ECLI:NL:RBAMS:2022:4546

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
13/068800-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen terwijl verdachte wist dat zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde

Op 3 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van een vrouw, terwijl hij wist dat zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. De zaak kwam ter terechtzitting op 20 juli 2022, waar de officier van justitie, mr. R. Leuven, de vordering indiende. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.J. Nierop, heeft de beschuldigingen ontkend. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. A.P.M. Janssen, heeft ook haar standpunt naar voren gebracht.

De tenlastelegging betrof een periode van 5 tot en met 6 september 2020 in Katwoude, waar de verdachte en de aangeefster samen alcohol en drugs gebruikten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster over de gebeurtenissen die nacht uiteenlopen. De aangeefster verklaarde dat zij zich niet goed voelde en op bed ging liggen, waarna de verdachte haar zou hebben gepenetreerd terwijl zij sliep. De verdachte ontkende echter dat de aangeefster buiten bewustzijn was en stelde dat zij het initiatief nam.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van bewusteloosheid verkeerde. Er was geen duidelijkheid over de hoeveelheid alcohol en drugs die zij had gebruikt, en er waren geen andere bewijsmiddelen die haar verklaring ondersteunden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/068800-21
Datum uitspraak: 3 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, en de benadeelde partij [benadeelde partij] en haar raadsvrouw, mr. A.P.M. Janssen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van [benadeelde partij] , van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, in de periode van 5 september 2020 tot en met 6 september 2020 te Katwoude, gemeente Waterland.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat bewezen kan worden dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij aangeefster terwijl hij wist dat zij sliep. Dit volgt uit de verklaring van aangeefster, wiens verklaring consistent en gedetailleerd is, en die in voldoende mate wordt ondersteund door de inhoud van het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken. Er is niet voldaan aan het wettelijke bewijsminimum, omdat er geen steunbewijs is voor het onderdeel dat ziet op het verminderde bewustzijn. Daarnaast kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte in strijd met de waarheid heeft verklaard. Zijn verklaring is consistent en gedetailleerd en het dossier bevat geen bewijs dat zijn verklaring weerspreekt. Er is geen reden om aan de verklaring van verdachte minder waarde te hechten dan aan de verklaring van aangeefster. Het feit dat aangeefster tegen verschillende personen in tranen heeft verklaard over het feit maakt niet dat haar verklaring betrouwbaar is. Er kunnen namelijk andere redenen zijn voor de tranen, zoals mogelijk spijt van de seks met verdachte. Daarnaast maken de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] de verklaring van aangeefster minder aannemelijk, aangezien zij verklaren dat zij aangeefster kennen als een persoon die goed tegen drank en drugs kan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit en overweegt daartoe als volgt.
De lezingen van verdachte en aangeefster over wat er die nacht is gebeurd lopen uiteen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij en verdachte in een hotel samen alcohol hebben gedronken, dat zij joints heeft gerookt en dat ze samen lachgas hebben gebruikt. Aangeefster merkte dat ze zich niet zo goed voelde en ging op het bed liggen. Verdachte werd hierdoor geïrriteerd en boos en schreeuwde dat ze wakker moest blijven. Uiteindelijk is hij naast haar gaan liggen en toen is aangeefster naar eigen zeggen
knock outgegaan. Op enig moment werd ze wakker en voelde zij dat ze door verdachte werd gepenetreerd. Ze had alleen nog een t-shirt aan. Ze is toen uit het bed gesprongen en heeft verdachte naar eigen zeggen behoorlijk uitgescholden. Ze heeft haar spullen verzameld, heeft de hotelkamer verlaten en heeft zich enige tijd in het toilet van de lobby van het hotel verstopt, waarna ze met een taxi is weggegaan.
Verdachte bekent kort gezegd seks te hebben gehad met aangeefster, maar ontkent dat zij hierbij buiten bewustzijn was. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster het initiatief nam door zijn geslachtsdeel te strelen en hem oraal te bevredigen, waarna ze seks hebben gehad en verdachte is klaargekomen in de vagina van aangeefster. Hierna is verdachte in slaap gevallen, waarna hij plotseling wakker schrok omdat aangeefster tegen hem aan het schreeuwen was.
Vast staat dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij aangeefster en in haar vagina is klaargekomen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is: of wettig en overtuigend is bewezen dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht. De rechtbank dient daarnaast de vraag te beantwoorden of verdachte wist dat aangeefster in een dergelijke toestand verkeerde.
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld hoeveel aangeefster had gedronken en of zij, en in welke hoeveelheden, andere middelen had gebruikt. Hier is ook geen nader onderzoek naar gedaan, niet naar de goederen in de hotelkamer en niet bij aangeefster zelf. Daarmee kan ook niet worden beoordeeld welk effect het gebruik van de verdovende middelen op haar heeft gehad of dat sprake is geweest van een ander middel dan waarvan aangeefster zelf zegt dat zij dit heeft gebruikt. Het dossier bevat ook geen andere mogelijke bewijsmiddelen die de verklaring van aangeefster dat zij tijdens de seksuele handelingen in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde ondersteunen. De rechtbank acht de verklaringen van getuigen die aangeefster nadien hebben gezien of gesproken en zeggen dat zij terneergeslagen of overstuur was, onvoldoende om vast te stellen dat zij tijdens de seks in een staat van onmacht verkeerde en dat verdachte dit wist.
Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en
spreektverdachte daarvan
vrij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 augustus 2022.
[(...)]