ECLI:NL:RBAMS:2022:4530

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
13.203568.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling aspirant politieagent en voormalig medewerker KMAR voor de voorbereiding van invoer van cocaïne in Nederland met eendaadse samenloop met valsheid in geschrift

Op 2 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die beschuldigd werd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in Nederland en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij een criminele organisatie die zich richtte op de invoer van verdovende middelen. De verdachte was tot april 2021 werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee en daarna als aspirant bij de Nationale Politie. Het onderzoek naar de verdachte begon na meldingen van de TCI over zijn betrokkenheid bij drugshandel. Tijdens het onderzoek zijn er verschillende opsporingsmethoden toegepast, waaronder afluisteren van gesprekken en het tappen van telefoons. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een valse garantstelling heeft opgemaakt en dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, maar heeft dit zonder rechtsgevolgen gelaten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie heeft meegewogen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen bevolen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.203568.21
Datum uitspraak: 2 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. Smilde, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – beschuldigd van:
Het samen met anderen plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot cocaïne in de periode van 1 juli 2021 tot en met 11 april 2022 te Amsterdam;
Het valselijk opmaken of vervalsen van een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking in de periode van 4 maart 2022 tot en met 28 maart 2022 te Amsterdam.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Inleiding

Door de TCI is melding gemaakt van informatie over handel in verdovende middelen door verdachte, [verdachte] (hierna: [verdachte] ). [verdachte] was tot 24 april 2021 werkzaam bij de Koninklijke Marchausse en nadien als aspirant bij de Nationale Politie. De Rijksrecherche heeft naar aanleiding van de TCI-meldingen op 1 juli 2021 een onderzoek naar [verdachte] gestart. Gaandeweg is het onderzoek uitgebreid naar verdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Binnen het onderzoek zijn gesprekken die [verdachte] voerde vanuit zijn auto afgeluisterd (OVC), is zijn telefoon getapt, is een baken onder zijn auto geplaatst en zijn [verdachte] en zijn medeverdachten op verschillende momenten geobserveerd. Op 11 april 2022 zijn [verdachte] en [medeverdachte] aangehouden. Op de verblijfplaats van [medeverdachte] is in een bruine aktetas een bewijs van garantstelling/particuliere logiesverstrekking aangetroffen. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet en of hij het bewijs van garantstelling valselijk heeft opgemaakt.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst een beroep gedaan op een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering nu in het dossier een machtiging van de rechter-commissaris voor het opnemen van telecommunicatie en het verstrekken van verkeersgegevens op twee IMEI-nummers, door de politie toegeschreven aan [verdachte] , ontbreekt. Dit betrof de periode 13 tot en met 25 september 2021, in welke periode wel telecommunicatie is opgenomen en verkeersgegevens zijn verstrekt. Verdachte is daardoor in zijn privacy geschaad, reden waarom het bewijs uit deze opsporingsmiddelen in genoemde periode dient te worden uitgesloten van het bewijs en er, zo er al sprake zou zijn van een bewezenverklaring, compensatie in de strafmaat moet plaatsvinden, aldus de raadsman
Voorts vindt de raadsman dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken. Er is niets aangetroffen dat op een concreet drugstransport duidt. De vraag is of überhaupt sprake is van voorbereiding en een transport naar Nederland. Onduidelijk is om welke stoffen het gaat, om welke vertrek- en aankomstplek, welke hoeveelheden, transportmiddelen en er is niets over financiering aangetroffen. Ook zijn er geen uithalers gecontacteerd. Er is niets anders aangetroffen dan geklets. Wat de medeverdachte precies in Nederland komt doen blijft duister. Het dossier is te vaag om iets anders dan verdenking op te baseren. Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Onduidelijk is welke rol verdachte zou spelen. Dat verdachte het document heeft vervalst is niet buiten twijfel vast te stellen. Hij heeft het document verzonden, maar dat is niet tenlastegelegd. Er is niets aangetroffen dat duidt op actieve vervalsing. Dat verdachte het stempel heeft besteld, de bestelling op zijn naam is gedaan, de aflevering op zijn adres was en dat zijn telefoonnummer bij de bestelling is doorgegeven, duidt eerder op medeplichtigheidshandelingen. De vraag is ook waar het geschrift nou precies bewijs van levert. Het is totaal onbruikbaar.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Constatering van een vormverzuim zonder rechtsgevolgen.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, nu verdachte in de periode 13 tot en met 25 september 2021 is getapt zonder machtiging van de rechter-commissaris. Echter, aangezien het een beperkte periode betreft en de rechter-commissaris achteraf heeft aangegeven dat zij de machtiging zonder meer zou hebben afgegeven indien deze voor die twee weken was aangevraagd, volstaat de rechtbank met de constatering van het vormverzuim zonder hieraan rechtsgevolgen te verbinden.
4.3.2.
Veroordeling voor valsheid in geschrift en voorbereidingshandelingen.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. [1]
Het valse bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking
Op 11 april 2022 is bij een doorzoeking in een loods die was ingericht als woning aan de [adres 2] een bruine aktetas aangetroffen met daarin een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking. [2] De bruine aktetas zou toebehoren aan [medeverdachte] . Op het document staat dat de ondertekenaar tekent voor het verstrekken van logies voor de reiziger [medeverdachte] met als reden een uitnodiging voor een businessmeeting door Ahold Delhaize te [plaats 2] .
Ook staat op het document dat de ondertekenaar tekent voor de garantstelling voor reiziger [medeverdachte] . Het document is ondertekend met de letters ‘ [initialen 1] ’. Deze handtekening komt overeen met de initialen van [verdachte] en vertoont grote overeenkomsten vergeleken met de handtekeningen op de uitwerkingen van de verklaringen en op het rijbewijs van [verdachte] .
