5.2.Verzoekster voert aan dat de weigering van de aanvragen in strijd is met de eisen die artikel 10, tweede lid, van de Dienstenrichtlijnstelt. Verder voert verzoekster aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd hoe de aard van het bedrijf en de wijze van bedrijfsvoering in het verleden, de openbare orde of het woon- en leefklimaat in Amsterdam in gevaar zouden brengen. Verzoekster meent dat de wijze van bedrijfsvoering van haar eigenaar in het verleden geen gevaar heeft opgeleverd voor de openbare orde. Daarnaast voert verzoekster aan dat de drank- en horecawetvergunning ten onrechte is geweigerd op grond van artikel 5 van het Besluit juncto artikel 8 van de DHW, omdat de motivering niet deugdelijk is en in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder voert verzoekster aan dat het bestreden besluit in strijd is met de proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginselen zoals neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Ten slotte voert verzoekster aan dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke belangenafweging en daarom in strijd is met artikel 3:4, eerste lid, van de Awb.
Oordeel van de voorzieningenrechter
6. In deze procedure moet de voorzieningenrechter beoordelen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst van de beroepsprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter weegt daarbij de belangen van beide partijen af. Het oordeel van de voorzieningenrechter is verder niet bindend voor de rechtbank in de beroepsprocedure.
7. In de periode voordat [naam bestuurder] verzoekster heeft overgenomen en toen nog ‘ [naam club] ’ door verzoekster werd geëxploiteerd, hebben zich ernstige incidenten voorgedaan. Het gaat dan om een beschieting van de ingang in januari 2016, een handgranaat in de portiek in augustus 2017 en een ernstig geweldsincident in de inrichting in december 2017. Ook heeft verzoekster zich bij de exploitatie van ‘ [naam club] ’ en later ‘ [naam club] ’ niet gehouden aan de voorwaarden van de exploitatievergunning. Verweerder heeft daarom op 2 juli 2019 de exploitatievergunning van verzoekster ingetrokken voor onbepaalde tijd. [naam bestuurder] was op de hoogte van deze situatie toen hij verzoekster heeft overgenomen. Verzoekster heeft vervolgens onder leiding van [naam bestuurder] een exploitatievergunning en een drank- en horecawetvergunning aangevraagd. Dit betekent dat verzoekster voor de exploitatie van ‘Club BXRDY’ nooit een vergunning heeft gehad en [naam bestuurder] zich bewust moest zijn van de mogelijke risico’s bij de overname van verzoekster.
8. Van belang is verder dat er ook verschillende incidenten plaats hebben gevonden bij ‘ [naam club] ’ toen [naam bestuurder] leidinggevende was of ‘feitelijk’ betrokken was bij deze zaak en invloed had op de bedrijfsvoering. Het gaat dan om een op scherp staande handgraat die tegen de gevel van de club is geplaatst op 15 december 2017, een zwaar explosief dat tot ontploffing is gebracht tegen de gevel van de club op 16 december 2017, een zedenincident op 18 juli 2019 waarbij een beveiliger nalatig heeft gehandeld en een incident in februari 2020 waarbij sprake was van een vuurwapen op het trottoir voor ‘ [naam club] ’ en een zware mishandeling. Daarnaast is van belang dat [naam bestuurder] niet open en eerlijk naar verweerder is geweest over de ‘ [naam lounge] ’. Hij heeft onder andere een vergrijpboete opgelegd gekregen van de belastingdienst en in juli 2020 de covidregels overtreden. Ten slotte is in september 2021 de ‘ [naam lounge] ’ beschoten en heeft de burgemeester van Leiden de ‘ [naam lounge] ’ naar aanleiding van dit incident gesloten en de vergunningen uiteindelijk ingetrokken. Dit speelt zoals de gemachtigde van verzoekster terecht op zitting heeft opgemerkt niet mee bij de beoordeling van het bestreden besluit, maar neemt de voorzieningenrechter wel mee in zijn belangenafweging die ziet op de huidige situatie.
9. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster een financieel belang heeft bij de exploitatie van BXRDY. Zolang zij niet exploiteert, kan zij geen inkomsten genereren, terwijl haar vaste lasten doorlopen.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het algemeen belang dat verweerder heeft bij de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder weegt dan het financiële belang van verzoekster. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
11. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
12. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.