ECLI:NL:RBAMS:2022:4721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
13/089884-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor bezit van vuurwapen en munitie

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in 2000 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, werd op 20 april 2022 in Amsterdam aangehouden. Tijdens de terechtzitting op 26 juli 2022 heeft de officier van justitie, mr. I. Barendregt, de vordering ingediend. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Klaveren, voerde aan dat de doorzoeking van de woning van de verdachte onrechtmatig was, omdat deze was gebaseerd op een TCI-melding die niet geverifieerd was. De rechtbank oordeelde echter dat de doorzoeking rechtmatig was, omdat er voldoende gronden waren om deze uit te voeren, waaronder eerdere veroordelingen van de verdachte en een schietincident waarbij hij betrokken was.

De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte een revolver en vijf patronen voorhanden had. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat het bezit van een vuurwapen een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het feit zwaarder woog. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen voorwerpen, een revolver en munitie, onttrokken worden aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/089884-22 (Promis)
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
,
gedetineerd in de [naam Penitentiaire Inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Barendregt en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.C. van Klaveren, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 20 april 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk F.J. Lüttich, model Bulldog, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 patronen van het kaliber .320 long voorhanden heeft gehad.

3.Formeel verweer

3.1.
Verweer van de verdediging
De doorzoeking van de woning van verdachte is onrechtmatig geweest. Uit jurisprudentie blijkt dat een TCI-melding zonder nader onderzoek, onvoldoende basis is voor het inzetten van dwangmiddelen. In deze zaak heeft echter wel een doorzoeking plaatsgevonden op basis van een TCI-melding. Deze melding is niet geverifieerd. Weliswaar heeft een observatie plaatsgevonden bij de woning, maar uit die observatie is alleen gebleken dat verdachte daadwerkelijk in die woning verbleef. Deze observatie heeft de informatie uit de TCI-melding niet bevestigd. Deze onrechtmatige doorzoeking is een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft hier nadeel aan ondervonden, namelijk een inbreuk op zijn privacy. Dit is ook een ernstig verzuim, en het geschonden belang dient de bescherming van (de privacy van) de burger. Vanwege dit vormverzuim zou wat is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning moeten worden uitgesloten van het bewijs.
3.2.
Standpunt van het openbaar ministerie
Uit jurisprudentie blijkt dat op basis van enkel een TCI-melding dwangmiddelen ingezet kunnen worden, mits deze melding voldoende concreet is. De melding in deze zaak is terug te leiden tot één persoon, namelijk verdachte. Daarnaast wordt in de melding verwezen naar een schietincident dat bekend is bij de politie en waarover verdachte ook contact heeft gehad met de politie. Daarnaast is verdachte eerder veroordeeld voor een strafbaar feit met betrekking tot bezit van een wapen. Tot slot heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven voor de doorzoeking. Al met al is de doorzoeking rechtmatig verricht en is geen sprake van een vormverzuim.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim. In het dossier bevindt zich een TCI-proces-verbaal, waarin de volgende TCI-melding is beschreven:
“ [verdachte] was het beoogde slachtoffer van de schietpartij in Amsterdam Zuid. Hij heeft zich nu bewapend.” Bij de politie was bekend dat verdachte inderdaad bij deze schietpartij aanwezig was en dat de vriend van verdachte bij deze schietpartij om het leven is gekomen.”
Ook was bij de politie bekend dat verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit met betrekking tot een wapen. Op basis van een observatie is vervolgens vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk in de betreffende woning verbleef.
De rechtbank oordeelt dat dit voldoende gronden zijn om een vordering tot doorzoeking te doen op basis van artikel 110 Wetboek van Strafvordering. Vervolgens is een vordering tot doorzoeking gedaan bij de rechter-commissaris en is deze verleend. De rechtbank is al met al van oordeel dat de doorzoeking rechtmatig is geweest en dat er geen sprake is van een vormverzuim. De rechtbank ziet dan ook geen reden om dat wat in de woning is aangetroffen, uit te sluiten van het bewijs.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitie vindt dat het feit kan worden bewezen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat dat wat is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Dit verweer heeft de rechtbank echter gepasseerd. Voor het overige heeft de verdediging geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs. Verdachte heeft bekend dat het aangetroffen vuurwapen van hem is.
Op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte vindt de rechtbank bewezen dat verdachte het vuurwapen en de vijf patronen voorhanden heeft gehad, zoals hieronder in rubriek 5 weergegeven. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit wapen tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad en zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van dit feit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 april 2022 te Amsterdam,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk F.J. Lüttich, model Bulldog, en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 patronen van het kaliber .320 long voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die het voorarrest overstijgt. Verdachte heeft erkend dat hij fout heeft gehandeld. Hij moet daarnaast als first offender worden aangemerkt en heeft dit feit gepleegd uit angst, nadat een vriend van hem is neergeschoten. Ook wil hij graag gaan werken aan zijn plannen voor de toekomst.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In Amsterdam, maar ook elders in Nederland, vindt de laatste jaren veel vuurwapengeweld plaats. Niet zelden heeft dit vuurwapengeweld een dodelijke afloop. Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen voorhanden heeft gehad omdat hij zich wilde beschermen, omdat hij zich bedreigd voelde nadat een vriend is doodgeschoten. Verdachte is ook bij dit schietincident aanwezig geweest. Hij moet daarom doordrongen zijn geweest van het gevaar dat vuurwapens op kunnen leveren. Dat verdachte dit wapen voorhanden heeft gehad omdat hij bang was en zich bedreigd voelde, maakt dit feit dan ook niet minder ernstig en de rechtbank zal dat ook niet in het voordeel van verdachte meewegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 juni 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden eenmaal eerder is veroordeeld voor een feit, strafbaar gesteld in de Wet wapens en munitie. Dit feit is echter wel meer dan 5 jaar geleden gepleegd en wordt niet als strafverzwarend meegewogen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsrapport van 13 juli 2022. Hierin schrijft de reclassering dat verdachte zich in een negatief sociaal netwerk bevindt. Ook zijn houding en zijn financiële situatie kunnen als risicofactoren worden aangemerkt. Verdachte heeft in eerste instantie aangegeven gemotiveerd te zijn om mee te werken aan een reclasseringstoezicht en wellicht zou hij hier ook bij gebaat zijn. De reclassering ziet hier vanwege vermeende veiligheidsrisico’s rondom verdachte echter geen mogelijkheid toe. Recent is verdachte ingestroomd in de “doorgroeiersaanpak in drugs” van het Actiecentrum van de gemeente Amsterdam. Mogelijk kan verdachte in het kader hiervan ondersteuning krijgen.
De oriëntatiepunten voor strafoplegging die de rechtbanken hebben vastgesteld voorzien voor het voorhanden hebben van een (hand)vuurwapen in een woning in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken. Dat verdachte graag weer zo snel mogelijk kickboxles wil geven en aan zijn toekomst wil werken, maakt dit gezien de ernst van het feit niet anders. De rechtbank legt aan verdachte daarom een gevangenisstraf op van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.

9.Beslag

Onder verdachte zijn een revolver en patronen (munitie) in beslag genomen. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1. STK Revolver
(Omschrijving: PL1300-2022068319-G6176862, bulldog)
2. 1 DV Patroon
(Omschrijving: PL1300-2022068319-G6177152, GFL)
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en B. Atakan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg en N.M. van Boekel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2022.