Op het formulier staat als locatie van ‘legalisatie gemeente’ Amsterdam-Oost aangegeven met een handtekening van [naam 1] , namens de Burgemeester van Amsterdam. Dit gedeelte is voorzien van een paraaf met de letters ‘ [initialen 2] ’, de naam [naam 1] en van een stempel van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Oost. Uit navraag is gebleken dat binnen de gemeente Amsterdam geen persoon werkzaam is met de naam [naam 1] . [3] Op 4 maart 2022 is door [verdachte] een identieke stempel besteld bij Stempelfabriek [naam 2] zoals die te zien is op het document van garantstelling. [4] Deze stempel met groene kleur is op 11 april 2022 aangetroffen in de woning van [verdachte] , evenals een stempelkussen voorzien van groene inkt die overeenkomt met de kleur van de stempel. [5] Op het stempelkussen zijn indrukken zichtbaar die qua vorm en afmeting overeenkomen met de gebruikte en aangetroffen stempel. Bij [medeverdachte] is geen enkel document aangetroffen waaruit zou blijken dat hij zou zijn uitgenodigd door Ahold Delhaize.
In een OVC-gesprek van 24 maart 2022 zegt [verdachte] dat hij iets moest printen, ‘effe een formuliertje moest maken’ en noemt hij gemeente Amsterdam Oost en briefpapier naar een adres in [plaats 1] . Hij zegt dat hij even snel bij een DHL servicepunt moet zijn. Op 26 maart 2022 zegt [verdachte] in een OVC-gesprek: “I make this myself! I’m big fraudeur. Een fraudeur, you know. Listen [naam 3] . I’m really good in fraude. I’m really good in making papers en stamps (klinkt als).”
Vervolgens gaat het gesprek verder in het Nederlands en zegt [verdachte] dat hij geld moet sturen, waarna hij ‘ [medeverdachte] ’ noemt, ‘ Costa Rica ’, ‘ [plaats 1] ’ en ‘elfhonderd euro’. [6] Op 11 april 2022 werd bij de aanhouding van [verdachte] een iPhone 6s in beslag genomen met de chatapplicatie Signal. Uit inbeslagneming en onderzoek is gebleken dat de telefoon met het nummer [telefoonnummer] in gebruik is bij verdachte [verdachte] . [7] Op 26 maart 2022 zegt [naam 4]
(die de rechtbank in het navolgende aanmerkt als [medeverdachte] )tegen [initialen 3] :“I need you made the gemeente papieren.” en stuurt hij zijn volledige NAW-gegevens en paspoortnummer. Op 1 april 2022 stuurt de gebruiker van de iPhone 6s
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] )een afbeelding van een track & trace van DHL naar [naam 4] . De ontvangst hiervan wordt op 4 april 2022 door [naam 4] bevestigd. [8]
De identificatie van [medeverdachte] als ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam 4] ’ en ‘de broer van [naam 5] ’
In meerdere afgeluisterde telefoon/OVC-gesprekken spreekt [verdachte] tegen een persoon die door hem wordt aangesproken met ‘ [naam 3] ’. [9] [verdachte] spreekt in afgeluisterde gesprekken ook over ‘de broer van [naam 5] ’. In het OVC gesprek TA004 sessie 3110120508 d.d. 31-10-2021 te 13:05:00 uur zegt [verdachte] bijvoorbeeld dat de broer van [naam 5] over twee weken weer komt. In TA004 sessie [telefoonnummer] d.d. 06-12-2021 te 16:35:00 uur zegt [verdachte] tegen [naam 5] dat hij nog een telefoonnummer van diens broer heeft gehad en dat in Costa Rica alle telefoonnummers op naam zijn gebonden. Er wordt gesproken over de komst van de broer van [naam 5] naar Nederland die vanwege problemen met zijn paspoort niet kon doorgaan.
Uit een aantal onderzoeksbevindingen is de identiteit van een persoon met als voornaam ‘ [naam 3] ’ naar voren gekomen, te weten: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te Guatemala Woonachtig in [plaats 1] , Costa Rica . In de fouillering van [medeverdachte] is op 11 april 2022 een Samsung J7 aangetroffen. [10] In dit toestel is een WhatsApp account aangetroffen van de ‘owner’ van het toestel, die gebruikmaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van [naam 6] . Dit telefoonnummer wordt via het ‘Bewijs van Garantstelling’ en geboekte vluchtgegevens gekoppeld aan [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te Guatemala . De gebruiker van [telefoonnummer] heeft contact met een persoon genaamd ‘ [vrouwennaam] ’, die gebruikmaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer wordt op basis van een CIOT bevraging en een registratie in BV-IB gekoppeld aan [moeder naam 5] . [moeder naam 5] is de moeder van [naam 5] . Uit onderzoek naar de bij [verdachte] inbeslaggenomen iPhone 6s volgt dat [verdachte] heeft gechat met ene [naam 4] . [11] Op 22 september 2021 stuurt [naam 4] via die chat zijn volledige naam ( [medeverdachte] ). Op 2 en 3 oktober 2021 vraagt [naam 4] aan [verdachte] om ‘zijn’ zoon contant geld te geven, totaal 1.000, en vraagt [verdachte] om hem 1.150 te geven, zijn nummer is [telefoonnummer] . Blijkens navraag bij het CIOT is het nummer (0) [telefoonnummer] afgegeven aan [zoon medeverdachte] . [zoon medeverdachte] is de zoon van [medeverdachte] . Op 5 oktober 2022 wordt weer gechat over het verlopen van het paspoort over vijf maanden. Op 9 maart 2022 wordt er gechat over formulieren van de Nederlandse Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) en stuurt [verdachte] een websiteadres naar [naam 4] dat direct leidt naar een formulier ‘Bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking’. Op 7 april 2022 wordt gechat over hoe de reis was. Uit opgevraagde vluchtgegevens blijkt [medeverdachte] op 7 april 2022 vanuit Costa Rica , via Frankrijk naar Amsterdam is gevlogen. [12]
Tussenconclusie:
De rechtbank stelt vast dat de gespreksonderwerpen in de telefonische gesprekken met [naam 3] en de chatgesprekken met [naam 4] hetzelfde zijn. In beide gevallen wordt in de context van ‘broer van [naam 5] ’ gesproken. Er is vanuit [naam 4] een concrete en specifieke link met de moeder van [naam 5] en ook met de zoon van [medeverdachte] . De reis van Costa Rica naar Nederland uit de gesprekken komt overeen met de vluchtgegevens van [medeverdachte] . Het IND-formulier is in de aktetas van [medeverdachte] aangetroffen en [naam 4] heeft de volledige naam van [medeverdachte] verstuurd als zijn naam alsmede de paspoort- en adresgegevens van [medeverdachte] . Tot slot komen de namen, de woonplaats en het land van herkomst van [medeverdachte] overeen met de namen die [verdachte] noemt in het gesprek waarin hij zichzelf een fraudeur noemt. De rechtbank concludeert dat ‘de broer van [naam 5] ’ dezelfde persoon is als degene die door [verdachte] wordt aangesproken met ‘ [naam 3] ’ en dat deze persoon [medeverdachte] is.
