro 25.000 (Euro 10.000,- ontvangen op 28 april 2015 en Euro 15.000,- ontvangen op 1 juni 2015)
en
[naam 20] tot afgifte van Euro 20.000,- ontvangen op 26 augustus 2015
en
[naam 11] tot afgifte van in totaal Euro 50.000.- (Euro 10.000.- ontvangen op 16 juli 2015 en Euro 40.000.- ontvangen op 21 september 2015)
en
[naam 21] tot afgifte van in Euro 40.000.- ontvangen op 9 november 2015
en
[naam 22] tot afgifte van in Euro 50.000.- ontvangen op 28 september 2015
en
[naam 23] tot afgifte van Euro 10.000.- ontvangen op 8 april 2015
en
[naam 10] tot afgifte van in totaal Euro 11.000.- (Euro 3.000.- ontvangen op 24 april 2015 en Euro 3.000.- ontvangen op 5 juni 2015 en Euro 5.000.- ontvangen op 17 september 2015)
en
[naam 13] tot afgifte van in totaal Euro 2.000.- (Euro 1.000.- ontvangen op 16 maart 2015 en Euro 1.000.- ontvangen op 28 augustus 2015)
en
[naam 5] tot afgifte van in totaal Euro 32.000,- (Euro 10.000,- ontvangen op 1 april 2015 en Euro 17.000,- ontvangen op 20 mei 2015 en Euro 5.000,- ontvangen op 29 september 2015)
en
[naam 14] tot afgifte van in Euro 30.000,- ontvangen op 10 september 2015,
hebbende verdachte - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk in strijd met de waarheid aan bovengenoemde personen:
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, de ter leen ontvangen en/of aangetrokken gelden zal/zullen investeren in (een) groen(e) duurza(a)m(e) (zonne-energie)project(en), zoals het plaatsen van zonnepanelen op een zorginstelling en/of de aankoop van zonneparken en/of de ontwikkeling en/of toepassing van nanocoating op zonnepanelen en/of het energieneutraal maken van een camping en/of de ontwikkeling van een crowdfunding milieu-app
en/of
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, reeds in het bezit is/zijn van (een) zonnepark(en) in Duitsland,
en/of
voorgehouden dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, persoonlijk en of zakelijk garant staa(t)(n) voor terugbetaling van de ter leen ontvangen gelden en/of betaling van de verschuldigde rente
en/of
verzwegen dat de ter leen ontvangen gelden (deels) aangewend zullen worden voor privébestedingen door hem, verdachte, en/of het aflossen van schulden van hem, verdachte, en/of zijn (ex-)echtgenote,
waardoor bovengenoemde personen telkens zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften;
3.
als bestuurder van [vennootschap 1] (via [vennootschap 2] ) in de periode van 24 april 2014 tot en met 21 juli 2014 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels de volgende personen heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) van in totaal Euro 42.500,-, te weten:
[naam 2] tot afgifte van Euro 5.000,- ontvangen op 25 juni 2014
en
[naam 3] tot afgifte van in totaal Euro 27.500,- (Euro 15.000,- ontvangen op 15 mei 2014 en Euro 5.000,- ontvangen op 18 juli 2014 en Euro 7.500,- ontvangen op 21 juli 2014)
en
[naam 1] tot afgifte van in totaal Euro 10.000.- (Euro 6.000,- ontvangen op 24 april 2014 en Euro 4.000,- ontvangen op 25 april 2014),
hebbende verdachte - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk in strijd met de waarheid aan bovengenoemde personen:
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, de ter leen ontvangen en/of aangetrokken gelden zal/zullen investeren in (een) groen(e) duurza(a)m(e) (zonne-energie)project(en), zoals het plaatsen van zonnepanelen op een zorginstelling en/of de aankoop van zonneparken en/of de ontwikkeling en/of toepassing van nanocoating op zonnepanelen en/of het energieneutraal maken van een camping en/of de ontwikkeling van een crowdfunding milieu-app
en/of
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, reeds in het bezit is/zijn van (een) zonnepark(en) in Duitsland,
en/of
voorgehouden dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, persoonlijk en of zakelijk garant staa(t)(n) voor terugbetaling van de ter leen ontvangen gelden en/of betaling van de verschuldigde rente
en/of
verzwegen dat de ter leen ontvangen gelden (deels) aangewend zullen worden voor privébestedingen door hem, verdachte, en/of het aflossen van schulden van hem, verdachte, en/of zijn (ex-)echtgenote,
waardoor bovengenoemde personen telkens zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften;
4.
