ECLI:NL:RBAMS:2022:4562

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 22/2611
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag exploitatievergunning en drank- en horecawetvergunning door de gemeente Amsterdam voor Megabar Amsterdam B.V. in verband met openbare orde en woon- en leefklimaat

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening van Megabar Amsterdam B.V., die een exploitatievergunning en een drank- en horecawetvergunning had aangevraagd. De gemeente Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat het algemeen belang van de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder weegt dan het financiële belang van de verzoekster. De gemeente had eerder al incidenten geregistreerd bij de exploitatie van de club door verzoekster, wat leidde tot de intrekking van de vergunningen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat er geen aanleiding is om de afwijzing van de vergunningen te schorsen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en stelt dat er geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht aan de orde is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2611

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2022 in de zaak tussen

Megabar Amsterdam B.V. h.o.d.n. ‘Club BXRDY’, te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Nagtegaal),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. A.H.M. Buijs en E. Koomen).

Procesverloop

Met het besluit van 11 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster van 8 oktober 2019 om een exploitatievergunning en een drank- en horecawetvergunning op de locatie [adres] afgewezen.
Met het besluit van 23 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die er toe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst en verweerder gedoogt dat ‘Club BXRDY’ wordt geëxploiteerd totdat onherroepelijk op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurder en exploitant, [naam bestuurder] ( [naam bestuurder] ) en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1. Op de [adres] heeft verzoekster van 12 september 2013 tot 1 september 2019 eerst ‘ [naam club] ’ en later ‘ [naam club] ’ geëxploiteerd. Wegens openbare orde incidenten is ‘ [naam club] ’ tweemaal gesloten op 3 maart 2016 en op 24 augustus 2017. Van 10 januari 2019 tot 3 juli 2019 heeft verzoekster geëxploiteerd onder de naam ‘ [naam club] ’. Op 22 februari 2022 heeft verzoekster een wijziging van de vergunning aangevraagd. Op 24 juli 2019 is de wijzigingsaanvraag buiten behandeling gesteld omdat op 2 juli 2019 de exploitatievergunning is ingetrokken voor onbepaalde tijd. ‘ [naam club] ’ had een dwangsom verbeurd omdat niet werd geëxploiteerd conform de exploitatievergunning.
2. [naam bestuurder] is eigenaar van de ‘ [naam lounge] ’ en hij was betrokken bij ‘ [naam club] ’. Op 8 oktober 2019 heeft verzoekster, met [naam bestuurder] als nieuwe eigenaar, een exploitatievergunning en een drank- en horecawetvergunning voor ‘Club BXRDY’ op de locatie [adres] aangevraagd. Daarbij zijn een veiligheidsplan en een ondernemingsplan overgelegd. Op 17 februari 2020 en op 4 maart 2020 heeft verweerder gesprekken gehad met verzoekster. Naar aanleiding van de gesprekken heeft verzoekster het veiligheidsplan aangepast. Op 26 maart 2020 heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn de aanvraag te weigeren. Verzoekster heeft op 16 april 2020 een zienswijze ingediend.
3. Verweerder heeft op 11 mei 2020 met het primaire besluit de aanvraag van verzoekster afgewezen op grond van artikel 3.11, tweede en derde lid, aanhef en onder b en d, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 en op grond van artikel 5 van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en horecawet (het Besluit) juncto artikel 8 van de Drank- en horecawet (DHW).
Standpunt van verweerder
4. Verweerder heeft aangegeven dat het van belang is dat verzoekster de juiste beslissingen in de bedrijfsvoering neemt zodat openbare orde problemen worden voorkomen en het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast. Bij horecabedrijven die eerder op deze locatie door verzoekster werden geëxploiteerd, hebben zich diverse incidenten voorgedaan die hebben geleid tot bestuurlijke maatregelen waaronder sluitingen. Van verzoekster mag worden verwacht dat de bedrijfsvoering in orde is zodat geen herhaling van de aantasting van de openbare orde zich zal voordoen. Het ondernemings- en veiligheidsplan, het verleden van [naam bestuurder] als leidinggevende bij ‘ [naam club] ’ en als exploitant van de ‘ [naam lounge] ’ alsmede de gesprekken die zijn gevoerd, geven verweerder niet het vertrouwen dat met [naam bestuurder] aan het roer de exploitatie van BXRDY door verzoekster geen ontoelaatbare gevolgen zal hebben voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat.
Standpunt van verzoekster
5.1.