De rechtbank stelt ook vast dat [verdachte] een valse stempel heeft gekocht en een afdruk daarvan op het bewijs van garantstelling/particuliere logiesverstrekking heeft geplaatst. [verdachte] zegt bovendien over zichzelf dat hij heel goed is in het maken van valse papieren en stempels. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat hij ook de valse handtekening geplaatst heeft. Hoewel direct bewijs dat [verdachte] het stuk valselijk heeft opgemaakt ontbreekt en het in theorie mogelijk is dat een derde dit heeft gedaan, ziet de rechtbank daar in het dossier geen enkele aanwijzing voor. [verdachte] beroept zich bovendien op zijn zwijgrecht, wat overigens zijn goed recht is, terwijl de bewijsmiddelen die erop duiden dat hij het document valselijk heeft opgemaakt schreeuwen om een uitleg. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] het document voorhanden heeft gehad. De chats over het regelen van de gemeentepapieren, waarin [verdachte] over fraude spreekt en [medeverdachte] zijn gegevens stuurt, tonen de wetenschap van beide verdachten van de valsheid aan.
De OVC-gesprekken
[verdachte] spreekt in een gesprek van 8 november 2021 onder andere over shooting the product, vis, garnalen, het hebben van een systeem, een locatie, wassen, het product op de deklading en een beetje betalen voor de politie. [13] In het OVC-gesprek van 4 december 2021 laat [verdachte] weten dat hij 1000 heeft gestuurd en 1000 terug wil en dat het paspoort het probleem is van degene met wie hij spreekt. [14] Op 7 december 2021 volgt een gesprek waarin [verdachte] in het Engels aan zijn gesprekspartner [naam 3] vraagt of hij op dit moment een drugsdeal heeft. Ook heeft hij het over problemen met de Turken en Turkse vrienden en over het zoeken van andere mensen en over een ‘sugar guy’. [15] Op dezelfde dag spreekt [verdachte] met [naam 5] . Zij spreken over het versturen met de post, over mensen bij de douane die kunnen zien of het wel of niet gepakt is en over het proberen het effe ergens in te verwerken. [verdachte] zegt: “Al komt er één kilootje aan […], dat zijn 28 ruggen he.” en hij geeft aan dat een paar honderd gram iedere week ook goed is en dat ‘hij’ het gewoon moet sturen. [verdachte] spreekt er over dat er geen 100% controle is en dat dus niet zoals uit Suriname elk pakket wordt gecontroleerd, het moet gewoon ergens goed in verwerkt zijn en dan kan je het weer eruit halen, dat is het enige, effe kijken hoe dat moet. [16] [verdachte] praat op 1 januari 2022 met [naam 3] over uithalers, suiker betalen, delen voor zichzelf nemen, percentages en vishandel [naam 7] . [17] Hij praat op 4 februari 2022 met [naam 3] over garnalen, over ‘we can do it by air’ en een expediteur. [18] Op 7 februari 2021 spreekt [verdachte] met [naam 8] , wederom over goede uithalers, de mogelijkheid van de lucht die eigenlijk beter is, want dat gaat sneller, douane, geen borg, ‘dat is goud’, over een paar ‘millies’ pakken in een paar weken. Het gaat ook over een visverhaal over water, meerdere dingen aangeboden krijgen, levensmiddelen bestellen en een ‘systeem’. [naam 8] zegt tegen [verdachte] om te proberen die man over te halen voor de lucht. [verdachte] zegt dat al besproken te hebben en geeft aan dat de lucht kan, maar dat ‘hij’ zegt: “We moeten de grote klapper op het water slaan.” Iedereen zal eten, iedereen gaat en miljoentje mee met hem. Die grote klapper moet je toch voorbereiden. Het gaat zes maanden duren, het is een lange termijn project, aldus [verdachte] en [naam 8] . [19] Een dag later spreekt [verdachte] met een onbekende man over een Belgische luchtvaartmaatschappij die vis kan bestellen, die niet schoon hoeft te zijn, omdat ze Douane hebben die ergens
(niet te verstaan)voor zorgt. [verdachte] zegt dat hij de Douane heeft, dat ze een systeem hebben, een uithaler hebben, een plane en een bedrijf. Vervolgens zegt hij: “Listen [naam 3] […] Let’s start sending some shit through the air, because through the air, then the fish, we will take of here.” [verdachte] heeft het over dat hij geld wil en nodig heeft en spreekt over een miljoen. [20] Op dezelfde dag in een ander gesprek praat [verdachte] over cocaïne en coke en zegt hij: “Send five kilo’s. First time. See if it works” en: “Yeah bam. Little pieces. Now you send fifty (klinkt als). No you sold fifty (klinkt als). As the one (klinkt als). The one that is here. Ja? You can pick it up here. […] I want ten thousand, ntv. I sell it here, ja? I sell it here.” Ook zegt [verdachte] weer: “I have Douane” en “We start, and then we start with five kilo. First, I don’t care. We start five, ten. When we start ten, ja? Then it’s ten here, I pay the guys two maybe. Ja? And the other eight. Ja? Twohundredfourtythousand Euro ntv.” Er wordt gesproken over kilo’s, geld maken en blokken verkopen. Het is volgens [verdachte] belangrijk dat zij starten te verzenden en geld beginnen te maken. [21] Op 5 maart 2022 zegt [verdachte] : “There is so much cocaine coming, ja? The price is ntv, there is coming a lot, but your people don’t send to here.. so I think your people are...bullshit.” [22]
Op 11 maart 2022 wordt er voor het eerst over cassaves gesproken. [23] Vervolgens ook op 15 maart 2022, cassaves gaan via de lucht, aldus [verdachte] . [24] Op 21 maart 2022 zegt [verdachte] : “Het is geregeld. De bedrijven (klinkt als) komen hiernaartoe. Ntv. Dat heb ik allemaal betaald. Ik heb ticket geregeld. Ik heb de tickets, onderdak hiero, ntv, dat is geregeld.” Hij heeft het over een meneer van de organisatie die hier naartoe komt en dat zijn gesprekspartners dan met de auto naar [plaatsnaam] gaan en dat hij een oogje in het zeil houdt. [verdachte] denkt dat de man 6 april komt en een tussenstop moet maken in Frankrijk of Spanje en dan door vliegt naar hier, Nederland. [verdachte] zegt dat hij alles uit zijn zak betaalt en het gesprek gaat weer over cassaves. Cassaves zijn goedkoop, snel, pampampampam, vis heeft tijd nodig, dat is een heel erg lang proces. [verdachte] heeft het over Visbedrijf [naam 9] in [plaatsnaam] , vraagt of zijn gesprekspartner mensen heeft die meedoen zonder borggrapjes en geeft aan dat de Marokkanen niks hebben en gewoon een percentage krijgen. [25] Op 22 maart 2022 zegt [verdachte] dat hij heel goed nieuws heeft, [naam 3] is coming, en dat ze op 8 april willen afspreken met de Turken en de week erna naar [plaatsnaam] . [26] Twee dagen later heeft [verdachte] het over cocaïne en zegt hij: “We doen er toch spullen in? We doen er toch dope in? Ja? Honderd kilo. Of tweehonderd ntv, honderdtien, ja? Oké, dat is toch drie ton. Dat vertrouw ik aan jou toe, toch? Aan jouw bedrijf ntv. Heh investeringskosten? Ntv bedrijf toch al betaald? Heb ik toch al betaald? ntv vertrouwen ntv hebben jullie ook voor betaald.” [27]
Berichten uit de iPhone 6s van [verdachte]
Op de iPhone 6s van [verdachte] zijn meerdere berichten tussen [initialen 3] en [naam 4] gevonden over een systeem en deklading. [28] De rechtbank heeft hierboven al vastgesteld dat [verdachte] [initialen 3] is en geconcludeerd dat [naam 4] medeverdachte [medeverdachte] is. Voor de leesbaarheid worden hierna de namen [medeverdachte] en [verdachte] gebruikt waar in het dossier ‘ [initialen 3] ’ en ‘ [naam 4] ’ staat.
Op 24 augustus 2021 vraagt [medeverdachte] aan [verdachte] in een Signal bericht of hij zeker is of de firma klaar is voor werk, waarop [verdachte] antwoordt dat hij gisteren gesproken heeft en ‘ze’ gaan vertellen ‘wat’ en ‘van waar ze kunnen’ en ‘hoeveel ze doen’ en dat ‘ze’ een systeem willen. In verschillende gesprekken wordt gesproken over ‘bak’, waarmee volgens de politie waarschijnlijk een container wordt bedoeld. Op 16 oktober 2021 ontvangt [verdachte] een bericht van [medeverdachte] dat hij hem de bedrijven voor vis en garnalen moet geven, zodat hij kan starten met de mail. [verdachte] schrijft: “nog niet, ze wachten dat je hier komt. Sturen met Signal te veel risico.” [medeverdachte] vraagt of suiker klaar is, of ‘zij’ kunnen mailen. [verdachte] antwoordt weer dat ‘zij’ wachten to [medeverdachte] hier is en dat hij heeft gezegd dat [medeverdachte] persoonlijk naar de ze toekomt. [verdachte] schrijft dat voor de suiker een systeem is, dus hij heeft ook geld nodig om dingen te regelen. [medeverdachte] schrijft dat zij eerst moeten mailen en contracten, zonder papierwerk kunnen ze niet bewegen. [medeverdachte] zegt dat ze moeten starten met mailen, de bedrijven kunnen nu starten, misschien hebben de bedrijven vier maanden nodig voor de eerste vracht.
