ECLI:NL:RBAMS:2022:4679

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
13/751155-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot dubbele strafbaarheid en terugkeergarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Mainz in Duitsland op 27 januari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 2000, heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit en is gedetineerd in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 21 juni 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.G. Vos.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat er sprake is van een feit waarvoor dubbele strafbaarheid vereist is. De rechtbank heeft geconstateerd dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Procureur van de Republiek in Rijnland-Palts is gegeven, waarin wordt verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland tot een gevangenisstraf wordt veroordeeld, deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751155-22
RK nummer: 22/2304
Datum uitspraak: 5 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 januari 2022 door het
Amtsgericht Mainz(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[verblijfsadres],
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is niet verschenen, heeft afstand gedaan van zijn recht aanwezig te zijn ter zitting en werd, daartoe uitdrukkelijk gemachtigd, vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot voorlopige hechtenis, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Mainz(Duitsland) op 27 januari 2022 (referentie: 409 Gs 376/22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit naar Nederlands recht op:
Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Poging tot diefstal door twee of meerdere personen, waarbij de schuldigen zich toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur van de Republiek in Rijnland-Palts (Duitsland) heeft op 23 mei 2022 de volgende garantie gegeven:
Conform artikel 5 nummer 3 van het kaderbesluit van de Raad d.d. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JI) wordt verzekerd dat de verdachte
[opgeëiste persoon]
Geboren op [geboortedag]2000 in [geboorteplaats]
In het geval dat hij in de Bondsrepubliek Duitsland rechtsgeldig tot een gevangenisstraf veroordeeld wordt, de tenuitvoerlegging niet in een voorwaardelijke straf omgezet wordt en dat, na toelating van rechterlijk gehoor met het oog daarop, de gevangenisstraf in Nederland uit te zitten, terug naar Nederland gezonden wordt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 157 en 311 en Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Mainz(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.