Verzoekster voert aan dat zij spoedeisend belang heeft omdat er sprake is van een actuele financiële noodsituatie waardoor de continuïteit van de onderneming wordt bedreigd. Verzoekster werd in het verleden door een andere eigenaar geëxploiteerd en destijds zijn de vergunningen ingetrokken. Vervolgens heeft [naam bestuurder] de onderneming overgenomen en vergunning aangevraagd. De vergunningen zijn geweigerd waardoor verzoekster al lange tijd geen omzet en inkomsten heeft. Verzoekster heeft haar onderneming niet kunnen exploiteren. Tot voor kort is het verzoekster gelukt om het hoofd boven water te houden vanwege de tegemoetkoming vaste lasten, maar deze overheidssteun is gestopt. Zij kan geen inkomsten generen en de vaste lasten lopen door. Vanwege de pluraliteit van schuldeisers is het inmiddels mogelijk het faillissement van verzoekster aan te vragen. Ter onderbouwing heeft verzoekster onder meer een kolommenbalans, waaruit blijkt dat verzoekster diverse leningen heeft, en een proces-verbaal van de civiele rechter 13 juni 2022 over de huurachterstand overgelegd.
5.2.
Verzoekster voert aan dat de weigering van de aanvragen in strijd is met de eisen die artikel 10, tweede lid, van de Dienstenrichtlijn [1] stelt. Verder voert verzoekster aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd hoe de aard van het bedrijf en de wijze van bedrijfsvoering in het verleden, de openbare orde of het woon- en leefklimaat in Amsterdam in gevaar zouden brengen. Verzoekster meent dat de wijze van bedrijfsvoering van haar eigenaar in het verleden geen gevaar heeft opgeleverd voor de openbare orde. Daarnaast voert verzoekster aan dat de drank- en horecawetvergunning ten onrechte is geweigerd op grond van artikel 5 van het Besluit juncto artikel 8 van de DHW, omdat de motivering niet deugdelijk is en in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder voert verzoekster aan dat het bestreden besluit in strijd is met de proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginselen zoals neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Ten slotte voert verzoekster aan dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke belangenafweging en daarom in strijd is met artikel 3:4, eerste lid, van de Awb.
Oordeel van de voorzieningenrechter
6. In deze procedure moet de voorzieningenrechter beoordelen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst van de beroepsprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter weegt daarbij de belangen van beide partijen af. Het oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet bindend voor de rechtbank in de beroepsprocedure.
7. In de periode voordat [naam bestuurder] verzoekster heeft overgenomen en toen nog ‘ [naam club] ’ door verzoekster werd geëxploiteerd, hebben zich ernstige incidenten voorgedaan. Het gaat dan om een beschieting van de ingang in januari 2016, een handgranaat in de portiek in augustus 2017 en een ernstig geweldsincident in de inrichting in december 2017. Ook heeft verzoekster zich bij de exploitatie van ‘ [naam club] ’ en later ‘ [naam club] ’ niet gehouden aan de voorwaarden van de exploitatievergunning. Verweerder heeft daarom op 2 juli 2019 de exploitatievergunning van verzoekster ingetrokken voor onbepaalde tijd. [naam bestuurder] was op de hoogte van deze situatie toen hij verzoekster heeft overgenomen. Verzoekster heeft vervolgens onder leiding van [naam bestuurder] een exploitatievergunning en een drank- en horecawetvergunning aangevraagd. Dit betekent dat verzoekster voor de exploitatie van ‘Club BXRDY’ nooit een vergunning heeft gehad en [naam bestuurder] zich bewust moest zijn van de mogelijke risico’s bij de overname van verzoekster.
8. Van belang is verder dat er ook verschillende incidenten plaats hebben gevonden bij ‘ [naam club] ’ toen [naam bestuurder] leidinggevende was of ‘feitelijk’ betrokken was bij deze zaak en invloed had op de bedrijfsvoering. Het gaat dan om een op scherp staande handgraat die tegen de gevel van de club is geplaatst op 15 december 2017, een zwaar explosief dat tot ontploffing is gebracht tegen de gevel van de club op 16 december 2017, een zedenincident op 18 juli 2019 waarbij een beveiliger nalatig heeft gehandeld en een incident in februari 2020 waarbij sprake was van een vuurwapen op het trottoir voor ‘ [naam club] ’ en een zware mishandeling. Daarnaast is van belang dat [naam bestuurder] niet open en eerlijk naar verweerder is geweest over de ‘ [naam lounge] ’. Hij heeft onder andere een vergrijpboete opgelegd gekregen van de belastingdienst en in juli 2020 de covidregels overtreden. Ten slotte is in september 2021 de ‘ [naam lounge] ’ beschoten en heeft de burgemeester van Leiden de ‘ [naam lounge] ’ naar aanleiding van dit incident gesloten en de vergunningen uiteindelijk ingetrokken. Dit speelt zoals de gemachtigde van verzoekster terecht op zitting heeft opgemerkt niet mee bij de beoordeling van het bestreden besluit, maar neemt de voorzieningenrechter wel mee in zijn belangenafweging die ziet op de huidige situatie.
9. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster een financieel belang heeft bij de exploitatie van BXRDY. Zolang zij niet exploiteert, kan zij geen inkomsten genereren, terwijl haar vaste lasten doorlopen.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het algemeen belang dat verweerder heeft bij de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder weegt dan het financiële belang van verzoekster. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
Conclusie
11. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
12. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt