ECLI:NL:RBAMS:2022:4589

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5207
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van nieuwbouwwoningen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2022 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die op 24 september 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is verleend voor de bouw van zeven nieuwbouwwoningen met bergingen aan de [adres 2] in Amsterdam. Eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, omdat zij van mening zijn dat de vergunning grote invloed heeft op hun woon- en leefklimaat en dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 8 juni 2022, waar eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning is behandeld volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend. De rechtbank stelt vast dat de bouw van de zeven woningen past binnen de ruimtelijke regelgeving en beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Holland en de gemeente Amsterdam. De rechtbank oordeelt dat er geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de omgeving te verwachten zijn en dat de vergunninghouder voldoende maatregelen heeft getroffen om schade aan de woningen van eisers te voorkomen.

Eisers hebben ook betoogd dat de vergunninghouder onvoldoende maatregelen heeft getroffen om schade aan hun woning te voorkomen en dat de bergingen ten onrechte als vergunningvrij zijn aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat de gemachtigde van het college voldoende heeft toegelicht waarom de betreffende strook vergunningvrij is en hoe de bergingen zijn vergund. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5207

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen

[eisers] , [adres] te Amsterdam, eisers,

(gemachtigde: mr. E.R. Koster),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.M.H. Sipman),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende]te Amsterdam, vergunninghouder.
Partijen worden hierna aangeduid als eisers, het college en vergunninghouder.

Procesverloop

Op 24 september 2021 heeft het college aan [derde belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van zeven nieuwbouwwoningen aan de [adres 2] in Amsterdam.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 8 juni 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen.