Vanaf 3 februari 2022 heeft [verdachte] een groepsapp op Signal met drie andere personen. Er worden verschillende manieren van transport besproken. Er wordt gesproken over een vierkant symbool
(volgens de politie vermoedelijk doelende op een container)en bak, inbouw, zetten, uithaal, scan, het betalen van een bedrijf om mee te doen, een systeem van bv naar bv en de douane ‘daar’ wordt ook betaald. Er wordt gesproken over wassen en herpersen van poeder tot steen ‘hier’. [verdachte] schrijft dat ‘ze’ die garnalen met die ‘c’ precies namaken. Volgens de politie wordt met ‘c’ vermoedelijk cocaïne bedoeld. Op 5 en 6 februari 2022 geeft [verdachte] aan dat de lucht ook kan, maar de echte klapper willen ze op boot. Het viertal uit de groepsapp wil afspreken en ze maken een afspraak voor maandagavond 7 februari 2022 bij [bedrijf 1] . Deze afspraak vindt vervolgens daadwerkelijk plaats. [29] Op 14 februari 2022 geeft [verdachte] in de groepsapp aan dat het via de lucht van Brazilië of Ecuador wordt. Als een van de chatdeelnemers aangeeft dat Brazilië beter is en vraagt waar het naartoe moet antwoordt [verdachte] dat die van Ecuador naar ‘hier’ moet, maar die moet via water. Het gaat over ‘met uithaal’ en de steden [stad 1] en [stad 2] worden genoemd. [verdachte] geeft aan: “Die lucht hebben ze al een bv ze zoeken nu alleen ff politie daar.” Als wordt gezegd dat Brazilië van lucht beter is zegt [verdachte] : “Ze gaan kijken of Brazilië of Ecuador, waar ze douane kunnen krijgen.” Op dezelfde dag ontvangt [verdachte] een foto waarop te zien is dat iemand met een blauwe plastic handschoen een met bruine tape ingetapete blok met daarop een etiket met ‘ [tekst] !’ en een afbeelding van een [object] vasthoudt. De foto doet vermoeden dat het hier gaat om een blok verdovende middelen, aldus de politie. Na ontvangen van de foto vraagt [verdachte] wat de prijs is en hoeveel er is. Na het antwoord: “8 kilo, le (of 1e) kritshi, 2 en half” geeft [verdachte] aan dat hij misschien wel iemand heeft. Later in februari en maart 2022 spreken [verdachte] en [medeverdachte] over suiker, strepen en over vis en over een bedrijf dat al bestelt vanaf Ecuador. [medeverdachte] zegt naar Nederland te moeten komen en ook naar [plaatsnaam] . Op 9 en 10 maart 2022 hebben [verdachte] en [medeverdachte] contact over [medeverdachte] ’s reis naar Nederland, wat hierboven al is weergeven. Op 12 maart 2022 stuurt [medeverdachte] berichten dat [verdachte] in Nederland dringend een bedrijf moet proberen te vinden voor bevroren cassave uit Costa Rica , waarop [verdachte] antwoordt met: “Oké.” Op 21 maart 2022 zegt [medeverdachte] dat [verdachte] een Lebara nummer moet halen en dat naar hem moet sturen. [verdachte] laat omstreeks 18:28 uur weten dat hij het geregeld heeft. In de dagen erna wordt over de DHL-zending en het sturen van 1.100,- euro gesproken. Op 30 maart 2022 schrijft [medeverdachte] aan [verdachte] dat zij dringend twee containers bevroren cassave moeten versturen, dat [verdachte] met zijn mensen moet praten en vraagt hij [verdachte] een verzekering voor hem te regelen. Op 1 april 2022 stuurt [medeverdachte] foto’s van garnalen en cassave naar [verdachte] . [30]
Overige bevindingen
Onder [medeverdachte] is op 11 april 2022 een Samsung A03 Core in beslag genomen. [31] Deze Samsung A03 is op 21 maart 2022 geïnstalleerd, toen [medeverdachte] nog niet in Nederland was. Op diezelfde datum zegt [verdachte] in een OVC-gesprek over een goedkope telefoon dat deze al is geïnstalleerd. [32] Uit een pintransactie blijkt dat op 21 maart 2022 om 17:51 uur bij [winkel] €150,- is betaald van de rekening van [verdachte] . De eigenaar van [winkel] heeft verklaard dat deze pintransactie de verkoop van een Samsung A03 betreft. Camerabeelden wijzen uit dat [verdachte] tussen 17:29 uur en 17:51 uur in belwinkel [winkel] is geweest, om 17:50 uur pinde en om 17:51 uur de winkel verliet met telefoon, simkaart en beltegoedcode. Later bevestigt [verdachte] deze aankoop in een afgeluisterd gesprek. Een Samsung A03 hoesje is bij [verdachte] op de salontafel in de woonkamer aangetroffen. De Lebara simkaart is geactiveerd op 21 maart 2022 om 18:21 uur, kort nadat de auto van [verdachte] om 18:03 tot stilstand kwam. 40 minuten na de aankoop en 7 minuten na installatie van de telefoon bericht [verdachte] aan [medeverdachte] : “I fixed it.” Op 22 maart 2022 wordt het nummer gestuurd naar [medeverdachte] . Op 10 april 2022 zijn op de Samsung A03 berichten gekomen van een telefoonnummer dat de politie heeft herleid naar ene [naam 10] . Deze [naam 10] zou volgens TCI-informatie met zijn broer zaken regelen voor cocaïnehandel in Nederland en meerdere goedlopende cocaïnelijnen hebben.
[verdachte] heeft op 26 maart 2022 een bedrag van € 1.056,- verstuurd naar [medeverdachte] via Western Union. [33] Op dezelfde dag zegt [verdachte] in een afgeluisterd gesprek: “I send you the money, and I send you here.” [34] Ook op 1 april 2022 stuurde [verdachte] geld naar [medeverdachte] , te weten € 326,-. [35] Op 10 april 2022 zijn [verdachte] en [medeverdachte] naar de [bedrijf 2] geweest. De politie heeft [verdachte] herkend op camerabeelden van de [bedrijf 2] . Op deze camerabeelden is te zien dat [verdachte] en [medeverdachte] langs vriesvakken lopen en naar producten wijzen. [36] Ook zijn zij op dezelfde dag naar [bedrijf 3] geweest. Op camerabeelden is te zien dat zij bij een vriesvak stonden waar cassave ligt. Sinds 11 maart 2022 wordt door [verdachte] in tenminste achttien afgeluisterde gesprekken gesproken over cassaves. [37] Een medewerker van de [bedrijf 2] heeft verklaard dat de mannen op de camerabeelden naar cassave vroegen en een foto van ingevroren cassave toonden. Hij heeft hen doorverwezen naar [bedrijf 3] . Uit een gesprek van 6 december 2021 tussen [verdachte] en [naam 5] volgt dat zij naar [stad 2] naar ‘die Turk’ moeten gaan. [38] Uit bakengegevens blijkt dat het voertuig van [verdachte] op die dag in [stad 2] is geweest. In een gesprek tussen [naam 5] en [verdachte] wordt gesproken over [restaurant] , wat een restaurant in [stad 2] blijkt te zijn. Uit TCI informatie en de politiesystemen volgt dat een man uit Turkije eigenaar is van de zaak die dertien delictregistraties heeft, waarvan zeven Opiumwet en twee Wet Wapens en Munitie registraties. Zowel op de heenweg naar de afspraak met ‘de Turk’ als op de terugweg wordt gesproken over ‘de broer’, die in Zuid-Amerika verblijft en dat het in Zuid-Amerika niet opschiet.
Tussenconclusie:
Het gerechtshof Amsterdam heeft in de zaak met nummer ECLI:NL:GHAMS:2017:480 over de uitleg van OVC- en tapgesprekken in algemene zin het volgende overwogen:
Het hof kan (meestal) niet zonder meer aannemen dat afgeluisterde gesprekken over bepaalde strafbare gedragingen gaan, als de verdachte dat ontkent en anderen daarover niet rechtstreeks belastend verklaren. Als gelet op daarin gebruikte woorden de betekenis van die gesprekken niet zonder meer duidelijk is, moet de rechter voorzichtig zijn bij het interpreteren daarvan. Die voorzichtigheid brengt mee dat moet worden onderzocht of die gesprekken in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst. Dat houdt in dat wordt gekeken naar de inhoud en chronologie van die gesprekken en naar de kring van deelnemers daaraan. Ook wordt bezien hoe het overige bewijsmateriaal in het dossier zich tot die gesprekken verhoudt. Beoordeeld moet worden of de conclusie kan worden getrokken dat schijnbaar onschuldige gesprekken in werkelijkheid gaan over strafbare feiten. Bij die beoordeling kan ook van belang zijn wat er over de deelnemers aan de gesprekken, of over anderen die in die gesprekken worden genoemd, bekend is. Als bijvoorbeeld is gebleken dat zij op de één of andere manier bij het strafbare feit of soortgelijke strafbare feiten betrokken zijn, kan dat meewegen bij de interpretatie. Ten slotte kan het hof onder omstandigheden ten nadele van de verdachte conclusies trekken uit zijn zwijgen of niet-verifieerbaar dan wel ongeloofwaardig verklaren naar aanleiding van aan hem gestelde vragen over de inhoud van door hem gevoerde telefoongesprekken.
Tot de conclusie dat de gesprekken gaan over strafbare gedragingen en dat de verdachte daaraan een betekenisvolle bijdrage heeft geleverd, kan pas worden gekomen als op grond van het samenstel van alle relevante feiten en omstandigheden redelijkerwijs geen andere conclusie mogelijk is.’
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in afgeluisterde gesprekken veelvuldig spreekt over drugs, al dan niet in versluierd taalgebruik. Soms worden woorden als ‘suiker’ en ‘kilo’s’ gebruikt, maar soms ook letterlijk de woorden ‘cocaïne’ en ‘coke’ en [verdachte] informeert naar drugsdeals. Er wordt gesproken over levensmiddelen en over grote bedragen verdienen per week, over ‘ruggen’ en ‘miljoenen’. Het is niet aannemelijk dat de gesprekken zien op de reguliere handel in levensmiddelen. Dit is door [verdachte] niet gesteld en ook niet anderszins gebleken. Bovendien is het algemeen bekend dat het verdienen van dergelijke grote bedragen in enkele weken doorgaans niet mogelijk is met de enkele invoer van levensmiddelen, maar wel met de invoer van drugs. [verdachte] en [medeverdachte] bespreken manieren van transport, mogelijke dekladingen en potentiële bedrijven die deklading kunnen leveren. [verdachte] spreekt over geld, percentages, water- en luchttransporten, uithalers, deklading, controles en over het ‘hebben’ en ‘kunnen krijgen’ van de douane, wat sterk doet vermoeden dat [verdachte] mensen bij de douane kent die op de hoogte zijn van en/of kunnen assisteren bij de drugstransporten. Dat er wordt gesproken over een deklading, een systeem, over eerst proberen een paar kilo’s te sturen en grote bedragen geld verdienen, kan moeilijk anders worden geïnterpreteerd dan dat die gesprekken gaan over drugstransporten. Er wordt op enig moment zelfs letterlijk door [verdachte] gezegd dat er heel veel cocaïne onderweg is. Ook de op zijn telefoon aangetroffen foto laat zich zonder nadere verklaring moeilijk anders uitleggen dan als een blok verdovende middelen. Daar komt bij dat bijna alles wat in de gesprekken is besproken wordt bevestigd door overige bevindingen. Zo heeft [verdachte] daadwerkelijk het door [medeverdachte] gevraagde geld naar hem overgemaakt, is [medeverdachte] daadwerkelijk naar Nederland gekomen, zijn [verdachte] en [medeverdachte] daadwerkelijk op zoek gegaan naar cassave, is er daadwerkelijk een vals document opgemaakt en is er daadwerkelijk een prepaid telefoonnummer met toestel voor [medeverdachte] gekocht. Gelet op de samenhang van de afgeluisterde gesprekken en berichten in combinatie met deze overige bevindingen, het versluierde taalgebruik, de letterlijke woorden ‘cocaïne’ en ‘coke’ en het feit dat onmiskenbaar over transporten, veel geld verdienen en deklading wordt gesproken concludeert de rechtbank dat de gesprekken en chatberichten tussen [verdachte] en [medeverdachte] en [verdachte] en anderen gaan over de invoer van drugs.
Is in deze zaak sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet?
