ECLI:NL:RBAMS:2022:4647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/647151 / FA RK 18-2744
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag en zorgregeling tussen ouders na verbeterde communicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2022 een beschikking gegeven betreffende de wijziging van het gezag over een minderjarig kind, in het kader van een procedure tussen de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Öntas, verzocht om gezamenlijk gezag over hun kind, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. van Blokland, aanvankelijk twijfels had over de samenwerking met de vader. De rechtbank heeft eerder beschikkingen van 19 september 2018 en 23 januari 2019 in acht genomen, waarin een omgangsregeling en een kinderbijdrage waren vastgesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2022 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders was verbeterd, ondanks eerdere problemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader altijd betrokken is geweest bij de opvoeding van het kind en dat er gezamenlijke activiteiten plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, zoals bedoeld in artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom werd het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag toegewezen.

Daarnaast werd de zorgregeling gewijzigd, zodat de vader het kind voortaan van donderdag uit school tot vrijdagochtend naar school heeft, en eenmaal in de 14 dagen van zaterdagavond tot maandagochtend. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om hun onenigheid zoveel mogelijk bij de kinderen weg te houden en hen niet te belasten met hun conflicten. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, in aanwezigheid van griffier mr. I.H.H. Krajenbrink.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/647151 / FA RK 18-2744
Beschikking van 23 februari 2022 betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. G. Öntas te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. E.M. van Blokland te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikkingen van 19 september 2018 en van 23 januari 2019, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, waaronder:
- een F4-formulier met bijlage van 10 april 2019 van de moeder;
- een F4-formulier van 12 april 2019 van de vader;
- een F4-formulier van 9 december 2019 van de vader;
- een F4-formulier van 9 december 2019 van de moeder;
- een F9-formulier van 3 juli 2020 van de moeder;
- een F9-formulier van 5 januari 2021 van de vader;
- een F9-formulier van 5 januari 2021 van de moeder;
- een F9-formulier met bijlage van 6 september 2021 van de moeder;
- een F9-formulier met bijlage van 6 oktober 2021 van de moeder;
- een F9-formulier met bijlage van 24 januari 2022 van de moeder.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022.
Verschenen zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 19 september 2018 heeft de rechtbank een omgangsregeling en een informatieregeling bepaald onder aanhouding van de overige verzoeken.
2.2.
Bij beschikking van 23 januari 2019 heeft de rechtbank een kinderbijdrage vastgesteld onder aanhouding van het verzoek van de vader met betrekking tot het gezag.
2.3.
Partijen hebben in 2018 en 2019 een traject IAG van Altra en een traject “Ouderschap Blijft” van Altra doorlopen, welk laatste traject medio juni 2021 is afgerond.
2.4.
De rechtbank stelt vast dat het er aanvankelijk in september 2021 op leek dat de moeder instemde met gezamenlijk gezag, maar op 6 oktober 2021 is van de zijde van de moeder meegedeeld dat de communicatie na aanvankelijke verbetering weer is verslechterd en dat zij het gezag niet met de vader wenst te delen, omdat hij zegt dat hij niet met haar wil samenwerken. Tijdens de mondelinge behandeling handhaaft de moeder dit standpunt.
De vader heeft zijn verzoek om mede met het gezag te worden belast gehandhaafd.
2.5.
Volgens Altra (rapport Altra juni 2021) is de strijd tussen de ouders verminderd en is er ook overleg tussen de ouders. Het lukt ouders volgens Altra wel elkaar te vinden voor afstemming over [kind 1] . Altra heeft ouders geadviseerd onderling contact te houden over [kind 1] , elkaars verschillen te accepteren en de focus op [kind 1] te houden. Vader wordt geadviseerd meer responsief te zijn in de communicatie naar moeder en moeder wordt geadviseerd haar verwachtingen bij te stellen en ruimte te bieden aan vader om het initiatief te nemen. Voor verdere vragen kunnen ouders zich altijd wenden tot het Ouder Kind Team.
2.6.
Volgens artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het verzoek om gezag van de tot gezag bevoegde ouder alleen worden afgewezen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat daarin binnen afzienbare tijd geen verbetering zal komen.
2.7.
De rechtbank leidt uit de stukken en het verhandelde ter zitting af dat de vader altijd zeer betrokken is geweest bij [kind 1] . De vader neemt ook op dit moment feitelijk al beslissingen over haar, zoals het volgen van bijlessen en muzieklessen. De moeder laat dit toe en heeft daar blijkbaar op zich geen overwegende bezwaren tegen. Ook ondernemen partijen gezamenlijk activiteiten met de kinderen en zijn zij zelfs samen op vakantie gegaan. Hieruit leidt de rechtbank af dat de communicatie tussen de ouders behoorlijk is verbeterd en de strijd fors is verminderd. Duidelijk is, zoals Altra ook heeft geconstateerd, dat partijen het over een aantal zaken niet eens zijn en blijven. Zo vindt moeder dat vader (veel) teveel druk legt op [kind 1] en ook op de oudere dochter van moeder, [kind 2] , en vindt vader dat hij veeleisend moet en mag zijn in het belang van de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank overweegt dat dergelijke onenigheid niet ongebruikelijk is tussen ouders. Voor gezamenlijk gezag is niet vereist dat ouders het overal over eens zijn. Het gaat er vooral om dat de ouders hun onenigheid zoveel mogelijk bij de kinderen weghouden en hen daar niet mee belasten. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat partijen in de sinds 2018 gevolgde trajecten geleerd hebben dat onenigheid tussen de ouders negatieve effecten kan hebben op de kinderen en dat zij inmiddels voldoende handvaten hebben gekregen om in het belang van de kinderen te kunnen handelen. Niet is gebleken dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [kind 1] klem en verloren komt te zitten als bedoeld in artikel 1:253c lid 2 van het BW indien de vader mede met het gezag over haar wordt belast en/of dat afwijzing van het verzoek anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het verzoek van de vader zal worden toegewezen.
2.8.
De moeder heeft voorts tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [kind 1] niet langer iedere zaterdag de hele dag in de kapperszaak wil zitten, terwijl de vader aan het werk is.
Na overleg zijn partijen overeengekomen dat de bij de beschikking van 19 september 2018 vastgestelde omgangsregeling wordt gewijzigd, in die zin dat de vader [kind 1] voortaan bij zich zal hebben van donderdag uit school tot vrijdagochtend naar school, waarbij de vader [kind 1] naar school brengt en tevens eenmaal in de 14 dagen van zaterdag 19:00 uur tot maandag naar school. De verdeling van de vakanties zoals vastgelegd in de beschikking van 19 september 2018 blijft ongewijzigd.
De rechtbank zal de zorgregeling wijzigen zoals partijen hebben afgesproken.

3.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de ouders gezamenlijk worden belast met de uitoefening van het gezag over hun minderjarig kind:
[kind 1],
geboren te [geboorteplaats] , Rwanda, op [geboortedatum] 2011,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- wijzigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2018 in zoverre:
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden:
de vader [kind 1] bij zich heeft van donderdag uit school tot vrijdagochtend naar school, waarbij de vader [kind 1] naar school brengt en tevens eenmaal in de 14 dagen van zaterdag 19:00 uur tot maandag naar school.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 23 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).