als bestuurder van [vennootschap 2] in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 20 juli 2016 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels de volgende (rechts)perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en), van in totaal Euro 1.326.593,95, te weten:
[naam 1] tot afgifte van in totaal Euro 17.000,- (Euro 5.000,- ontvangen op 10 oktober 2014 en Euro 12.000,- ontvangen op 8 maart 2016)
en
[naam 2] tot afgifte van in totaal Euro 66.500,- (Euro 4.000,- ontvangen op 11 augustus 2014 en Euro 2.500,- ontvangen op 29 oktober 2014 en Euro 5.000,- ontvangen op 5 december 2014 en Euro 5.000,- ontvangen op 13 februari 2015 en Euro 50.000,- ontvangen op 29 september 2015)
en
[naam 24] en/of [BV 1] tot afgifte van in totaal Euro 597.593,95 (Euro 497.593,95 ontvangen op 30 december 2015 en Euro 100.000,- ontvangen op 20 juli 2016)
en
[naam 3] tot afgifte van in totaal Euro 50.000,- (Euro 30.000,- ontvangen op 12 november 2014 en Euro 20.000,- ontvangen op 6 maart 2015)
en
[naam 25] tot afgifte van Euro 10.000,- ontvangen op 8 december 2014
en
[naam 26] tot afgifte van Euro 10.000,- ontvangen op 8 december 2014
en
[naam 11] tot afgifte van in Euro 30.000,- ontvangen op 12 februari 2016
en
[naam 22] tot afgifte van in totaal 125.000,- (Euro 50.000,- ontvangen op 22 maart 2016 en Euro 50.000,- ontvangen op 31 mei 2016 en Euro 25.000,- ontvangen op 14 juli 2016)
en
[naam 8] tot afgifte van in totaal Euro 150.000,- (Euro 75.000,- ontvangen op 23 december2015 en Euro 75.000,- ontvangen op 8 maart 2016)
en
[naam 5] tot afgifte van Euro 18.000,- ontvangen op 1 maart 2016
en
[naam 12] /familie [naam 12] tot afgifte van Euro 15.000,- ontvangen op 21 augustus 2014
en
[voornaam 2] [naam 12] /familie [naam 12] tot afgifte van Euro 30.000.- ontvangen op 14 november 2014
en
[voornaam 1] [naam 12] /familie [naam 12] tot afgifte van Euro 15.000.- ontvangen op 7 april 2015
en
[naam 30] en/of [BV 4] tot afgifte van in totaal Euro 192.500.- (Euro 32.500,- ontvangen op 7 december 2015 en Euro 50.000,- ontvangen op 21 januari 2016 en Euro 50.000,- ontvangen op 22 januari 2016 en Euro 25.000,- ontvangen op 25 januari 2016 en Euro 25.000,- ontvangen op 7 maart 2016 en Euro 10.000,- ontvangen op 4 april 2016 [268] ),
hebbende verdachte - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk in strijd met de waarheid aan bovengenoemde personen:
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, de ter leen ontvangen en/of aangetrokken gelden zal/zullen investeren in (een) groen(e) duurza(a)m(e) (zonne-energie)project(en), zoals het plaatsen van zonnepanelen op een zorginstelling en/of de aankoop van zonneparken en/of de ontwikkeling en/of toepassing van nanocoating op zonnepanelen en/of het energieneutraal maken van een camping en/of de ontwikkeling van een crowdfunding milieu-app
en/of
voorgewend dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, reeds in het bezit is/zijn van (een) zonnepark(en) in Duitsland,
en/of
voorgehouden dat hij, verdachte, en/of aan hem, verdachte, gelieerde bedrijven, persoonlijk en of zakelijk garant staa(t)(n) voor terugbetaling van de ter leen ontvangen gelden en/of betaling van de verschuldigde rente
en/of
verzwegen dat de ter leen ontvangen gelden (deels) aangewend zullen worden voor privébestedingen door hem, verdachte, en/of het aflossen van schulden van hem, verdachte, en/of zijn (ex-)echtgenote,
waardoor bovengenoemde personen telkens zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften;
5.
in de periode van 10 juli 2012 tot en met 16 april 2020 in Nederland, voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van in totaal Euro 448.000,- (in de vorm van een lening en gefinancierd via het Luxemburgse bedrijf [naam 34] ),
en
een geldbedrag van in totaal Euro 17.544,- (in verband met de verbouwing en/of de renovatie en/of het onderhoud en/of de inrichting van de woning (met bijbehorende tuin/grond) [adres 1] (a) te [woonplaats 2] en gefinancierd via het bedrijf [holding 2] .)
en
een geldbedrag van in totaal Euro 110.207,48, (in verband met de verbouwing en/of de renovatie en/of het onderhoud en/of de inrichting van de woning (met bijbehorende tuin/grond) [adres 1] (a) te [woonplaats 2] en gefinancierd via het bedrijf [vennootschap 2] )
en
een geldbedrag van Euro 2.700,- (in verband met de verbouwing en/of de renovatie en/of het onderhoud en/of de inrichting van de woning (met bijbehorende tuin/grond) [adres 1] (a) te [woonplaats 2] en gefinancierd via het bedrijf [vennootschap 1] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 6.000,- (in verband met betalen van schadevergoeding aan [naam 55] via het bedrijf [holding 1] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 11.500,- (in verband met betalen van schadevergoeding aan [naam 54] via het bedrijf [holding 1] )
en
een geldbedrag van in totaal circa .Euro 18.000,- (in verband met betalen van schadevergoeding aan [naam 55] via het bedrijf [vennootschap 2] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 6.500,- (in verband met betalen van schadevergoeding aan [naam 54] via [vennootschap 2] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 14.384,10 (in verband met betalen betalingsverplichting van eenmanszaak [naam 44] inzake dossier [nr 1] van deurwaarder/incassobureau [naam 58] via [vennootschap 1] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 14.000,- (in verband met betalen betalingsverplichting van eenmanszaak [naam 44] inzake dossier [nr 1] van deurwaarder/incassobureau [naam 58] via [vennootschap 2] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 25.000,- (in verband met betalen betalingsverplichting van hem, verdachte, in privé, inzake dossier [nr 2] van deurwaarder/incassobureau [naam 59] via [holding 1] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 14.832,35 (in verband met betalen betalingsverplichting van eenmanszaak [naam 44] inzake dossier [nr 4] van deurwaarder/incassobureau [naam 59] via [vennootschap 2] )
en
een geldbedrag van in totaal Euro 15.000,- (in verband met betalen betalingsverplichting van [BV 3] inzake dossier [nr 5] van deurwaarder/incassobureau [naam 59] via [vennootschap 2] ),
heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Strafoplegging

7.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor de door hem bewezen geachte verduistering, oplichting en witwassen moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft als bijkomende straffen gevorderd de ontzetting van de uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van enig rechtspersoon, alsmede van het werkzaam zijn in de financiële dienstverlening voor de duur van vijf jaar, en publicatie van het niet geanonimiseerde vonnis in het Financieele Dagblad.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest van drie maanden. Dit in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf. De raadsman heeft verder verzocht de bijkomende straf van ontzetting van de uitoefening van het beroep niet op te leggen. Gezien de media-aandacht zal verdachte naar verwachting niet meer in dienstbetrekking werkzaam kunnen zijn. Bij een ontzetting zal het ook moeilijk worden buiten dienstbetrekking een inkomen te verwerven, terwijl verdachte een begin wil maken met de terugbetaling van de benadeelde partijen in deze zaak
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank is tot een andere bewezenverklaring gekomen dan de officier van justitie en daarom wordt bij de straftoemeting afgeweken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende vijf jaar schuldig gemaakt aan grootschalige oplichting. Verdachte heeft potentiële obligatiehouders voorgehouden dat hij met zijn vennootschappen zou investeren in groene duurzame zonne-energieprojecten, terwijl hij van plan was hun inleg vooral te gebruiken ten behoeve van zichzelf. Verdachte heeft hiermee vele miljoenen verworven. Hij heeft misbruik gemaakt van mensen die wilden bijdragen aan een betere wereld en hem volledig vertrouwden. Deze obligatiehouders zijn met lege handen achtergebleven zonder dat van hun idealen iets terecht is gekomen en zij hebben hun erfenis, pensioenvoorziening of spaargeld in rook zien opgaan. Verdachte heeft gehandeld uit eigen gewin en lijkt niet in te zien welk leed hij veroorzaakt heeft bij anderen. Het is stuitend hoe verdachte zelfs nu nog zijn luchtkasteel over de toekomst van [naam 37] gebruikt om voor zichzelf te legitimeren dat hij met geld van anderen aan de haal is gegaan. Hij lijkt vooral bezig te zijn met het leed dat hij zichzelf en zijn naasten heeft bezorgd en zijn wens om de gedupeerden terug te betalen kan na ommekomst van jaren zonder enige actie op dat vlak, nauwelijks serieus worden genomen. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Verdachte heeft aldus ernstige strafbare feiten gepleegd en dat is niet de eerste keer. In 2001 is verdachte door het Hof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk voor oplichting, valsheid in geschrift en verduistering, en is hem de verplichting tot vergoeding van schade van benadeelde partijen van in totaal circa € 450.000,- opgelegd. Kennelijk heeft verdachte van die eerdere straf niets geleerd.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken onderling hebben afgesproken voor fraudedelicten. De hoogste categorie die daarin benoemd wordt is de categorie met een benadelingsbedrag van 1 miljoen Euro of meer. Als uitgangspunt geldt daarvoor een gevangenisstraf van 24 maanden of meer. De rechtbank vindt gezien de ernst, de omvang en de duur van de feiten een gevangenisstraf van 36 maanden passend. Daarbij heeft de rechtbank voor de strafmaat geen gewicht toegekend aan het gewoontewitwassen. Het gaat in dit geval om het witwassen van het door verdachtes eigen misdrijf verkregen goed. In strikte zin is geen sprake van een voortgezette handeling, maar het witwassen is wel zo nauw met het gronddelict verbonden dat daarmee bij de straftoemeting geen rekening mee moet worden gehouden.
In verband met de overschrijding van de redelijke termijn trekt de rechtbank vier maanden van die gevangenisstraf af. Het heeft te lang geduurd voordat er uitspraak wordt gedaan in deze zaak en dat is niet aan verdachte te wijten. In beginsel moet een strafzaak binnen twee jaar tot een afronding komen. De redelijke termijn in de zaak van verdachte is gestart op 9 mei 2017. Dit is de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. Vanaf dat moment kon verdachte ervan uitgaan dat hij zou worden vervolgd. De zaak had dus in beginsel op 9 mei 2019 afgerond moeten zijn met een eindvonnis van de rechtbank. De rechtbank doet pas op 15 augustus 2022 uitspraak. De redelijke termijn is dus met ruim drie jaar overschreden. Voor deze overschrijding past de rechtbank een strafkorting toe van tien procent, naar boven afgerond tot 4 maanden. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op van 32 maanden.
Bijkomende straffen
De rechtbank vindt het zorgelijk dat eerdere veroordelingen van verdachte voor het plegen van onder andere oplichting hem er niet van hebben weerhouden opnieuw mensen op te lichten. De rechtbank vindt het risico groot dat verdachte nadat hij vrijkomt weer een vergelijkbare constructie optuigt om gelden te verwerven. De rechtbank ziet hierin aanleiding verdachte een beroeps- en bestuursverbod op te leggen. Dit verbod zal gelden voor zeven jaar, dus ruim vier jaar bovenop de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte wordt opgelegd.
De rechtbank ziet hierin ook aanleiding als bijkomende straf de openbaarmaking van dit vonnis te gelasten. De rechtbank vindt dat de maatschappij tegen verdachte moet worden beschermd. De openbaarmaking dient te geschieden door middel van publicatie van dit - voor zover het verdachte betreft - niet geanonimiseerde vonnis op www.rechtspraak.nl en in de registers van de Kamer van Koophandel. Aangezien hiermee geen of verwaarloosbare kosten gemoeid zijn, zal de rechtbank de kosten van openbaarmaking op nihil schatten.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de vier benadeelde partijen die niet in de tenlastelegging zijn genoemd niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat zij onvoldoende verband houden met de strafbare feiten op de tenlastelegging.
De vorderingen van de overige benadeelde partijen zijn voor wat betreft de materiële schadevordering toewijsbaar. De immateriële schadevorderingen van [naam 6] en [naam 3] zijn ook toewijsbaar. De immateriële schadevorderingen van [naam 30] , [naam 8] en [naam 5] moeten niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze vorderingen te groot zijn van omvang en onvoldoende zijn onderbouwd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen toe te wijzen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vorderingen benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de complexiteit van de vorderingen waardoor zij een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht de toewijzing van de vorderingen te beperken tot het bedrag dat telkens is ingelegd minus de bedragen die zijn terugbetaald of zijn aangewend waarvoor zij waren ingelegd of uitgeleend. Voor het overige dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard voor wat betreft de vordering van de niet-uitbetaalde rente. De gevorderde immateriële schadevergoedingen van [naam 6] , [naam 30] , [naam 8] , [naam 3] en [naam 5] zijn onvoldoende onderbouwd en komen niet voor toewijzing in aanmerking. Tevens dienen de vorderingen van [naam 43] B.V. voor wat betreft de invorderings- en proceskosten en van [naam 11] voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en een rechtstreeks verband tussen deze kosten en het gepleegde strafbare feit ontbreekt.