De voorbereiding of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet is in artikel 10a lid 1 Opiumwet als zelfstandig delict strafbaar gesteld. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor de verwezenlijking van dat delict niet vereist dat van de handelingen al bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf deze dienen. Hoewel het dus geen noodzakelijke eis is om tot een bewezenverklaring te komen, vindt de rechtbank dat in deze zaak uit de bewijsmiddelen in voldoende mate blijkt dat de handelingen van [verdachte] en [medeverdachte] zijn gericht op het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De door de verdediging opgeworpen vraag is of met de handelingen die uit het dossier naar voren komen überhaupt kan worden gesproken over voorbereidingshandelingen. Is er niet enkel sprake van ‘geklets’, waarbij bij verdachten nog in de verkennende fase zaten? De rechtbank komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. Het klopt dat er geen cocaïne is aangetroffen, dat er geen hoeveelheden bekend zijn en dat er nog geen concrete transporten en drugsdeals uit het dossier kunnen worden afgeleid. Daar tegenover staat echter dat enkele plannen en handelingen van [verdachte] en [medeverdachte] wel degelijk zeer concrete vormen hebben aangenomen. Zoals hierboven vastgesteld hebben zij geruime periode contact gehad met elkaar en anderen, waarbij zij informatie uitwisselden. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat ‘de Turk’ wordt gebruikt om [medeverdachte] onder druk te zetten om te presteren. [verdachte] heeft meerdere fysieke ontmoetingen gehad met mensen die meerdere delictregistraties hebben, waaronder voor de Opiumwet, terwijl onderweg naar en van die ontmoetingen werd gesproken over de komst van [medeverdachte] . Op de telefoon van [medeverdachte] , die is aangeschaft door [verdachte] , kwam een bericht binnen van iemand die volgens TCI informatie goedlopende cocaïnelijnen heeft in Nederland. [verdachte] heeft geld voor vliegtickets naar [medeverdachte] overgemaakt en [medeverdachte] is naar Nederland overgevlogen. Ook is de afspraak om valse papieren en een prepaid telefoon te regelen uitgevoerd en hebben [verdachte] en [medeverdachte] minstens twee groothandels bezocht om cassave als deklading te vinden. Het is dus niet enkel bij oriënteren en in informeren gebleven in de verkennende fase, maar er hebben al diverse voltooide handelingen en strafbare feiten plaatsgevonden die duidelijk waren gericht op de invoer van drugs. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verdachte over dit alles geen enkele verklaring heeft gegeven. Door de verdediging gesuggereerde alternatieve mogelijkheden en interpretatie van de bewijsmiddelen zijn niet door verdachte zelf gesteld en ook niet op enige andere wijze aannemelijk geworden.
Conclusie:
[verdachte] en [medeverdachte] hebben zich samen schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen. De rol van [verdachte] lijkt groter dan die van [medeverdachte] , maar uit het dossier is ook een duidelijke actieve rol van [medeverdachte] af te leiden. Zo geeft [medeverdachte] opdracht aan [verdachte] om de papieren en verzekering voor hem in orde maken, geld over te maken en op zoek te gaan naar bedrijven voor cassave. Op basis daarvan neemt de rechtbank aan dat er tussen [verdachte] en [medeverdachte] een bewuste en nauwe samenwerking is geweest in de voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. Er is daarom sprake van medeplegen. De rechtbank ziet de valsheid in geschrift als onderdeel van de voorbereidingshandelingen. Daarom is er sprake een voortgezette handeling.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 juli 2021 tot en met 11 april 2022 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
- zich en anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk:
- ( telefonisch) contact onderhouden met mededaders en met voornoemde mededaders informatie uitgewisseld en afspraken gemaakt en gesprekken gevoerd over het invoeren van cocaïne en
- met mededaders ontmoetingen gehad en georganiseerd en
- voor een mededader geld voor vliegtickets naar Nederland verstuurd, ten behoeve van afspraken in het kader van de (organisatie van) invoer van cocaïne naar Nederland en
- een prepaid telefoon gekocht en voorhanden gehad voor zijn mededader en
- een vals document voorhanden gehad en verschaft aan zijn mededader;
feit 2:
in de periode van 4 maart 2022 tot en met 28 maart 2022 te Amsterdam een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een bewijs van garantstelling en particuliere logiesverstrekking valselijk heeft opgemaakt door voornoemde garantstelling en particuliere logiesverstrekking te voorzien valse gegevens en te ondertekenen door een niet bestaande medewerker van de Gemeente Amsterdam en te voorzien van een valse stempel met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.
8. De strafoplegging
8.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. De handel in verdovende middelen ontwricht hele samenlevingen. Verdachte is niet eerder veroordeeld, maar kent de risico’s en moet die aanvaarden. Er is weinig informatie over zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte claimt al veel langer met drugszaken bezig te zijn. Hij zou uithalers hebben gehad, is wel geïnteresseerd in plakken verdovende middelen etc. Verdachte speelt een actievere rol in het dossier. Hij heeft daadwerkelijk contact met mensen die geïnteresseerd zijn in de mogelijkheden om via hem drugs in te voeren. Hij beschikt over een breed crimineel netwerk, lijkt eigenlijk alleen in criminele netwerken te verkeren. Bij de eis speelt vanzelfsprekend ook mee dat verdachte voorbereidingshandelingen pleegt ten tijde van zijn opleiding tot politiefunctionaris.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat fors naar beneden moet worden afgeweken ten opzichte van de te verwachten straf bij een poging, omdat het gaat om een delict dat nog ligt voor de voltooide poging. Vooral omdat het in deze zaak onduidelijk is waar het precies over gaat en er geen hoeveelheden bekend zijn. Duidelijk is dat de eerste fase niet voorbij wordt gekomen, wat van belang zou moeten zijn voor de straf. Een straf van twee jaar past niet bij de omstandigheid dat er nog veel moest gebeuren voordat sprake was van een voltooide invoer.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de invoer van cocaïne naar Nederland. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs ernstige schade kunnen berokkenen aan de gebruikers ervan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van harddrugs veelal gepaard met diverse vormen van overlast gevende (verwervings)criminaliteit en ernstige vormen geweld. Daarnaast vertegenwoordigt cocaïne een zeer grote straatwaarde. Uit het dossier blijkt dat verdachten hun zinnen ook hadden gezet op het verdienen van tonnen en miljoenen. Het op de illegale markt komen van partijen drugs ter waarde van dergelijke bedragen faciliteert de financiering van de georganiseerde misdaad en heeft een corrumperend effect op het financiële en economische verkeer. Deze omstandigheden maken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig vergrijp en het kan niet anders dan dat hierop wordt gereageerd met een forse gevangenisstraf. De rechtbank vindt het gedrag van verdachte extra kwalijk, nu hij als ambtenaar in het algemeen een publieke voorbeeldfunctie heeft en van hem – juist als opsporingsambtenaar van de politie – wordt verwacht dat hij zich bezighoudt met de bestrijding en opsporing van fraude en drugsdelicten in plaats van het tegenovergestelde. Van opsporingsambtenaren wordt immers verwacht dat zij zich integer gedragen, zowel op het werk als in het privéleven. Verdachte heeft met zijn gedragingen het vertrouwen dat in hem is gesteld geschonden en het maatschappelijk belang van de opsporing ondermijnd. Uit de onderschepte communicatie blijkt hoe gemakkelijk verdachte dacht over het ernstig misbruiken van zijn positie. Het is onacceptabel en aan de samenleving niet uit te leggen als verdachte met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hier vanaf zou komen. Dat verdachte kennelijk ook nog eens trots is op zijn kunsten als fraudeur is zorgelijk. Dit onderstreept het gebrek aan integriteit bij verdachte en past uitdrukkelijk niet bij een opsporingsambtenaar. De rechtbank ziet hierin dan ook reden om verdachte zwaarder te straffen dan zijn medeverdachte, die een iets minder prominente, maar in beginsel vergelijkbare rol heeft gehad. De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat de gedragingen van verdachten zich in een vroege fase van voorbereiding hebben afgespeeld en er nog veel moest gebeuren voordat een daadwerkelijke invoer zou plaatsvinden. De rechtbank vindt daarom de door de officier van justitie geëiste straf passend en zal verdachte een gevangenisstraf van twee jaar opleggen.