Overwegingen

Waarover gaat deze procedure?
1. Op 28 oktober 2020 heeft vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van zeven nieuwbouwwoningen met bergingen nabij [adres 2] . Het project omvat de bouw van zes middensegmentwoningen en een vrije sectorkoopwoning. De kavel grenst aan een autovrij pad ( [adres 2] ), aan een moskee, aan de tuinen van bebouwing langs de [adres] en aan de uitbreiding van de [kerk] (in eigendom van vergunninghouder). Op de kavel stond ooit een schoolgebouw, maar deze is decennia geleden gesloopt waardoor het bouwvlak is komen te vervallen.
2. De aanvraag is behandeld volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Van 26 juni 2021 tot en met 6 augustus 2021 is een positieve ontwerpbeschikking ter inzage gelegd. Op 4 augustus 2021 hebben eisers hiertegen een zienswijze ingediend. Op
17 september 2021 heeft het college de omgevingsvergunning verleend en op
24 september 2021 is deze gepubliceerd. De omgevingsvergunning omvat de activiteiten ‘bouwen’ en ‘afwijken van het bestemmingsplan’.
3. Eisers stellen dat de omgevingsvergunning grote invloed heeft op hun woon- en leefklimaat en dat vergunninghouder onvoldoende maatregelen heeft getroffen om schade aan hun woning te voorkomen. Verder vinden eisers de wijze waarop het college de vergunning heeft verleend onduidelijk. Het project is in strijd met het bestemmingsplan en de bergingen zijn ten onrechte als vergunningsvrij aangemerkt.
Het oordeel van de rechtbank
4. Ter plaatse van het projectgebied geldt het [naam bestemmingsplan] , vastgesteld op 3 april 2012. Omdat ter plaatse van het project de bestemming ‘Maatschappelijk’ geldt en in de verbeelding van het bestemmingsplan geen bouwvlak is opgenomen, wordt zowel voor het bouwen als voor het gebruik afgeweken van het bestemmingsplan.
5. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
6. Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3, van de Wabo kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van een bestemmingsplan indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat uit de motivering blijkt.
Bestemming
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat het project in strijd is met het bestemmingsplan en dat het college daarvoor geen omgevingsvergunning had mogen verlenen. Het bouwvlak heeft de bestemming ‘Maatschappelijk’ en is hoofdzakelijk bestemd voor maatschappelijke dienstverlening. De zeven woningen wijken hier zeer van af. De ruimtelijke onderbouwing die aan de omgevingsvergunning ten grondslag ligt, vinden eisers niet voldoende. Op het bouwvlak stond vroeger een school met een speeltuin. Dit gaf een open uitstraling. Doordat de huizen die gebouwd gaan worden hoger zijn dan 3,5 meter en doordat aan vergunninghouder andere vergunningen zijn verleend voor het realiseren van een hotel met theater en grand café in dezelfde buurt, verandert het karakter van het gebied. Er ontstaat een verdichting. Volgens eisers is er voor deze locatie een beter alternatief voorhanden. Ook vrezen eisers bij het bouwen voor trillingen en daaruit voortvloeiende schade.
8. Het college betoogt dat het gebruik afwijkt van de bestemming ‘Maatschappelijk’, maar dat de ruimtelijke gevolgen beperkt zijn. De bestemming heeft ook zeer ruime gebruiksmogelijkheden en ondergeschikte horeca-activiteiten waren in het plangebied ook mogelijk geweest.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de omgevingsvergunning op goede gronden verleend. Dat sprake is van enige verdichting ten opzichte van de mogelijkheden van het huidige bestemmingsplan betekent niet dat er geen sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft voor de realisering van het plan een ruimtelijke onderbouwing opgesteld die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Hieruit blijkt onder meer dat de bouw van zeven woningen past binnen de ruimtelijke regelgeving en beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Holland en de gemeente Amsterdam. Ook zijn er geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat voor de omgeving van de beoogde bouwlocatie te verwachten.
10. Het college heeft het individuele belang van vergunninghouder afgewogen tegen de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de rechtszekerheid van omwonenden. Het college heeft toegelicht dat de algemene beleidslijn is om zoveel mogelijk woningen aan de woonruimtevoorraad toe te voegen om het woningtekort te verminderen. In het gebied waar het project ligt (de Watergraafsmeer), is een groot tekort aan woningen in het middeldure huursegment. Ook qua grootte van de woningen draagt het bouwplan bij aan de gewenste diversificatie van de verschillende woningtypen binnen de Watergraafsmeer. Het bouwplan past daarom binnen het woonruimtebeleid. Ook is het toevoegen van een nieuwe woonfunctie passend bij de gebruiksfuncties in de omgeving.
De omgevingsvergunning
11. Eisers geven aan dat op de tekening behorend bij de omgevingsvergunning in het achterste gedeelte van de woning een strook vergunningvrij is, maar het college legt niet uit waarom dat zo is. Het college dient het volledige plan te toetsen en niet bepaalde onderdelen uit te sluiten. Ook zijn de bergingen door het college ten onrechte als vergunningvrij aangemerkt.
12. De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van het college op de zitting heeft toegelicht – en dat blijkt ook uit het dossier – dat de bergingen wél vergund zijn. De vergunningvrije strook is toegevoegd om zoveel mogelijk te voorkomen dat in de toekomst nog vergunningvrij kan worden aan- of bijgebouwd. Voor de vergunningvrije strook gelden regels. Mochten eisers vinden dat vergunninghouder zich niet aan deze regels houdt, dan kunnen zij daarover bij de gemeente een handhavingsverzoek indienen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee voldoende toegelicht waarom de betreffende strook vergunningvrij is en hoe de bergingen zijn vergund.
13. Volgens eisers zijn er onvoldoende maatregelen getroffen om te voorkomen dat er schade optreedt aan hun woning.
14. Het college geeft aan dat niet is gebleken dat het project niet kan worden uitgevoerd zonder dat het tot schade leidt bij eisers. Eisers maken niet concreet welke schade zij vrezen en waarom het bouwplan noodzakelijkerwijs zorgt voor schade aan hun woning. Volgens het college is er geen aanknopingspunt waaruit blijkt dat het bouwplan niet conform de eisen van het Bouwbesluit 2012 kan worden uitgevoerd.
15. De rechtbank oordeelt dat door eisers op geen enkele wijze is onderbouwd dat tijdens het bouwen zodanige schade ontstaat vanwege trillingen, dat er sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Dit betoog slaagt daarom niet.
Tegenvorderingen
16. Vergunninghouder en eisers hebben over en weer diverse bedragen van elkaar gevorderd.
17. De rechtbank heeft op de zitting uitgelegd dat partijen zich voor deze privaatrechtelijke vorderingen tot de civiele rechter moeten richten. De bestuursrechter is onbevoegd om daarover te oordelen.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen.
19. Bij die uitkomst is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • verklaart zich onbevoegd ten aanzien van de vorderingen van eisers en vergunninghouder jegens elkaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, voorzitter, en mr. D. Sullivan en
mr. L.Z. Achouak el Idrissi, leden, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.
griffier
voorzitter
de voorzitter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.