De verdediging heeft verzocht de gevorderde wettelijke rente niet toe te wijzen gezien het grote tijdsverloop in de zaak dat niet aan verdachte is te wijten, dan wel anderszins rekening te houden met dit tijdsverloop.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Er zijn 28 vorderingen van benadeelde partijen ingediend. De rechtbank zal, gezien deze hoeveelheid, beslissingen nemen die gelden voor alle vorderingen. De rechtbank zal de benadeelde partijen in het deel van de vorderingen dat niet wordt toegewezen niet-ontvankelijk verklaren, zodat zij zich daarvoor kunnen wenden tot de civiele rechter.
Hierna volgen de beslissingen van de rechtbank. Deze beslissingen zijn per benadeelde partij weergegeven in een schema onder 11.
Vorderingen van benadeelde partijen die niet-ontvankelijk zijn:
De vorderingen van de benadeelde partijen [naam 66] , [naam 67] , [naam 68] en [naam 69] zijn gebaseerd op hun inleg van geld die niet is genoemd in de tenlastelegging. Er is daarom geen causaal verband tussen de schade die zij stellen te hebben geleden - kort gezegd verlies van die inleg - en de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de benadeelde partijen in deze vorderingen daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Beoordeling van de gevorderde materiële schade
Een deel van de benadeelde partijen vordert betaling van niet ontvangen rente. Hierbij ontbreekt echter het vereiste causaal verband met de bewezenverklaarde feiten. Immers, indien er geen sprake was geweest van oplichting, dan waren de benadeelde partijen ook geen obligatieovereenkomst aangegaan en bestond er ook geen aanspraak op rentebetalingen. De rechtbank zal de benadeelde partijen in dit deel van de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.
In de meeste gevallen bestaat de gevorderde materiële schade uit de door de benadeelde partijen ingelegde gelden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde oplichting en is dus in beginsel toewijsbaar. Sommige benadeelde partijen hebben hun inleg deels terugontvangen van verdachte. Als dat het geval is, is de schade met dat bedrag verminderd. Dit geldt ook voor door obligatiehouders ontvangen rentebetalingen. Door het ontbreken van een administratie en door het ontbreken van een totaal overzicht per obligatiehouder is er geen volledig inzicht in de rentebetalingen die een betreffende obligatiehouder al dan niet heeft ontvangen. De rechtbank ontkomt er daarom niet aan om op dit punt met een schatting te werken. De rechtbank schat de door de obligatiehouders ontvangen rentebetalingen op 5% van het (resterende) schadebedrag.
De rechtbank zal bij alle benadeelde partijen de gevorderde materiële schade toe wijzen tot een bedrag van de inleg minus een eventueel ontvangen terugbetaling, verminderd met vijf procent. Zo komt de rechtbank tot een bedrag waarop iedere benadeelde in ieder geval ten minste recht heeft. De rechtbank is zich ervan bewust dat aldus geen van de benadeelde partijen het volle pond krijgt. Het is echter een te zware belasting voor het strafproces om de exacte bedragen per benadeelde vast te stellen. Voor zover de vordering van materiële schade van een partij dit toegewezen bedrag overstijgt, zal de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard en kan deze bij de burgerlijke rechter aanhangig worden gemaakt.
Beoordeling van de gevorderde immateriële schade
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de oplichting een grote impact heeft gehad op de betreffende benadeelde partijen. Voor toekenning van een vergoeding voor psychisch letsel is echter een onderbouwing van een deskundige nodig waaruit dit psychisch letsel blijkt. Een dergelijke verklaring ontbreekt in alle gevallen waarin immateriële schadevergoeding is gevorderd. Dit betekent dat de vorderingen op dit punt onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank zal de betreffende benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde immateriële schade.
De wettelijke rente
De materiële schade van de benadeelde partijen is op verschillende dagen ontstaan, omdat de benadeelde partijen op verschillende data gelden hebben ingelegd en soms weer bedragen hebben terugontvangen. De rechtbank zal de ingangsdatum van de wettelijke rente daarom gemakshalve vaststellen op één datum, te weten de datum van de laatste inleg die in het vonnis is opgenomen,
4 januari 2017. Dat betekent dat ook op dit punt geen van de benadeelden het volle pond aan wettelijke rente krijgt toegewezen, maar daarvoor geldt hetzelfde als hiervoor bij de vaststelling van de toe te wijzen materiële schade is overwogen.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de toewijzing van de vorderingen telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit houdt in dat de veroordeelde gehouden is het toegewezen bedrag ten behoeve van de benadeelde aan de Staat te betalen en dat als drukmiddel om de veroordeelde tot betalen te nopen gijzeling kan worden toegepast. Als verdachte binnen acht maanden na de dag waarop het vonnis onherroepelijk is geworden, niet aan zijn verplichting om de schadevergoeding te betalen heeft voldaan, keert de Staat een voorschot uit aan de benadeelde partij. In dit geval bedraagt het voorschot maximaal € 5.000,-.
De rechtbank zal per vordering bepalen hoeveel dagen gijzeling kunnen worden toegepast. Daarbij worden de dagen gijzeling evenredig over de vorderingen verdeeld, tot het maximum van 360 dagen, met dien verstande dat een minimum van één dag wordt gehanteerd.
De proceskosten
De rechtbank zal alleen de proceskosten die zijn gevorderd door [naam 43] op een bedrag begroten, omdat dit de enige benadeelde partij is met rechtsbijstand van een advocaat. De rechtbank bepaalt de hoogte van die proceskosten, op de voet van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, op € 3.214,- (1 punt × liquidatietarief VII). Voor de proceskosten van de overige benadeelde partijen geldt dat de rechtbank deze tot op heden begroot op nihil.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn in beslag genomen een woonhuis en berging aan de [adres 2] en een ordner met documenten.
