Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
geboren te [geboorteplaats] , Rwanda, op [geboortedatum] 2011,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2022 een beschikking gegeven betreffende de wijziging van het gezag over een minderjarig kind, in het kader van een procedure tussen de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Öntas, verzocht om gezamenlijk gezag over hun kind, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. van Blokland, aanvankelijk twijfels had over de samenwerking met de vader. De rechtbank heeft eerder beschikkingen van 19 september 2018 en 23 januari 2019 in acht genomen, waarin een omgangsregeling en een kinderbijdrage waren vastgesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2022 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders was verbeterd, ondanks eerdere problemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader altijd betrokken is geweest bij de opvoeding van het kind en dat er gezamenlijke activiteiten plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, zoals bedoeld in artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom werd het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag toegewezen.
Daarnaast werd de zorgregeling gewijzigd, zodat de vader het kind voortaan van donderdag uit school tot vrijdagochtend naar school heeft, en eenmaal in de 14 dagen van zaterdagavond tot maandagochtend. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om hun onenigheid zoveel mogelijk bij de kinderen weg te houden en hen niet te belasten met hun conflicten. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, in aanwezigheid van griffier mr. I.H.H. Krajenbrink.