Op 5 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 28 april 2022, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 14 maart 2022 door Ierland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Ierland in 1963 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in een detentiecentrum. De openbare zitting vond plaats op 21 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S. Faber, en een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Ierse nationaliteit heeft. Het EAB betreft een strafrechtelijk onderzoek naar een feit dat naar Iers recht strafbaar is, en de rechtbank heeft vastgesteld dat aan de eisen voor dubbele strafbaarheid is voldaan. Het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, is omschreven als mishandeling van de levensgezel. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn, maar heeft dit niet kunnen aantonen tijdens de zitting.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. Daarom wordt de overlevering aan Ierland toegestaan voor het feit zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter als voorzitter, samen met mrs. J. van Zijl en H.G. van der Wilt, en is uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Rus. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.