Op 9 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 18 mei 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 4 oktober 2019 door de Regional Court of Toruń in Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 10 mei 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. Th. Boumans, was wel ter zitting aanwezig.
De rechtbank constateert dat de termijn van 90 dagen, waarbinnen zij op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet kan verlengen en er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
In het EAB wordt melding gemaakt van een vrijheidsstraf van 365 dagen die de opgeëiste persoon moet ondergaan in Polen. Echter, bij brief van 16 januari 2022 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat de opgeëiste persoon op 9 februari 2022 aan Polen is overgeleverd. Hierdoor is de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot behandeling van het EAB, aangezien de opgeëiste persoon reeds is overgeleverd. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering en stelt vast dat de overleveringsdetentie is beëindigd.