9.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen woonhuis verbeurd moet worden verklaard. De administratie die onder verdachte in beslag is genomen moet worden onttrokken aan het verkeer.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verbeurdverklaring van de woning niet aan de orde kan zijn, omdat het woonhuis niet door middel van witwassen is verkregen. Het pand was immers ruimschoots voor de vermeende oplichting van [naam 24] in eigendom van verdachte.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het woonhuis, de berging en de documenten verbeurd verklaren. De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van dit vonnis blijkt dat het huis met bijbehorende berging in ieder geval gedeeltelijk is ge(her)financierd en verbouwd met gelden die afkomstig zijn van de door verdachte gepleegde oplichting. Uit het dossier en op de zitting is gebleken dat verdachte nog steeds over het woonhuis en de berging kan beschikken. Gezien het voorgaande zijn het woonhuis en de bijbehorende berging vatbaar voor verbeurdverklaring.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 28, 31, 33, 33a, 36f (nieuw), 57, 326, 339 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissingen

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen de aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 telkens als eerste cumulatief / alternatief tenlastegelegde verduistering en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4
telkens; oplichting meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5
gewoontewitwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt als bijkomende straf op aan verdachte:
ontzetting van verdachte van het recht tot de uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of vennoot van enig rechtspersoon, alsmede van het werkzaam zijn in de financiële dienstverlening voor de duur van 7 (zeven) jaar.
Gelast de openbaarmaking van dit vonnis na het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van verdachte, door publicatie ervan op www.rechtspraak.nl, en in de registers van de Kamer van Koophandel, waartoe het openbaar ministerie dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde website onderscheidenlijk de beheerder van die registers.
De kosten van openbaarmaking worden bepaald op nihil.
Verklaart verbeurd: de nummers 1 tot en met 3 op de beslaglijst die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht, te weten: een woonhuis en berging aan de [adres 2] , en een ordner met documenten.
Verklaart de benadeelde partijen [naam 66] , [naam 67] , [naam 68] en [naam 69] niet-ontvankelijk in zijn of haar vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe overeenkomstig het onderstaande schema, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 4 januari 2017 tot aan de dag van betaling. Verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in het meer of anders gevorderde.
Naam:
Nummer:
Materieel:
Immaterieel:
totaal
netto ingelegd:
toegewezen
maatregel 36f Sr
max. dagen gijzeling
[naam 9]
1
€ 50.000,00
€ 50.000,00
€ 50.000,00
€ 47.500,00
€ 47.500,00
6
[naam 6]
2
€ 368.000,00
€ 1.000,00
€ 369.000,00
€ 290.000,00
€ 275.500,00
€ 275.500,00
36
[naam 30]
3
€ 1.083.654,00
€ 25.000,00
€ 1.108.654,00
€ 160.000,00
€ 152.000,00
€ 152.000,00
20
[naam 1]
4
€ 89.000,00
€ 89.000,00
€ 81.000,00
€ 76.950,00
€ 76.950,00
10
[naam 2]
5
€ 142.918,75
€ 142.918,75
€ 140.000,00
€ 133.000,00
€ 133.000,00
17
[naam 8]
6
€ 1.045.000,00
€ 25.000,00
€ 1.070.000,00
€ 925.000,00
€ 878.750,00
€ 878.750,00
114
[naam 43]
7
€ 670.399,13
€ 670.399,13
€ 597.593,95
€ 567.714,25
€ 567.714,25
74
[naam 3]
8
€ 84.500,00
€ 100,00
€ 84.600,00
€ 84.500,00
€ 80.275,00
€ 80.275,00
10
[naam 4]
9
€ 5.325,00
€ 5.325,00
€ 3.750,00
€ 3.562,50
€ 3.562,50
1
[naam 5]
10
€ 126.297,00
€ 1.000,00
€ 127.297,00
€ 108.000,00
€ 102.600,00
€ 102.600,00
13
[naam 10]
11
€ 20.850,00
€ 20.850,00
€ 19.500,00
€ 18.525,00
€ 18.525,00
2
[naam 11]
12
€ 103.232,59
€ 103.232,59
€ 90.000,00
€ 85.500,00
€ 85.500,00
11
[naam 28]
13
€ 32.100,00
€ 32.100,00
€ 30.000,00
€ 28.500,00
€ 28.500,00
4
[naam 12]
14
€ 32.100,00
€ 32.100,00
€ 30.000,00
€ 28.500,00
€ 28.500,00
4
[naam 29]
15
€ 16.050,00
€ 16.050,00
€ 15.000,00
€ 14.250,00
€ 14.250,00
2
[naam 19]
16
€ 30.312,50
€ 30.312,50
€ 25.000,00
€ 23.750,00
€ 23.750,00
3
[naam 20]
17
€ 22.640,00
€ 22.640,00
€ 20.000,00
€ 19.000,00
€ 19.000,00
2
[naam 21]
18
€ 42.500,00
€ 42.500,00
€ 40.000,00
€ 38.000,00
€ 38.000,00
5
[naam 22]
19
€ 150.000,00
€ 150.000,00
€ 150.000,00
€ 142.500,00
€ 142.500,00
18
[naam 23]
20
€ 11.500,00
€ 11.500,00
€ 10.000,00
€ 9.500,00
€ 9.500,00
1
[naam 13]
21
€ 3.537,00
€ 3.537,00
€ 3.000,00
€ 2.850,00
€ 2.850,00
1
[naam 25]
22
€ 10.000,00
€ 10.000,00
€ 10.000,00
€ 9.500,00
€ 9.500,00
1
[naam 26]
23
€ 10.000,00
€ 10.000,00
€ 10.000,00
€ 9.500,00
€ 9.500,00
1
[naam 14]
24
€ 32.500,00
€ 32.500,00
€ 32.500,00
€ 30.875,00
€ 30.875,00
4
Totaal
€ 4.946.570,21
€ 4.234.515,97
€ 2.924.843,95
€ 2.778.601,75
€ 2.778.601,75
360
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partijen de toegewezen bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 januari 2017 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeeld verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam 43] B.V. begroot € 3.214,- en voor de overige benadeelde partijen begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partijen, de bedragen te voldoen in bovenstaand schema vermeld in de kolom “Maatregel 36f Sr”, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 januari 2017 tot aan de dag van voldoening.
Bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling worden kan toegepast overeenkomstig de kolom “max. dagen gijzeling” in bovenstaand schema.
De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 augustus 2022.

Voetnoten

1.Waar in dit vonnis gesproken wordt van obligatieleningen worden daaronder ook verstaan de verschillende op andere grondslag verstrekte leningen. Met obligatiehouders worden dan de geldverstrekkers bedoeld.