8.4.
Het beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Gereedschap (Omschrijving: B.01.01.008 / 20210056_35280, Stempel gemeente)
2. 1 STK Gereedschap (Omschrijving: B.01.03.001 / 20210056_35283, Stempelkussen)
3. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: C.01.001 / 20210056_35313, iPhone SE)
4. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: C.01.002 / 20210056_35314, iPhone 6S)
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van voorwerpen 2, 3 en 4 het bewezengeachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Nu met behulp van voorwerp 1 het bewezengeachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10. De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
valsheid in geschrift
en
medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart verbeurd:
2. 1 STK Gereedschap (Omschrijving: B.01.03.001 / 20210056_35283, Stempelkussen)
3. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: C.01.001 / 20210056_35313, iPhone SE)
4. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: C.01.002 / 20210056_35314, iPhone 6S)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
1. Gereedschap (Omschrijving: B.01.01.008 / 20210056_35280, Stempel gemeente)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J.M.R. Vastenburg en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2022.
[...]
)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier. Tenzij anders vermeld gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PVB Onderzoek bewijs van garantstelling (IBN F02008), 2205021 545.AMB, p. 100402.
3.PVB onderzoek gemeenteambtenaar, 220331171 2.AMB, p. 100197 e.v.
4.PVB onderzoek stempel Gemeente Amsterdam, 22040511 29.AMB
5.PVB aantreffen stempel Amsterdam, 2204261 632.AMB
6.PVB Onderzoek bewijs van garantstelling (IBN F02008), 2205021 545.AMB, p. 100402 e.v..
7.PVB onderzoek data iPhone 6s van [verdachte] (IBN: 0.01.002), 2204260955.AMB, p. 100259 e.v. (zie ook proces-verbaal 2110060717.AMB).
8.PVB Onderzoek bewijs van garantstelling (IBN F02008), 2205021 545.AMB, p. 100402 e.v..
9.PVB Crimineel contact ‘de broer van [naam 5] ’ / [naam 3] , 2203170948.AMB, 100176 e.v.
10.PVB [naam 3] betreft [medeverdachte] , 2204201653.AMB, p. 100248 e.v.
11.PVB onderzoek data iPhone 6s van [verdachte] (IBN: 0.01.002), 2204260955.AMB, p. 100259 e.v.
12.PVB bevindingen n.a.v. op vordering verstrekte gegevens Pi-NL en KLM Security Services, 2204131515.AMB, p. 100219.
13.Tap 0811172525, p. 100823 e.v.
14.Tap 0412194146, p. 100837 e.v.
15.Tap 0712111632, p. 100861 e.v.
16.Tap 0712184508, p. 100871 e.v.
17.Tap 1101171313, p. 100900 e.v.
18.Tap 0402182418, p. 100916
19.Tap 0702205432, p. 100929 e.v.
20.Tap 0802064417, p. 100935 e.v.
21.Tap 0802164141, p. 100949 e.v.
22.Tap 0503142728, p. 101002 e.v.
23.Tap 1103173641, p. 101001 e.v.
24.Tap 1503160712, p. 101023 e.v.
25.Tap 2103190124, p. 101049 e.v.
26.Tap 2203085334, p. 101054 e.v.
27.Tap 2403183902, p. 101062 e.v.
28.PVB onderzoek data iPhone 6s van [verdachte] (IBN: 0.01.002), 2204260955.AMB, p. 100259 e.v.
29.PVB Bevindingen 7/8 februari 2022, 22021 52055.AMB, p. 100142 e.v.
30.PVB onderzoek data iPhone 6s van [verdachte] (IBN: 0.01.002), 2204260955.AMB, p. 100259 e.v.
31.PVB onderzoek data Samsung A03 Core, van [medeverdachte] (IBN code: F.0102.003), 2206141 717.AMB, p. 100522.
32.PVB Samsung Core ( [winkel] ) was bestemd voor [medeverdachte] , 22061 70850.AMB, p. 100533.
33.PVB Bevestiging uitgevoerde money transfer 4473533072, 220405091 5.AMB, p. 100205.
34.PVB Bijzondere transacties 26-3-2022, 2205040745.AMB, p. 100416.
35.PVB Money-transfers [afkorting] en/of [afkorting] , 2205191002.AMB, p. 100498.
36.PVB Onderzoek camerabeelden [bedrijf 3] en [bedrijf 2] , 2204141200.AMB, p. 100221.
37.PVB Bezoek aan [bedrijf 2] en [bedrijf 3] door [verdachte] en [medeverdachte]
38.PVB Bevindingen 6/7 december 2021, 2202081 500.AMB, p. 100124.