ECLI:NL:RBAMS:2022:4674

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
13/751430-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel

Op 9 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 18 mei 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 4 oktober 2019 door de Regional Court of Toruń in Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 10 mei 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. Th. Boumans, was wel ter zitting aanwezig.

De rechtbank constateert dat de termijn van 90 dagen, waarbinnen zij op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet kan verlengen en er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

In het EAB wordt melding gemaakt van een vrijheidsstraf van 365 dagen die de opgeëiste persoon moet ondergaan in Polen. Echter, bij brief van 16 januari 2022 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat de opgeëiste persoon op 9 februari 2022 aan Polen is overgeleverd. Hierdoor is de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot behandeling van het EAB, aangezien de opgeëiste persoon reeds is overgeleverd. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering en stelt vast dat de overleveringsdetentie is beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751430-20
RK nummer: 20/2565
Datum uitspraak: 9 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 mei 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 oktober 2019 door de
Regional Court of Toruń(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 mei 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. Th. Boumans, advocaat te Heerlen, was wel ter zitting aanwezig.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
decisionvan 17 februari 2019 door de
Regional Court in Toruń(Polen).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 365 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

Bij brief van 16 januari 2022 is door de uitvaardigende justitiële autoriteit het volgende medegedeeld:
Referring to the European Arrest Warrant issued in case file reference number II Kop 48/19 towards[opgeëiste persoon] born on [geboortedag] 1981,the Regional Court in Toruń, informs that [opgeëiste persoon] was surrendered to Poland on 9th February 2022 and thus the entry in the Schegen Informative System(de rechtbank begrijpt: Shengen)
relating thereto was deleted.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, nu de opgeëiste persoon reeds is overgeleverd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.