ECLI:NL:RBAMS:2022:4557

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 22/3029
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor container bij woonark

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woonark in Amsterdam, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Deze last hield in dat verzoeker een container, die sinds 1989 bij zijn woonark stond, moest verwijderen. Indien verzoeker hier niet aan voldeed, zou hij een dwangsom van € 5.000,- verbeuren. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit was ongegrond verklaard door verweerder in een besluit van 25 mei 2022. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, met de vraag om schorsing van de last onder dwangsom totdat er op het beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 27 juli 2022 was verzoeker aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoeker bij schorsing van het bestreden besluit zwaarder wogen dan de belangen van verweerder bij handhaving. Dit was vooral gebaseerd op het feit dat de container al meer dan 30 jaar op de locatie stond en dat verweerder sinds 1994 niet handhavend had opgetreden. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat verzoeker zonder beroepsmatige rechtsbijstand procedeerde en dat hij de gelegenheid moest krijgen om juridisch advies in te winnen voor de behandeling van het beroep.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat op het beroep van verzoeker is beslist en dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3029
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder,
(gemachtigde: mr. B.E. Zevenhuizen).

Procesverloop

In het besluit van 11 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoeker een last onder dwangsom opgelegd. Deze houdt in dat verzoeker binnen twaalf weken na verzenddatum van dit besluit een container [1] die is geplaatst bij verzoekers woonark aan de [adres] in Amsterdam, moet verwijderen en verwijderd dient te houden Als verzoeker niet aan de last voldoet, verbeurt hij (éénmalig) een dwangsom van € 5.000,-.
In het besluit van 25 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door verzoeker daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld [2] . Verder heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend die ertoe strekt dat de opgelegde last onder dwangsom wordt geschorst totdat uitspraak is gedaan op het beroep.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 27 juli 2022. Verzoeker was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [persoon] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat op het beroep van verzoeker is beslist;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het griffierecht van € 184,- moet vergoeden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoeker is eigenaar van de woonark aan de [adres] in Amsterdam. De container waar het nu om gaat, staat er sinds 1989. Aanvankelijk met een tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 17 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). Sinds mei 1994 staat de container er zonder vergunning of vrijstelling.
3. Omdat verzoeker procedeert zonder beroepsmatige rechtsbijstand en hij op de zitting heeft toegelicht dat hij zich niet heeft voorbereid op een mogelijke afdoening van het beroep met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht, doet de voorzieningenrechter alleen uitspraak op het verzoek. Verzoeker heeft zo nog de gelegenheid nader juridisch advies in te winnen voor de behandeling van het beroep in zijn zaak.
4. Bij de beoordeling in deze zaak heeft de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker bij schorsing van het bestreden besluit, afgewogen tegen het belang van verweerder bij handhaving daarvan. Bij die afweging weegt het belang van verzoeker zwaarder dan het belang van verweerder. Doorslaggevend daarbij is dat de container er al meer dan 30 jaar staat en dat verweerder sinds mei 1994, het tijdstip waarop de vrijstelling op grond van de Wro verliep, niet handhavend heeft opgetreden en de container al die jaren heeft gedoogd. Verder zijn er geen belangen van derden in het geding, behalve de door verweerder gestelde belangen van wandelaars en passagiers op de pont. De voorzieningenrechter ziet dan ook niet in waarom verweerder de behandeling van het beroep van verzoeker niet kan afwachten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier, op 27 juli 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzondn aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Nader aangeduid als de meest oostelijke van de twee containers op de foto in de bijlage behorend bij het besluit.
2.Zaaknummer [nummer]