ECLI:NL:RBAMS:2022:4710

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
13/178979-21 (zaak A), 13/313425-21 (zaak B) en 13/117390-22 (zaak C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging, hinderen van een agent bij aanhouding, wederspannigheid en bezit van cocaïne en MDMA

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juli 2021 in Amsterdam samen met een ander een helm heeft gestolen, waarbij hij de scooter bestuurde terwijl de mededader de helm pakte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking bij de diefstal, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij op de hoogte was van de diefstal. Daarnaast is de verdachte op 28 oktober 2021 beschuldigd van het hinderen van een agent bij een aanhouding en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de agent. Tot slot is de verdachte op 10 mei 2022 betrapt met ongeveer 50 XTC-pillen en 7,4 gram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en medewerking aan schuldhulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/178979-21 (zaak A); 13/313425-21 (zaak B) en 13/117390-22 (zaak C)
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte 1] ,
ter zitting opgegeven woonadres: [adres verdachte 2] Amsterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Barendregt en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. Scheffer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
ten aanzien van zaak A:
diefstal van een helm van [benadeelde partij] en/of [benadeelde partij] , in vereniging, met (bedreiging met) geweld, op 4 juli 2021 te Amsterdam;
ten aanzien van zaak B:
1. het beletten, belemmeren of verijdelen van een handeling van de politie, namelijk de aanhouding van een verdachte en
2. wederspannigheid
op 28 oktober 2021 te Amsterdam;
ten aanzien van zaak C:
het voorhanden hebben van 123 XTC-pillen en 7,4 gram cocaïne op 10 mei 2022 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De diefstal van de helm kan worden bewezen (zaak A), maar verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde geweld dat hierbij gebruikt zou zijn. Wel kan worden bewezen dat verdachte de diefstal van de helm in vereniging heeft gepleegd. De in zaak B tenlastegelegde feiten kunnen beide worden bewezen. Ten aanzien van zaak C kan worden bewezen dat verdachte 83 XTC-pillen en 7,4 gram cocaïne voorhanden heeft gehad. Het voorhanden hebben van meer XTC-pillen kan niet worden bewezen. Daarom dient verdachte van het overige te worden vrijgesproken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van de helm (zaak A). Uit het dossier blijkt dat [naam] de helm heeft gepakt en verdachte ontkent dat hij heeft geweten dat [naam] dit van plan was. Op basis van het dossier kan dit niet worden uitgesloten en kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet op de samenwerking en/of het grondfeit had. Het medeplegen van het gebruikte geweld bij de diefstal kan ook niet worden bewezen. Ten aanzien van zaak B volgt geen verweer. Dat verdachte drugs voorhanden had (zaak C), kan worden bewezen. Er is echter onduidelijkheid in het dossier over de hoeveelheid XTC-pillen die is aangetroffen. Daarom kan alleen worden bewezen dat verdachte “een hoeveelheid” XTC-pillen voorhanden had.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen op basis van de bewijsmiddelen. Ten aanzien van zaak A en zaak C overweegt de rechtbank nog als volgt.
Zaak A
De rechtbank vindt net als de officier van justitie dat kan worden bewezen dat verdachte de diefstal in vereniging heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat [naam] , degene die bij verdachte achterop de scooter zat, de helm heeft gepakt. Verdachte zou dit van tevoren niet hebben geweten. Hij verklaart dat zij tweemaal langs de helm zijn gereden, maar dat dat was omdat ze naar de coffeeshop reden en daarna weer terug. Volgens de aangifte van [benadeelde partij] zijn verdachte en [naam] inderdaad tweemaal langs hem gereden. De tweede keer dat zij langsreden, remden zij echter af en pakte degene achterop de scooter de helm. [naam] verklaart daarnaast dat verdachte en hij de helm hebben meegenomen. Dat verdachte niet wist dat [naam] de helm zou pakken, vindt de rechtbank gezien het voorgaande ongeloofwaardig. Om de helm te kunnen pakken was het noodzakelijk dat de scooter dicht langs de motor van aangever, waar de helm op lag, reed. Verdachte heeft de scooter bestuurd terwijl [naam] de helm pakte. Het is dus verdachte geweest die de scooter dicht langs de motor heeft gestuurd. Dat maakt dat de rechtbank oordeelt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam] bij het stelen van de helm. Omdat hiermee ook opzet op de samenwerking en het grondfeit kunnen worden vastgesteld, acht de rechtbank het medeplegen van diefstal van de helm bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onderdelen in de tenlastelegging die betrekking hebben op (bedreiging met) geweld rondom de diefstal, niet kunnen worden bewezen. Het kan namelijk niet worden vastgesteld dat het gebruikte geweld faciliterend is geweest voor het wegnemen van de helm, het behoud daarvan of het mogelijk maken van de vlucht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van die onderdelen.
Zaak C
