1.4Verweerder neemt in aanmerking dat de gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de maand februari 2021 wordt beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 april 2021 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. In het geval van eiseres gaat verweerder uit van de loonaangifte zoals die op 20 april 2021 is ingediend. Volgens verweerder heeft de Belastingdienst namelijk bevestigd dat eiseres in eerste instantie op 23 maart 2021 loonaangifte heeft gedaan, maar dat door een fout deze aangifte niet goed is verwerkt. Deze loonaangifte is uiteindelijk op 20 april 2021 gecorrigeerd. Verweerder komt tot de conclusie dat weliswaar op 15 april 2021 nog geen loonaangifte is gedaan over februari 2021, maar dat dit eiseres in dit geval niet kan worden tegengeworpen. Verweerder gaat daarom in dit specifieke geval uit van de loongegevens over februari 2021, zoals opgenomen in de (gecorrigeerde) aangifte van 20 april 2021. Eiseres’ loonsom over de maand februari 2021 was blijkens deze loonaangifte € 0,-. Dit komt doordat eiseres bij haar aangifte van 20 april 2021 de lonen niet als SV-loon heeft opgegeven. Op 12 oktober 2021 heeft eiseres de aangifte over onder andere februari 2021 gecorrigeerd. Bij de correctie zijn de lonen wel als SV-loon opgegeven. Verweerder meent dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om akkoord te gaan met de (gecorrigeerde) aangifte van 12 oktober 2021.
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar boekhouder in de correctie van 20 april 2021 een fout heeft gemaakt door het loon van haar medewerkers niet als SV-loon door te geven. Dit is zeer waarschijnlijk gekomen doordat dit door de boekhouder niet is aangevinkt. Volgens eiseres is zij onevenredig zwaar getroffen door de coronaperiode met de daarbij ingezette lockdowns. Eiseres meent in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-6 en verzoekt de rechtbank om verweerder deze op grond van de redelijkheid en billijkheid aan haar toe te laten kennen.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank overweegt dat niet (meer) in geschil is dat eiseres tijdig, dat wil zeggen vóór 15 april 2021, bij de Belastingdienst aangifte heeft gedaan. In geschil is of verweerder terecht van een loonsom van € 0,- over de maand februari 2021 is uitgegaan.
4. De rechtbank overweegt dat uit de (gewijzigde) motivering van het bestreden besluit blijkt dat eiseres op 23 maart 2021 aangifte heeft gedaan, welke aangifte de eerste keer op 20 april 2021 en nadien op 12 oktober 2021 door eiseres is gecorrigeerd. De rechtbank leidt uit het dossier – onder andere de e-mail van het administratiekantoor van 11 mei 2021 – af dat op 23 maart 2021 door eiseres aangifte is gedaan voor een bedrag van € 6.875,-, dat op 20 april 2021 dit bedrag door eiseres is gecorrigeerd naar € 6.067,-, zonder dat dit laatste bedrag is opgegeven als SVloon, en dat op 12 oktober 2021 het laatstgenoemde bedrag alsnog als SV-loon is opgegeven.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte van de door eiseres gecorrigeerde aangifte van 20 april 2021 is uitgegaan. De rechtbank overweegt dat de in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de maand februari 2021 moeten worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 april 2021 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. Verweerder is echter uitgegaan van de (gecorrigeerde) loonaangifte van 20 april 2021, waarin het loon niet is aangevinkt als SV-loon. Verweerder had dienen uit te gaan van de loonaangifte van 23 maart 2021, waarbij van belang is of bij die aangifte het opgegeven loon al dan niet als SV-loon was aangevinkt.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen waarbij hij dient uit te gaan van de loongegevens zoals deze blijken uit de loonaangifte van 23 maart 2021. Voor zover de loonaangifte van 23 maart 2021 niet meer bij de Belastingdienst is te achterhalen vanwege de door de Belastingdienst vermelde verwerkingsfout, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dat concrete geval mag uitgaan van de (gecorrigeerde) loonaangifte van 20 april 2021, maar hierbij aan eiseres niet mag tegenwerpen dat het loon niet was opgegeven als SVloon. Bij twijfel, zoals in het onderhavige geval, of bij de niet meer te achterhalen loonaangifte van 23 maart 2021 al dan niet het vakje van SV-loon was aangevinkt, mag verweerder het handelen van eiseres in de nadien ingediende correctie loonaangifte van 20 april 2021 niet één op één toepassen op de eerdere situatie. Indien, zoals in het onderhavige geval waarschijnlijk het geval is, de gegevens van de aangifte van 23 maart 2021 niet meer voorhanden zijn en dus niet meer is vast te stellen of in dat geval het loon al dan niet als SV-loon was aangevinkt, zal verweerder ten voordele van eiseres dienen te beslissen. Daarbij weegt mee dat de Belastingdienst zelf eiseres niet (meer) nalatigheid verwijt, immers is haar verzuimboete door de Belastingdienst ingetrokken.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.