3.4.Verdeling
3.4.1.Beide partijen hebben verzocht om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap op de door ieder van hen voorgestelde wijze.
3.4.2.Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
3.4.3.Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
3.4.4.Nu partijen geen geldige rechtskeuze hebben uitgebracht, zij bij de huwelijksvoltrekking, dan wel kort daarna geen nationaliteit gemeenschappelijk hadden in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag, hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking in Florida (Verenigde Staten van Amerika) hebben gevestigd en tot slot geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de staat Florida van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
3.4.5.Gebleken is dat zich nadien een situatie heeft voorgedaan als omschreven in artikel 7, lid 2 van het Verdrag, waardoor na voornoemd recht met ingang van het voorjaar van 2018, te weten 10 jaar nadat partijen zich in Nederland vestigden, Nederlands recht van toepassing werd op het huwelijksvermogensregime.
3.4.6.Dit brengt mee dat in de periode van 19 november 2004 tot het voorjaar van 2018 het recht van Florida van toepassing is en op de periode daarna Nederlands recht van toepassing is.
3.4.7.Partijen wensen tot verdeling van hun vermogensbestanddelen over te gaan.
Om vast te stellen welk recht van toepassing is op welke vermogensbestanddelen dient te worden bezien wanneer deze vermogensbestanddelen zijn verkregen.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat alle te verdelen vermogensbestanddelen zijn verkregen vóór 2018, zodat hierop het recht van Florida van toepassing is.
Dit geldt, met uitzondering van de door de man genoemde belastingteruggaven waarop deels ook het Nederlandse recht van toepassing is, te weten de nieuwe beperkte gemeenschap.
Inhoud recht van de staat Florida
3.4.8.Het huwelijksvermogensrecht in de staat Florida is onder meer vastgelegd in de “Florida Statutes”, waarin in § 61.075 het uitgangspunt is vastgelegd dat alle goederen en schulden die de echtgenoten tijdens het huwelijk gezamenlijk of individueel hebben verworven c.q. opgelopen, en hetgeen daarvoor in de plaats is getreden, tot het huwelijksvermogen behoren.
Daarop zijn enkele uitzonderingen mogelijk. De bewijslast dat een goed of schuld niet tot het huwelijksvermogen behoort ligt bij de echtgenoot die zich daarop beroept. De verdeling van het huwelijksvermogen dient op een billijke wijze plaats te vinden, waarbij als uitgangspunt een gelijke verdeling van het vermogen geldt.
3.4.9.De vrouw beroept zich op ‘commingling’, zodat de rechtbank hierop nader zal ingaan. Commingling houdt volgens het recht van Florida in dat een goed dat aanvankelijk niet tot het te verdelen huwelijksvermogen behoort, daartoe kan gaan behoren door vermenging. Vermenging vindt plaats wanneer dit goed de grens van de gemeenschap passeert. Dit is bijvoorbeeld het geval als geld dat niet tot het huwelijksvermogen behoort op een gezamenlijke bankrekening wordt gestort die wel tot het huwelijksvermogen behoort, in dat geval dient dit geld alsnog te worden verdeeld.
3.4.10.De peildata zijn tussen partijen niet in geschil. Voor de omvang van het huwelijksvermogen gaat de rechtbank derhalve uit van de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, te weten 19 augustus 2021 en voor de peildatum van de waardering geldt de datum van de feitelijke verdeling.
Verdeling huwelijksvermogen
3.4.11.De rechtbank zal het te verdelen huwelijksvermogen per bestanddeel bespreken.
3.4.12.Tot het te verdelen huwelijksvermogen behoort de woning van partijen te [plaats] , aan de [adres] . De waarde van deze woning bedraagt naar verwachting tussen de € 598.000,-- en € 660.000,--. Er rust een hypothecaire lening op van € 306.000,--.
Partijen zijn het er over eens dat de woning moet worden verkocht en hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de termijn waarop de woning de verkoop in zal gaan, te weten twee maanden vanaf de afgifte van deze beschikking. Voorts zijn zij overeengekomen, zie r.o. 3.2.4, dat de vrouw het gebruiksrecht van deze woning krijgt tot zes maanden na afgifte van deze beschikking, waarmee bij de levering van de woning rekening zal worden gehouden. De rechtbank zal de verkoop van de woning conform het zogenaamde spoorboekje opnemen in het dictum, rekening houdende met de tussen partijen gemaakte afspraken tijdens de mondelinge behandeling.
3.4.13.De man stelt dat hij een vergoedingsrecht heeft ter hoogte van € 50.000,--, zijnde een schenking van zijn moeder, welk bedrag is aangewend bij de aanschaf van de woning.
De vrouw voert verweer en beroept zich op commingling/vermenging. Zij stelt dat dit bedrag tot het gemeenschappelijk vermogen is gaan behoren nu dit bedrag op een gezamenlijke bankrekening is gestort en is aangewend voor de aanschaf van de woning.
3.4.14.De rechtbank oordeelt dat de schenking tot het huwelijksvermogen is gaan behoren door commingling/vermenging, zodat de man geen vergoedingsrecht toe komt. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak ‘Lakin v. Lakin’, genoemd in het door de vrouw overgelegde juridisch advies in productie 17. In die zaak is geoordeeld dat geld uit de nalatenschap van de moeder van de man tot het huwelijksvermogen is gaan behoren nadat dit geld op de gezamenlijke rekening werd gestort, zodat dit geld alsnog gelijkelijk moest worden verdeeld.
De levensverzekering van de man
3.4.15.Partijen zijn het er over eens, dat de levensverzekering van de man buiten het te verdelen huwelijksvermogen valt, zodat de waarde ervan niet in de verdeling wordt betrokken. De door de man verzochte verklaring voor recht op dit punt wordt afgewezen wegens gebrek aan belang nu partijen overeenstemming hebben bereikt op dit punt.
3.4.16.Tot het huwelijksvermogen behoren twee bankrekeningen. De vrouw heeft verzocht om verdeling van de saldi ervan, de man heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank het verzoek van de vrouw zal toewijzen. Dit houdt in, dat het saldo van de en/of rekening met iban: [rekeningnummer 1] bij de feitelijke verdeling gelijkelijk wordt gedeeld c.q. gedragen, waarna de rekening wordt opgeheven en het saldo van de privérekening van de man met iban: [rekeningnummer 2] per peildatum wordt verdeeld.
3.4.17.Tot het huwelijksvermogen behoort de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 1] . Partijen zijn het er over eens dat deze aan de vrouw wordt toegedeeld, maar twisten over de waarde ervan. Volgens de door de vrouw ingebrachte koerslijst bedraagt de waarde € 2.200,-de man twijfelt echter of de juiste km-stand is ingevuld.
3.4.18.De rechtbank zal bepalen dat de Volkswagen Polo aan de vrouw wordt toegedeeld tegen een waarde van € 2.200,--, nu de man zijn standpunt dat de koerslijst onjuist zou zijn niet nader heeft onderbouwd. De man komt in dit kader een bedrag van € 1.100,-- toe.
3.4.19.Partijen zijn het er over eens dat de inruilwaarde van de oude Mercedes van de man met kenteken [kenteken 2] ad € 2.000,-- moet worden verrekend tussen partijen; de vrouw komt in dit kader een bedrag van € 1.000,-- toe.
3.4.20.Partijen twisten erover of de nieuwe Mercedes met kenteken [kenteken 3] , op naam van de moeder van de man die de man in bruikleen heeft, in het huwelijksvermogen valt.
De rechtbank oordeelt dat deze auto buiten het huwelijksvermogen valt nu deze op naam staat van de moeder van de man.
3.4.21.De vrouw heeft haar verzoeken ten aanzien van de boot en de Karman Ghia Coupe ingetrokken, zodat deze geen bespreking meer behoeven.
3.4.22.Partijen hebben over de verdeling van de tot het huwelijksvermogen behorende inboedelgoederen tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt, inhoudende dat, conform de inboedellijst in productie 47 van de man:
- de blauw gearceerde goederen aan de man worden toegedeeld,
- de boeken in de Duitse taal aan de man worden toegedeeld en de rest van de boeken aan de vrouw worden toegedeeld,
- de inboedelgoederen waar achter staat “HOUSE” en de printer canon aan de man worden toegedeeld, waarbij de man deze goederen zal ophalen,
- de inboedel met naam vrouw, de goederen in de badkamer en de andere goederen aan de vrouw worden toegedeeld,
een en ander met gesloten beurzen en met uitzondering van de auto’s op de lijst.
Belastingteruggaven en aanslagen
3.4.23.De man is van mening dat de belastingteruggaven vanaf 2017, het jaar dat partijen gescheiden zijn gaan leven, tot en met het jaar 2021, die op de gezamenlijke rekening van partijen zijn gestort, alsnog verrekend dienen te worden. De man wenst in dat verband een bedrag van € 9.009,50 van de vrouw te ontvangen.
De vrouw verzoekt om afwijzing nu de teruggaven in de huwelijksgoederengemeenschap zijn gevallen, zodat deze niet voor verrekening in aanmerking komen.
3.4.24.De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op de belastingteruggave 2017 en de eerste maanden van het jaar 2018 is het recht van Florida van toepassing. Op de overige jaren tot aan de peildatum 19 augustus 2021 is Nederlands recht van toepassing, te weten de nieuwe beperkte gemeenschap.
In beide rechtsstelsels vallen belastingteruggaven tot aan de peildatum in de gemeenschap, zodat er niets meer hoeft te worden verrekend.
3.4.25.De vrouw stelt dat op het door de man opgebouwde pensioen vanaf 2004 tot 2018 het recht van Florida van toepassing is. Dit brengt mee dat in beginsel het door de man opgebouwde pensioen in genoemde periode in de gemeenschap is gevallen en verdeeld dient te worden. Echter hierop is de uitzondering van artikel 1 lid 7 van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (hierna te noemen: WVPS) van toepassing, zodat al het door de man
in Nederlandopgebouwde pensioen conform de WVPS afgewikkeld dient te worden.
Dit brengt mee dat het pensioen dat de man in Florida heeft opgebouwd in de periode 2004 tot 2008 in de verdeling valt en dat op het pensioen dat de man in Nederland heeft opgebouwd, te weten vanaf 2008, de WVPS van toepassing is.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat het pensioen volgens het recht van Florida niet in de gemeenschap valt. De man stelt bovendien dat hij in Florida geen pensioen heeft opgebouwd.
3.4.26.De rechtbank oordeelt dat het standpunt van de vrouw juridisch juist is, waardoor de rechtbank een verklaring voor recht zal opnemen ten aanzien van de verdeling c.q. de verevening van het pensioen, zoals door de vrouw is verzocht, met dien verstande dat het pensioen in Florida alleen hoeft te worden verdeeld wanneer bij de pensioengerechtigde leeftijd van de man blijkt dat hij dit ook daadwerkelijk heeft opgebouwd.