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier kan worden bewezen dat verdachte 7,4 gram cocaïne en (ongeveer) 50 XTC-pillen voorhanden heeft gehad. Deze hoeveelheden vinden grond in het dossier, omdat deze hoeveelheden terugkomen in laboratoriumrapporten en in kennisgevingen van inbeslagname onder verdachte. Uit het dossier blijkt dat daarnaast onder andere nog 10 en 21 pillen zijn onderzocht, maar op een aantal plaatsen in het dossier wordt aan deze verschillende hoeveelheden hetzelfde goednummer gegeven en/of ontbreekt een kennisgeving van inbeslagname waaruit kan worden afgeleid dat het door het laboratorium onderzochte goed onder de verdachte in beslag is genomen. De rechtbank kan daarom niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen welke hoeveelheid pillen waar is aangetroffen en welke pillen getest zijn. Alleen van die pillen waarover geen twijfel kan bestaan dat ze onder de verdachte in beslag zijn genomen én door het laboratorium positief op MDMA zijn getest zal het voorhanden hebben bewezen worden verklaard. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte meer dan 50 pillen voorhanden heeft gehad en zal verdachte van het meerdere vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A:
op 4 juli 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een helm, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak B, feit 1:
op 28 oktober 2021 te Amsterdam, opzettelijk enige handeling, gedaan door een ambtenaar, [verbalisant] , surveillant van de politie-eenheid Amsterdam, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten ter aanhouding van een verdachte ter zake een poging zware mishandeling, heeft belemmerd, door die [verbalisant] bij diens jas vast te pakken en tegen die [verbalisant] te zeggen: ''Wat moet je!? Kom dan!'', en dreigend op die [verbalisant] af te komen lopen;
ten aanzien van zaak B, feit 2:
op 28 oktober 2021 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant] , surveillant van de politie-eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich met kracht in een andere richting te bewegen dan de waar de verbalisant verdachte heen wilde bewegen;
ten aanzien van zaak C:
op 10 mei 2022 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 (XTC) pillen, bevattende MDMA en ongeveer 7,4 gram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf gevorderd van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die het voorarrest overschrijdt. Bij het opleggen van een straf moet rekening gehouden worden met de omstandigheid dat het ten tijde van het tenlastegelegde niet zo goed ging met verdachte, maar dat het nu beter met hem gaat. De verdediging kan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging, het belemmeren van een agent in de rechtmatige uitoefening van zijn functie, wederspannigheid en het bezit van cocaïne en XTC-pillen. Verdachte heeft met de diefstal laten zien geen respect te hebben voor het recht op eigendom. Het is daarnaast belangrijk dat de politie haar werk kan doen, zonder daarbij gehinderd te worden. Het belemmeren van de agent en de wederspannigheid zijn dan ook ernstige feiten. Tot slot is ook harddrugsbezit een ernstig feit. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en de handel erin gaat vaak gepaard met (ernstige) criminaliteit. Door het bezit van deze drugs heeft verdachte de markt voor drugs mede in stand gehouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 juni 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een advies van de reclassering van 22 juni 2022. Hierin schrijft de reclassering dat het ontbreken van dagbesteding, de instabiele financiële situatie, het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van verdachte als risicofactoren kunnen worden aangemerkt. Verdachte blijkt daarnaast enigszins beïnvloedbaar te zijn. Wat als beschermende factor kan worden aangemerkt, is dat verdachte begeleid woont bij HVO Querido. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering (waarbij verdachte zich moet houden aan aanwijzingen van de reclassering), het meewerken aan schuldhulpverlening en een inspanningsverplichting tot het verkrijgen van structurele dagbesteding.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar wel een hogere taakstraf dan door de officier van justitie geëist op zijn plaats is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf van 120 uren met aftrek en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaar opleggen. Deze voorwaardelijke straf is belangrijk als stok achter de deur. Daarnaast worden bij deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden bepaald zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

8.Beslag

Onder verdachte zijn meerdere verdovende middelen in beslag genomen in zaak C. De rechtbank bepaalt dat, voor zover op deze goederen nog beslag ligt, deze dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Onder verdachte is daarnaast een telefoon in beslag genomen met goednummer 6184895. Dit voorwerp behoort aan verdachte toe. De rechtbank bepaalt dat, voor zover er nog beslag rust op dit goed, deze aan verdachte wordt teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 180, 184, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
diefstal door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van zaak B, feit 1:
opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren
ten aanzien van zaak B. feit 2:
wederspannigheid
ten aanzien van zaak C:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres] .
- zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering.
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
- zijn medewerking verleent aan, en een actieve inspanning verricht voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart
onttrokken aan het verkeerde verdovende middelen die met betrekking tot zaak C in beslag zijn genomen, voor zover daar nog beslag op rust.
Gelast, voor zover hier nog beslag op rust, de
teruggave aan [verdachte]van:
1. Apple iPhone (goednummer 6184895)
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en B. Atakan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg en N.M. van Boekel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2022.
[(...)]