Overwegingen
1. Op 5 januari 2021 heeft eiser bij de gemeente Amsterdam een verzoek om naturalisatie ingediend met toepassing van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: RWN), vanwege de aanwezigheid van een Nederlands belang op sportief gebied (turnen). Het verzoek om naturalisatie is op 25 januari 2021 ontvangen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Besluiten verweerder
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag om naturalisatie afgewezen. Eiser voldoet niet aan artikel 7 van de RWN omdat hij zijn identiteit en nationaliteit niet afdoende heeft aangetoond. Daarnaast was eiser ten tijde van de indiening van zijn verzoek om naturalisatie in het bezit van een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst bij [sportvereniging] , geldig tot 31 juli 2021. Uit de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de RWN in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: de Handleiding) in bijlage 3 blijkt dat er ten aanzien van de vergunning arbeid in loondienst geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd bestaan, mits men vrij is op de arbeidsmarkt. Dat is in geval van eiser niet zo. Tot slot, indien eisers aanvraag moet worden beschouwd als een regulier verzoek om naturalisatie, komt hij hier ook niet voor in aanmerking.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder eiser niet meer tegengeworpen dat hij zijn identiteit en nationaliteit onvoldoende heeft aangetoond. Eiser heeft brieven van
30 december 2020 en 24 januari 2022 van de KNGU overgelegd. Verweerder heeft de staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) om advies gevraagd om vast te kunnen stellen of met de naturalisatie van een eiser het Nederlands belang op sportief gebied is gediend. In het advies van de staatssecretaris van 11 april 2022 wordt negatief geadviseerd. Wanneer een turner die zijn land heeft vertegenwoordigd, naar een ander land verhuist en het staatsburgerschap van dat land verkrijgt, mag hij pas met instemming van de twee betrokken Nationale Sportbonden en het Uitvoerend Comité van de Fédération Internationale de Gymnastique (hierna: FIG) het nieuwe land vertegenwoordigen. De Fédération Royale Marocaine Gymnastique (hierna: FRMG) geeft eiser om diverse redenen geen toestemming om Nederland te vertegenwoordigen. Eiser zal als gevolg van de blokkering van zijn deelname door de FRMG na naturalisatie niet eerder dan een jaar na toestemming van FIG Nederland kunnen vertegenwoordigen. Zodoende wordt de inschrijftermijn van 21 juli 2022 niet gehaald waardoor eiser niet kan meedoen aan het EK Turnen in München of het WK Turnen in Liverpool van dit jaar. Het eerst daaropvolgende WK is in oktober 2023. Gezien de blokkeringstermijn van een jaar na naturalisatie en de vereiste toestemming van de FIG is het uiterst onzeker of eiser op dat WK wel uit zal kunnen komen voor Nederland. Vanwege de geldende blokkeringstermijnen is er op korte termijn geen sportief belang dat rechtvaardigt dat op grond van het dispensatie-artikel 10 van het RWN het Nederlanderschap aan eiser wordt verleend.
4. Eiser heeft daar het volgende daar tegenover gesteld. Het advies van de minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) is niet concludent in de zin dat er geen onbetwistbare conclusie uit volgt, maar ruimte laat voor de mogelijkheid dat de eiser ook met de blokkeringstermijn op korte termijn kan uitkomen voor Nederland. Deze mogelijkheid is niet slechts theoretisch. Op 9 maart 2022 is door de heer [persoon 3] (Teammanager Turnen bij KNGU) een e-mail gestuurd naar mevrouw [persoon 4] van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De heer Bron heeft in deze e-mail duidelijk gemaakt dat deelname aan het WK van oktober 2023 nog steeds mogelijk is, ook met de blokkeringstermijn van één jaar. De KNGU heeft naar aanleiding van het negatieve advies van de minister voor LZS de FRMG gecontacteerd. De voorzitter van de FRMG heeft per brief laten weten dat er onderhandelingsruimte is voor wat betreft de blokkeringstermijn. Tussen eiser en de FRMG is sprake van een conflict. De FRMG verleent mogelijk wel toestemming als eiser zijn excuses aanbiedt aan de voorzitter van FRMG. De dubbelzinnigheid van het advies van de minister van LZS had voor verweerder aanleiding moeten zijn om eiser en overige belanghebbenden te horen conform het bepaalde in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Verweerder stelt in het verweerschrift dat het advies naar de wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. De FRMG heeft geen medewerking verleend zoals blijkt uit de brief van 28 januari 2022. Dat betekent voor eiser dat er voor hem een blokkeringstermijn geldt waardoor hij pas een jaar na verlening van de naturalisatie én de instemming van het Uitvoerend Comité van de FIG voor Nederland zou kunnen uitkomen. Eiser zal niet op korte termijn door de KNGU worden uitgezonden naar internationale wedstrijden. Daarom is er geen sportief belang om eiser het Nederlanderschap te verlenen met toepassing van artikel 10 van de RWN. Dat eiser stelt dat het betoog dat de FRMG wel instemming zal gaan verlenen speculatief is omdat uit deze brief niet blijkt dat de FRMG daadwerkelijk zal overgaan tot ontheffing of bekorting van deze termijn. Verweerder stelt dat hij mocht afzien van het horen van eiser. Het houden van een ambtelijk gehoor had niet tot een andere beslissing kunnen leiden gelet wat er in bezwaar naar voren is gebracht.
6. In paragraaf 3.5 bij de toelichting van artikel 10 van de RWN in de Handleiding staat het volgende vermeld. “Uit het advies van de Staatssecretaris van VWS moet duidelijk worden dat de eiser om naturalisatie ex artikel 10 RWN op een kortere termijn dan het geval zou zijn bij een naturalisatie zonder terzijdestelling van één of meer voorwaarden uit artikel 8 RWN en artikel 9 RWN, door een Nederlandse nationale sportbond zal en kan worden uitgezonden om als Nederlander voor Nederland deel te nemen aan een internationaal concours of internationale wedstrijd. Indien dit uit het advies blijkt, bestaat voldoende Nederlands cultureel belang in de zin van artikel 10 RWN voor een verlening van het Nederlanderschap.”
7. In het advies van 11 april 2022 heeft de minister voor LZS negatief geadviseerd. Op grond van de informatie van 30 december 2020 en 24 januari 2022 van de KNGU en
10 maart 2022 van de NOC*NSF is eiser sportief gezien absoluut van meerwaarde voor de Nederlandse turnsport. De FRMG geeft echter om diverse redenen geen toestemming om Nederland te vertegenwoordigen. Vanwege de geldende blokkeringstermijn en de vereiste toestemming van de FIG ziet de minister op korte termijn echter geen sportief belang dat rechtvaardigt dat op grond van artikel 10 van de RWN aan eiser het Nederlanderschap wordt verleend. Daarom is het advies negatief.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 36.2.1.1. van de statuten van de FIG van toepassing is, omdat eiser eerder is uitgekomen voor Marokko. Dit artikel schrijft voor dat wanneer een turner die zijn/haar land heeft vertegenwoordigd, naar een ander land verhuist en het staatsburgerschap (officiële nationaliteit) van laatstgenoemd land verkrijgt, hij/zij - pas met instemming van de twee betrokken Nationale Sportbonden en het Uitvoerend Comité van de FIG - het nieuwe land mag vertegenwoordigen. De FRMG heeft echter geen instemming gegeven. In artikel 36.2.1.1. is ook bepaald dat indien een dergelijke toestemming niet wordt verleend, hij/zij (met instemming van het Uitvoerend Comité) het nieuwe land niet eerder mag vertegenwoordigen dan een jaar na de datum van de positieve beslissing van het Uitvoerend Comité.
9. Niet is in geschil dat eiser de turnsport op zeer hoog niveau beoefent. Dat blijkt niet alleen uit de overgelegde informatie, maar ook uit het betoog van [persoon 1] en [persoon 2] ter zitting.
10. Eiser heeft betoogd dat hij met de vervangende toestemming van de FIG kan deelnemen aan het WK in oktober 2023 en zich daar kan plaatsen voor de Olympische Spelen. Die toestemming is er echter niet of nog niet. Ter zitting heeft eiser desgevraagd gezegd dat zijn brief aan de Marokkaanse bond, waarin wordt ingegaan op de door de bond gewenste excuses van eiser, klaar is maar nog niet is verzonden.
11. De rechtbank begrijpt de uitdrukkelijke wens van eiser om deel te nemen, maar kan op grond van het betoog van eiser niet concluderen dat het sportief belang van Nederland op korte termijn onbetwistbaar gediend is met een naturalisatie via de dispensatieregeling van artikel 10 van de RWN. Daarbinnen dient de “sportersregeling” in eerste plaats het algemene Nederlandse belang en niet het individuele belang van de sporter. De rechtbank wijst er daarbij op dat er geen garantie is de FIS na naturalisatie vervangende toestemming zal verlenen. Het verlenen van die toestemming is mogelijk, maar bepaald niet zeker. Dat geldt ook voor de eventuele toestemming van de FRMG na het schrijven van een excuusbrief (die op het moment van sluiting van het onderzoek ook nog niet was verzonden).
12. Daarmee is deelname aan het WK in oktober 2023, na naturalisatie, nog zodanig onzeker dat verweerder geen naturalisatie aan eiser behoefde te verlenen,
13. Op dit moment geeft de rechtbank eiser dus geen gelijk. Daarmee is niet gezegd dat eiser nooit in aanmerking zal komen voor naturalisatie – al dan niet via de route van artikel 10 van de RWN. Dat zal echter meer met zekerheid vast dienen te staan. Zoals ter zitting is besproken kan daarbij niet worden uitgesloten dat een betrokkenheid van de KNGU of het NOC*NSF van meet af aan bij indiening en onderbouwing van een nieuwe aanvraag tot een andere uitkomst zal leiden. Daarop kan nu echter verder niet worden vooruitgelopen.
14. Tot slot volgt de rechtbank eiser in zijn standpunt dat verweerder hem in de bezwaarfase had moeten horen. Dit mede omdat in bezwaar de grondslag van de afwijzing is gewijzigd. Nu verweerder eiser ten onrechte niet heeft gehoord, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:2 van de Awb. In dit geval ziet de rechtbank echter aanleiding om dat gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiser door het niet horen niet is benadeeld. In beroep is eiser immers alsnog in de gelegenheid gesteld om zijn standpunten zowel schriftelijk als mondeling naar voren te brengen.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.