ECLI:NL:RBAMS:2022:4555

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3381
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestuurlijke boete wegens ontbreken Nederlandse zorgverzekering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Zwitserse studente in Amsterdam, had een bestuurlijke boete van € 437,25 opgelegd gekregen door het Centraal Administratiekantoor (CAK) omdat zij geen Nederlandse zorgverzekering had. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de boete niet geïnd zou worden totdat er op het bezwaar was beslist. Tijdens de zitting op 27 juli 2022 werd duidelijk dat verzoekster haar studentenverzekering bij AON had verlengd, maar dat deze verzekering niet als een Nederlandse zorgverzekering werd erkend volgens de Zorgverzekeringswet. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit geschorst moest worden tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd bepaald dat het CAK het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster moest vergoeden en dat het CAK in de proceskosten van verzoekster werd veroordeeld tot een bedrag van € 1.518,-. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3381

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

( [gemachtigde] ),
en

het Centraal Administratiekantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Procesverloop

Met het besluit van 13 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoekster een bestuurlijke boete opgelegd omdat zij geen Nederlandse zorgverzekering heeft.
Verzoekster heeft op 11 juli 2022 tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de opgelegde boete niet wordt ingevorderd en geen tweede boete wordt opgelegd tot op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 27 juli 2022. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten en omstandigheden
2. Verzoekster heeft de Zwitserse nationaliteit en studeert in Amsterdam. Zij heeft een studentenverzekering afgesloten bij AON op aanraden van haar school. Deze verzekering is op 28 februari 2022 verlopen. Verzoekster heeft op 4 maart 2022 een brief ontvangen van verweerder dat zij geen Nederlandse zorgverzekering heeft en dat zij binnen drie maanden een Nederlandse zorgverzekering moet afsluiten of een onderzoek moet aanvragen of zij verzekerd moet zijn.
3. Met het besluit van 13 juni 2022 heeft verweerder aan verzoekster een boete opgelegd van € 437,25 omdat zij geen Nederlandse zorgverzekering heeft. Zij heeft niet binnen drie maanden een Nederlandse zorgverzekering afgesloten of een onderzoek aangevraagd of zij verzekerd moet zijn.
4. Op 14 juli 2022 heeft verweerder aan verzoekster laten weten dat hij naar aanleiding van haar bezwaar aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft gevraagd om onderzoek te doen of verzoekster verzekerd moet zijn. In die brief heeft verweerder ook aan verzoekster laten weten dat de invordering van de boete gedurende het onderzoek van de SVB wordt geschorst.
Standpunt van verzoekster
5. Verzoekster is het niet eens met het bestreden besluit. Zij geeft aan dat zij wel in actie is gekomen en haar studentenverzekering bij AON met terugwerkende kracht heeft verlengd vanaf 28 februari 2022. In de brief van 4 maart 2022 is aangegeven dat een overzicht van zorgverzekeraars op de website www.hetcak.nl/lijst staat. AON is volgens die website een erkende Nederlandse verzekeraar. Verzoekster geeft verder aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Daarnaast draait verweerder de bewijslast om en heeft verweerder verzuimd in het bestreden besluit op te nemen welk voorschrift is overschreden.
Oordeel van de voorzieningenrechter
6. Verweerder heeft in het verweerschrift vermeld dat de studentenverzekering die verzoekster heeft afgesloten, géén Nederlandse zorgverzekering is in de zin van de Zorgverzekeringswet. Op de zitting heeft verweerder meegedeeld dat hij zich niet verzet tegen een voorlopige voorziening die inhoudt dat de invordering van de boete wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. Daarnaast heeft verzoekster zes weken de tijd na het onderzoek van de SVB om een Nederlandse zorgverzekering af te sluiten wanneer uit het onderzoek blijkt dat zij verzekeringsplichtig is.
7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.