2.In de voetnoten wordt verwezen naar de bewijsmiddelen in het strafdossier. De vermelde paginanummers zijn de paginanummers in de betreffende bewijsmiddelen. Het gaat telkens om processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, tenzij anders is vermeld. DOC staat steeds voor geschriften. SLO-stukken staat steeds voor (de stukken behorende bij) de vorderingen van de benadeelde partijen.
3.DOC-009 en DOC-010.
4.AMB-081-01 bijlage 17 en DOC-278.
5.AMB-081-01 bijlage 17 en DOC-278.
6.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-279.
7.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-280.
8.AMB-081-01 bijlage 14 p. 3/4.
9.SLO-stukken 18-01480-05, bijlage IV.
10.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-318.
11.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-319.
12.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-320.
13.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-321.
14.AMB-081-01 bijlage 14 p. 3/4 en DOC-323.
15.AMB-081-01 bijlage 14 p. 3/4 en DOC-324.
16.AMB-081-01 bijlage 14 p. 3/4.
17.AMB-081-01 bijlage 14 p. 4/4 en DOC-325.
18.AMB-081-01 bijlage 16 p. 1/2 en DOC-327.
19.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-449.
20.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-450.
21.AMB-081-01 bijlage 14 p. 2/4 en DOC-497.
22.AMB-081-01 bijlage 14 p. 1/4 en SLO-stukken 18-01480/11 bijlage 5.
23.AMB-081-01 bijlage 14 p. 1/4 en SLO-stukken 18-01480/11 bijlage 5.
24.AMB-081-01 bijlage 14 p. 3/4 en SLO-stukken 18-01480/11 bijlage 4.
25.AMB-081-01 bijlage 15 en p. SLO-stukken 18-01480/11 bijlage 3.
26.AMB-081-01 bijlage 17 en SLO-stukken 18-01480/11 bijlage 2.
27.AMB-081-01 bijlage 16 p. 1/2 en SLO-stukken 18-01480/11 bijlage 1.
28.AMB-081-01 bijlage 16 p. 1/2 en DOC-266.
29.AMB-081-01 bijlage 16 p. 1/2 en DOC-267.
30.AMB-081-01 bijlage 16 p. 1/2 en DOC-268.
31.AMB-081-01 bijlage 14 p. 4/4 en DOC-270.
32.SLO-stukken 18-01480/2 bijlage H1 en DOC-271.
33.AMB-081-01 bijlage 16 p. 1/2 en DOC-471.
34.AMB-081-01 bijlage 14 p. 4/4 en DOC-472.
35.AMB-081-01 bijlage 14 p. 4/4 en DOC-473.
36.AMB-081-01 bijlage 23 en DOC-435.
37.AMB-081-01 bijlage 14 p. 1/4 en SLO-stukken 18-01480/1 bijlage 1.
38.AMB-081-01 bijlage 16 en SLO-stukken 18/01480/12 digitale p. 10 en 28.
39.AMB-081-01 bijlage 16 en SLO-stukken 18/01480/12 digitale p. 15 en 26.
40.SLO-stukken 18/01480/12 p. 14 in combinatie met SLO-stukken 18/01480/12 digitale p. 24.
41.DOC-544, toelichting bij SLO-stukken 18-01480/13 en DOC-551.
42.AMB-081-01 bijlage 17 en DOC-570.
43.SLO-stukken 18-01480/22 bijlage 1.
44.AMB-081-01 bijlage 14 p. 4/4 en G16-01a bijlage 2.
45.AMB-081-01, bijlage 14 t/m 17.
46.AMB-001, p. 3 en DOC-001.
47.DOC-001, p. 4.
48.G05-01, p. 4, G08-01, p. 2, DOC-539, p. 2.
49.AMB-052-01, p. 5.
50.AMB-081-01, bijlage 15.
51.G08-01, p. 3 en 4 en G05-01, p. 4.
52.AMB-081-01, bijlage 15.
53.G08-01, p. 3 en 4 en G02-01, p. 9, slachtofferstukken 18-01480/11 bijlage 1 en 18/01480/12, p. 24, 26 en 28.
54.G14-01, p. 4.
55.AMB-081-01 bijlage 16.
56.AMB-052-01, bijlage 2.
57.AMB-052-01, p. 3.
58.AMB-081-01.
59.V01-15 p. 5.
60.V01-14 p. 7.
61.G-014-01, p. 3.
62.AMB-081-01, p. 3, d
63.AMB-081-01 bijlage 14 t/m 17, 23 en 24.
64.AMB-081-01 bijlage 1.
65.DOC-013.
66.AMB-081-02 bijlage 18 p. 2/2 en SLO-stukken 18-01480/1 bijlage 3.1 en 3.2.
67.AMB-081-02 bijlage 21 en DOC-262.
68.AMB-081-02 bijlage 21 en DOC-263.
69.AMB-081-02 bijlage 25 en DOC-264.
70.AMB-081-02 bijlage 18 p. 2/2.
71.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8.
72.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8.
73.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8.
74.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8.
75.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8.
76.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8en DOC 434.
77.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8en DOC 434.
78.AMB-081-02 bijlage 20 en DOC-190 p. 3/8, 4/8 en 5/8en DOC 434.
79.AMB-081-02 bijlage 18 p. 1/2 en SLO-stukken 18/01480-17 digitale p. 15.
80.AMB-081-02 bijlage 18 p. 1/2 en SLO-stukken 18/01480-17 digitale p. 16.
81.AMB-081-02 bijlage 18 p. 2/2 en DOC-499.
82.AMB-081-02 bijlage 22 en DOC-545.
83.AMB-081-02 bijlage 18 p. 2/2 en DOC-548.
84.AMB-081-02 bijlage 18 p. 2/2, DOC-515 en DOC-516.
85.AMB-081-02 bijlage 35 en SLO-stukken 18/01480/20 digitale p. 10.
86.AMB-081-02 bijlage 18 p. 1/2 en SLO-stukken 18-01480-21 bijlage 1.
87.AMB-081-02 bijlage 18 p. 1/2 en SLO-stukken 18/01480/12 digitale p. 11 en 20.
88.AMB-081-02 bijlage 18 p. 2/2 en SLO-stukken 18/01480/12 digitale p. 12 en 18.
89.AMB-081-02 bijlage 23 en SLO-stukken 18/01480/12 digitale p. 13 en 22.
90.AMB-081-02 bijlage 18 p. 1/2 en SLO-stukken 18-01480/22 bijlage 2.
91.AMB-081-02 bijlage 18 p. 2/2 en SLO-stukken 18-01480/22 digitale p. 14.
92.AMB-081-02 bijlage 18 p. 1/2 en SLO-stukken bijlage 6.
93.AMB-081-02 bijlage 18 p. 1/2 en SLO-stukken bijlage 6.
94.AMB-081-02 bijlage 23 en SLO-stukken bijlage 6.
95.AMB-081-02 bijlage 23 en G16-01a bijlage 1.
96.AMB-081-02, bijlage 18, 22, 23, 24, 25.
97.AG-001, p. 5.
98.DOC-006.
99.DOC-007.
100.DOC-006, p. 1. en DOC-007, p. 7.
101.G02-01, p. 5, DOC-538, DOC-526, DOC-527, DOC-503 en de verklaring van getuige [naam 22] bij de rechter-commissaris, d.d. 19 januari 2022, p. 3, DOC-544, p. 1 en de verklaring van getuige [naam 11] bij de rechter-commissaris d.d. 16 september 2021, p. 3.
102.AG-001, p. 5.
103.AMB-081-02.p. 3
104.AMB-081-02, bijlage 22.
105.AMB-081-02, bijlage 23.
106.AMB-081-02, bijlage 24 en 25.
107.AMB-085-01, p. 4 en 5.
108.V01-14, p. 3.
109.AMB-081-02, p. 2, 3, bijlagen 18 t/m 25 en 35.
110.AMB-081-02, p. 2 en 3.
111.DOC-024 en DOC-025.
112.AMB-081-04 bijlage 12 en DOC-328.
113.AMB-081-04 bijlage 12 en DOC-451.
114.AMB-081-04 bijlage 12 en DOC-452.
115.AMB-081-04 bijlage 12 en DOC-452.
116.AMB-081-04 bijlage 20.
117.AMB-081-04 bijlage 20.
118.AMB-081-04, bijlage 12.
119.Zie bijvoorbeeld DOC-328.
120.G08-01 p. 7, bijlage bij verhoor getuige [naam 3] bij de rechter-commissaris, d.d. 18 januari 2022.
121.AMB 081-04.
122.AMB-018, p. 2.
123.AMB-081-04, p. 3.
124.DOC-025.
125.AMB-081-03 bijlage 44.
126.AMB-081-03 bijlage 44 en DOC-281.
127.AMB-081-03 bijlage 26 en DOC-329.
128.AMB-081-03 bijlage 26 en DOC-330.
129.AMB-081-03 bijlage 26 en DOC-331.
130.AMB-081-03 bijlage 27.
131.AMB-081-03 bijlage 24 p. 2/3 en DOC-332.
132.DOC-145, AMB-016-01, AMB-081-03 bijlage 29 en DOC-197 p. 3 t/m 12.
133.AMB-081-03 bijlage 25 en DOC-197 p. 13 t/m 22.
134.AMB-081-03 bijlage 24 p. 1/3 en DOC-453.
135.AMB-081-03 bijlage 24 p. 2/3 en DOC-454.
136.AMB-081-03 bijlage 24 p. 1/3 en DOC-458.
137.AMB-081-03 bijlage 24 p. 1/3 en DOC-459.
138.AMB-081-03 bijlage 24 p. 2/3 en DOC-549.
139.AMB-081-03 bijlage 44 en SLO-stukken 18/01480/20 digitale p. 35.
140.AMB-081-03 bijlage 44 en SLO-stukken 18/01480/20 digitale p. 42.
141.AMB-081-03 bijlage 44 en DOC-506.
142.AMB-081-03 bijlage 45 en DOC-190 p. 4/5.
143.AMB-081-03 bijlage 45 en DOC-190 p. 4/5.
144.AMB-081-03 bijlage 28 en SLO-stukken bijlage 6.
145.AMB-081-03 bijlage 26 en DOC-570.
146.AMB-081-03 bijlage 24 p.1/3 en DOC-571.
147.AMB-081-03 bijlage 24 p. 2/3 en DOC-572.
148.AMB-081-03 bijlage 44 en DOC-576.
149.AMB-081-03 bijlage 24 p. 2/3 en DOC-576.
150.AMB-081-03 bijlage 24 p. 2/3 en DOC-576.
151.AMB-081-03 bijlage 24 p. 2/3 en DOC-576.
152.AMB-081-03 bijlage 44 en DOC-576.
153.AMB-081-03 bijlage 44 en DOC-576.
154.AMB-081-03, bijlage 24, 26, 28, 30.
155.AMB-015, p. 2 en AMB-081-03, bijlagen 25 t/m 30.
156.zie bijvoorbeeld DOC-539, DOC-540, DOC-541, DOC-544, DOC-569, G09-01, p. 4, G10-01, p. 4.
157.AMB-081-03, bijlagen 24 t/m 30, 44 en 45.
158.AMB-015, p. 3.
159.AMB-081-03, p. 4.
160.AMB-081-05, p. 1 en 2.
161.AMB-083-01.
162.DOC-083.
163.V01-15, p. 3.
164.DOC-017, DOC-080.
165.DOC-574.
166.AMB-051-01, p. 2 en 3 en bijlage 1 en 2.
167.AMB-085-01, p. 4 en 5.
168.AG-01, p. 4/23.
169.DOC-020.
170.AMB-081, bijlage 1.
171.DOC-001, p. 4 en 5.
172.DOC-020, p. 2.
173.DOC-433, p. 6 en 7.
174.AMB-061-01, p. 1 en 2 en bijlage 1.
175.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
176.V05-07, p. 4 t/m 6.
177.V05-07, p. 4 t/m 6.
178.Zie bijvoorbeeld G05-01, p. 2.
179.Verklaring getuige [naam 4] bij de rechter-commissaris, d.d. 19 januari 2022, p. 2.
