ECLI:NL:RBAMS:2022:4516

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/718141
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking voogdij ten behoeve van minderjarige die zonder ouders in Nederland verblijft

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2022 een beschikking gegeven inzake de voogdij over een minderjarige, geboren in Afghanistan, die op 20 april 2022 in Nederland is aangekomen zonder zijn ouders. De verzoeker, de oom van de minderjarige, heeft verzocht om de voogdij over de minderjarige te verkrijgen, aangezien de ouders meer dan tien jaar geleden zijn gescheiden en het onduidelijk is waar zij zich bevinden. De minderjarige woont momenteel bij de verzoeker en heeft aangegeven dat hij graag wil dat zijn oom belangrijke beslissingen over hem kan nemen tot aan zijn meerderjarigheid.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de verzoeker ondersteund en geadviseerd om het verzoek toe te wijzen, zonder dat er een formeel onderzoek nodig was gezien de korte periode tot de meerderjarigheid van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige feitelijk niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen, aangezien hun verblijfplaats onbekend is. Op basis van artikel 1:253q juncto 1:253r van het Burgerlijk Wetboek heeft de rechtbank besloten om de verzoeker te belasten met de voogdij over de minderjarige, met alle bijbehorende bevoegdheden die noodzakelijk zijn in het belang van de minderjarige.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 juli 2022. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/718141 / FA RK 22-3274
datum uitspraak: 14 juli 2022

beschikking voogdij

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]),
hierna te noemen verzoeker,
advocaat mr. M.R.P Hoppenbrouwers te Amsterdam
betreffende

[minderjarige],

geboren te [geboorteplaats] (provincie [provincie]) (Afghanistan) op [geboortedag] 2004,
hierna te noemen [minderjarige].
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van verzoeker, ingekomen bij de griffie op 1 juni 2022.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft vervolgens plaatsgevonden op 14 juli 2022. Gehoord zijn:
  • [minderjarige], die ook afzonderlijk is gehoord, bijgestaan door een tolk Dari;
  • verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Dari;
  • mw. [naam] als vertegenwoordigster van de Raad.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot voorziening in de voogdij over [minderjarige].
Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoeker onder meer het volgende aangevoerd. [minderjarige] is op 20 april 2022 in Nederland gearriveerd zonder zijn ouders. De ouders van [minderjarige] zijn meer dan tien jaar geleden gescheiden. Het is niet duidelijk waar zij verblijven, mogelijk verblijft vader in Afghanistan. [minderjarige] woont op dit moment bij verzoeker, zijn oom. Verzoeker stelt dat de vader van [minderjarige], als gevolg van problemen en een familieconflict, de voogdij over [minderjarige] aan hem heeft overgedragen. [minderjarige] is met toestemming van de vader naar Nederland gereisd om bij verzoeker te gaan wonen. Omdat de ouders in Afghanistan zijn achtergebleven en [minderjarige] nog geen 18 jaar oud is, dient er in het gezag over hem te worden voorzien. Het is de wens van [minderjarige] dat de voogdij over hem aan verzoeker wordt overgedragen. Verzoeker is het enige familielid van [minderjarige] in Nederland. Verzoeker weet dat [minderjarige] op [datum] 2022 volwassen wordt. [minderjarige] is echter recent in Nederland gekomen en er dienen nog allerlei zaken te worden geregeld, zoals een identiteitsbewijs, verzekeringen en school. Daarom acht verzoeker het van belang dat ook de komende zes maanden in de voogdij over [minderjarige] wordt voorzien. Verzocht wordt de maatregel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van [minderjarige]

heeft aangegeven dat hij graag wil dat verzoeker – zijn oom – tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] belangrijke beslissingen over hem kan nemen. [minderjarige] heeft geen contact meer met zijn ouders en hij weet ook niet precies waar ze zijn. [minderjarige] leert op dit moment de Nederlandse taal. Hij zou graag naar school willen en uiteindelijk willen studeren.

Het advies van de Raad

De Raad heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen. De Raad ziet geen signalen waaruit zorgen blijken over de huidige situatie van [minderjarige]. Vanwege de korte periode tot de meerderjarigheid van [minderjarige], zal de Raad geen formeel onderzoek meer uitvoeren. De Raad zal nog wel een bezoek brengen aan [minderjarige] en verzoeker bij hen thuis en hen eventueel doorverwijzen naar hulpverlenende instanties. Mocht de Raad bij het bezoek aan verzoeker en [minderjarige] onverwacht toch grote zorgen signaleren, dan zullen zij daar uiteraard actie op ondernemen.

De beoordeling

Op grond van de inhoud van de stukken oordeelt de rechtbank dat de verzochte maatregel noodzakelijk is teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen.
[minderjarige] woont bij verzoeker in Nederland en het is niet bekend waar de ouders met gezag van [minderjarige] verblijven. Zij oefenen het gezag over [minderjarige] dan ook niet daadwerkelijk uit.
De rechtbank zal daarom verzoeker belasten met de voogdij overeenkomstig artikel 1:253q juncto 1:253r van het Burgerlijk Wetboek. De ouders van [minderjarige] zijn feitelijk in de onmogelijkheid het gezag over hem uit te oefenen en hun verblijfplaats is onbekend (artikel 1:253r lid 1 sub a en sub b Burgerlijk Wetboek). Dat maakt dat de rechtbank een voogd over [minderjarige] moet benoemen overeenkomstig artikel 1:253q lid 2 Burgerlijk Wetboek.
Daarom beslist de rechtbank het volgende.

De beslissing

De rechtbank:
belast met de voogdij over [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] (provincie [provincie]) (Afghanistan) op [geboortedag] 2004:

[verzoeker], geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortedag] 1962;

bepaalt dat aan de voogd alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarige die in het belang van de minderjarige noodzakelijk zijn, worden toegekend;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door de rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam