Uitspraak
de Raad, gevestigd te Amsterdam,
1.Het procesverloop
2.2. De feiten
3.Het verzoek en de standpunten
4.De beoordeling
5.De beslissing
Amsterdam
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [minderjarige 1], te beëindigen. De moeder stemt in met het verblijf van [minderjarige 1] in een pleeggezin, waar hij sinds 2017 woont. De Raad stelt dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] op zich te nemen en dat de gezagsbeëindiging noodzakelijk is voor de duidelijkheid over zijn toekomstperspectief. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) voor een gezagsbeëindiging. De moeder heeft geen problemen vertoond in de uitoefening van het gezag en is betrokken bij de zorg voor [minderjarige 1]. De rechtbank concludeert dat de gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is en dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat de moeder haar gezag behoudt. De rechtbank wijst het verzoek van de Raad af, omdat de stabiliteit van de huidige situatie voor [minderjarige 1] niet in gevaar mag komen.