180.AMB 081-01, bijlage 30.
181.VO-01-14, p. 7.
182.AMB-072, p. 3.
183.G14-01.
184.DOC-350.
185.AMB-003-02.
186.VO1-14, p. 2-4.
187.DOC 544, p. 2 en bijlage 1.
188.DOC-007, p. 4.
189.DOC-197 p. 3 t/m 12.
190.G10-01, p. 4.
191.AMB-081-03 bijlage 2, DOC-257.
192.G10-01, p. 4.
193.DOC-028.
194.VO-05-01, p. 3 en 4.
195.DOC-001.
196.DOC-006 en DOC-007.
197.DOC-539 en G1-01, p. 3-5.
198.G05-01, p. 5 en 9, G08-01, p. 5, DOC-539 p. 2; G02-01, p. 8, G03-02, p. 4, G09-01, p. 6.
199.DOC-544, p. 3 en G016-01, p. 4.
200.Verklaring getuige [naam 12] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 september 2021, p. 2.
201.G05-01, p. 4, G08-01, p. 2, DOC-539, p. 2.
202.G05-01, p. 4 en G-08, p. 3 en 4.
203.G08-01, p. 3 en 4 en G02-01, p. 9, slachtofferstukken 18-01480/11 bijlage 1 en 18/01480/12, p. 24, 26 en 28.
204.G02-01, p. 9, G3-01, G-01, p. 2, slachtofferstukken 18-01480/20, p. 10.
205.G02-01, p. 5 en verklaring getuige [naam 7] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 september 2021, p. 4, G09-01, p. 4, DOC-538, DOC-526, DOC-527, verklaring getuige [naam 22] bij de rechter-commissaris, d.d. 19 januari 2022, p. 3.
206.G05-01, p. 4.
207.G08-01, p. 7 en bijlage bij verhoor getuige [naam 3] bij de rechter-commissaris, d.d. 18 januari 2022.
208.G05-01, p. 9.
209.G08-01, p. 9 en DOC-332, verklaring getuige [naam 3] bij de rechter-commissaris, d.d. 18 januari 2022, p. 2, DOC-549, G09-01, p. 4, G10-01, p. 4, DOC-540, p. 2, DOC-541, p. 1.
210.G09-01, p. 4 en verklaring getuige [naam 22] bij de rechter-commissaris, d.d. 19 januari 2022, p. 2, G10-01, p. 4.
211.DOC 544, p.2 en bijlage 1.
212.DOC-007.
213.DOC 160, p. 1.
214.Verklaring getuige [naam 6] bij de rechter-commissaris, d.d. 4 oktober 2021, p. 2.
215.G02-01, p. 2.
216.G05-01, p. 5.
217.G02-01, p. 5 t/m 7.
218.Slachtofferstukken 18-01480/11, bijlage 1 en G03-02, p. 3 en 4.
219.G03-01, p. 5 en 6.
220.DOC-190, p 4.
221.G09-01, p. 6 en 7.
222.G10-01, p. 5 en 6 en DOC-197, p. 7 en 17.
223.DOC-376, p. 2.
224.G04-01, p. 3 tot en met 7.
225.G01-01, p. 8 en G16-01, p. 6 en 8.
226.DOC-544, p. 2 en 3.
227.Verklaring getuige [naam 22] bij de rechter-commissaris, d.d. 19 januari 2022, p. 2 en 3.
228.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
229.G05-01, p. 9, G02-01, p. 8, G09-02, p. 8, G01-01, p. 8.
230.DOC-538 en DOC-526, DOC-527.
231.Verklaring getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 september 2021, p. 3, verklaring getuige A. [naam 7] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 september 2021, p. 4 en verklaring getuige [naam 12] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 september 2021, p. 4.
232.G16-01, p. 6.
233.DOC-539, p. 2, DOC. 544, p. 3, G10-01, p. 8 en 9, DOC-540, p. 2 en DOC-541, p. 2.
234.G04-01, p. 6.
235.G08-01, p. 10.
236.Verklaring getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 16 september 2021, p. 3.
237.G02-1, p. 2.
238.Verklaring getuige [naam 7] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 september 2021, p. 3.
239.Verklaring getuige [naam 12] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 september 2021, p. 2.
240.DOC-539, p. 2. en DOC-541, 2.
241.[naam 5] : DOC-564, [naam 4] : DOC-496, [naam 10] : DOC-563, [naam 13] : DOC-565, [naam 23] : DOC-562.
242.Zie de voetnoten bij de ingelegde gelden m.b.t. [naam 5] , [naam 4] , [naam 10] , [naam 13] en [naam 23] .
243.AMB-016-01, DOC-145, DOC-146, DOC-147, AMB-081-03 bijlage 29 en 72 en DOC-301.
244.DOC-257.
245.DOC-301.
246.DOC-065 en DOC-028.
247.AMB-081-02, bijlage 41.
248.AMB-081-03 bijlage 59.
249.G12-01 en V05-03.
250.AMB-081-04 bijlage 28.
251.V05-03 p. 6.
252.DOC-141 p. 28/31.
253.AMB-081-01 bijlage 34.
254.DOC-178 p. 22/32.
255.AMB-081-03 bijlage 58.
256.DOC-418 en DOC-426, p. 2.
257.AMB-081-04 bijlage 5.
258.V05-05, p. 5 t/m 7.
259.AMB-081-03 bijlage 9.
260.AMB-081-03 bijlage 9.
261.AMB-087-01, p. 7.
262.AMB-081-01 bijlage 3.
263.AMB-087-01, p. 6.
264.AMB-081-03 bijlage 9.
265.AMB-087, p. 8.
266.Zie bijvoorbeeld AMB-081-01, bijlage 14 t/m 17.
267.AMB-81-03 bijlage 53.
268.De rechtbank heeft hier een kennelijk vergissing in de tenlastelegging hersteld. Uit AMB-081-03 bijlage 44 blijkt immers dat deze betaling op 4 april 2016 binnen is gekomen en uit bijlage 5 dat de mutatie van 27 mei 2016 een terugbetaling aan [naam 30] betreft. De verdachte is hier door niet zijn belang geschaad.