ECLI:NL:RBAMS:2022:4513

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/718262
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats minderjarige kinderen en zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2022 een beschikking gegeven over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, geboren in Syrië en Turkije. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Toughza, heeft verzocht om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Braspenning, zich heeft verzet tegen dit verzoek en zelf heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, maar de moeder heeft de kinderen meegenomen naar Nederland en heeft sindsdien het contact met de vader verbroken. De moeder heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid van haar en de kinderen in relatie tot de vader, waaronder bedreiging en huiselijk geweld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vader aan te houden voor verder onderzoek naar de zorgregeling, en heeft aanbevolen om de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij de moeder te bepalen. De rechtbank heeft, gezien de complexe situatie en het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen, besloten om het verzoek van de moeder toe te wijzen en de hoofdverblijfplaats bij de moeder te bepalen. De rechtbank heeft tevens de Raad verzocht om onderzoek te doen naar de zorg- en opvoedingstaken en contactherstel tussen de vader en de kinderen te bevorderen. De behandeling van het verzoek van de vader is pro forma aangehouden tot een latere datum, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op de stand van zaken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/718262 / FA RK 22/3351
Beschikking van 14 juli 2022
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. S. Toughza te Amsterdam
tegen
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S. Braspenning te Amsterdam.

1.1. Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vader ingekomen bij de griffie op 2 juni 2022;
- de nagekomen stukken van de vader, ingekomen op 30 juni 2022;
- het verweerschrift van de moeder, ingekomen bij de griffie op 8 juli 2022;
- de nagekomen stukken van de moeder, ingekomen bij de griffie op 8 juli 2022;
- de nagekomen stukken van de vader, ingekomen bij de griffie op 11 juli 2022.
1.2.
De zaak is vervolgens mondeling behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 juli 2022.
Verschenen en gehoord zijn:
-
partijen, bijgestaan door hun advocaten en een tolk;
- mw. [naam] als vertegenwoordigster van de Raad.

2.2. De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] (Syrië),
hierna te noemen [minderjarige 1]
en
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] (Turkije),
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
2.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.

3.Het verzoek van de vader

3.1.
De vader heeft verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen, zoals weergegeven in zijn verzoekschrift.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de vader onder meer het volgende aangevoerd. Tot voor kort woonde de moeder met de kinderen in Turkije, in afwachting van de toewijzing van een verblijfsvergunning in Nederland. De moeder zou in het kader van gezinshereniging bij de vader gaan wonen. Kort nadat de moeder met de kinderen in Nederland arriveerde, heeft zij de echtelijke woning verlaten. Zij heeft daarbij de kinderen meegenomen en alle contact met de vader verbroken. De vader weet niet waar de kinderen verblijven. De vader heeft via verschillende wegen, zonder succes, geprobeerd contact met de moeder te krijgen. Zelfs met hulpverlening is het niet gelukt het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. De vader heeft de kinderen nu een aantal maanden niet gezien. De vader mist de kinderen. Voordat de moeder met de kinderen vertrok, had de vader een hechte band met hen. Gelet op hun jonge leeftijd, is het in het belang van de kinderen dat zij contact hebben met de vader.
3.3.
De vader heeft zich niet verweerd tegen het zelfstandig verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder te bepalen.

4.Het verweer van de moeder

4.1.
De moeder heeft zich verweerd tegen de door de vader verzochte verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Bij zelfstandig verzoek, heeft de moeder verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen.
4.2.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verweer en zelfstandig verzoek onder meer het volgende aangevoerd. Kort na aankomst in Nederland zijn de al bestaande huwelijksproblemen tussen partijen, verergerd. De moeder stelt dat sprake is geweest van bedreiging en huiselijk geweld, in het bijzijn van de kinderen. De moeder en de kinderen zijn bang voor de vader en zijn familie. De moeder is vastberaden om van de vader te willen scheiden. De moeder stelt dat zij en haar familie als gevolg daarvan ernstig zijn bedreigd. De moeder is uiteindelijk naar een vrouwenopvang gebracht, waar zij met code Rood verbleef. Omdat het verblijf in die regio te onveilig was, is de moeder in september 2021 met de kinderen elders geplaatst, mede vanwege de risicotaxatie door de politie [regio] waaruit componenten van eer gerelateerd geweld zijn gebleken. Die componenten bestaan uit ontvoering van de kinderen en uitsluiting van de moeder. De moeder vreest daar nog altijd voor. De vader heeft ook geweigerd de verblijfsvergunningen van de kinderen aan de moeder te geven. Bemiddeling van de vrouwenopvang heeft niet geholpen. De vader wilde het met de opvang ook niet hebben over (veiligheids)afspraken over de kinderen. Tussen de vader en de kinderen is er sinds het vertrek van de moeder uit [plaatsnaam] , in augustus 2021, slechts vier keer contact geweest via videobellen.
4.3.
Wat de moeder betreft zijn er contra-indicaties voor een onbegeleide zorgregeling tussen de vader en de kinderen. De moeder heeft angst voor de vader en vreest voor de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen en zichzelf. Uit het verzoek van de vader blijkt niet dat de vader enig inzicht heeft in de redenen waarom hij de kinderen al zo lang niet gezien heeft, los van het vier keer videobellen. Inzicht en erkenning zijn twee belangrijke eerste stappen voor de moeder om tot een voorzichtig herstel in het vertrouwen te komen. Het wantrouwen van de moeder in de vader is groot.
4.4.
Zekerheidshalve verzoekt de moeder de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De kinderen verblijven sinds het vertrek uit de echtelijke woning bij de moeder en tijdens het huwelijk heeft de moeder altijd het grootste deel van de verzorging en opvoeding voor haar rekening genomen. De moeder meent dat het in het belang van de kinderen is dat zij hun hoofdverblijf bij haar zullen hebben.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De Raad heeft bij de mondelinge behandeling de ondertoezichtstelling van de kinderen verzocht. Dat verzoek is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld en met ingang van 14 juli 2022 toegewezen.
5.2.
De Raad heeft geadviseerd de behandeling van het verzoek van de vader betreffende de zorgregeling aan te houden, om de Raad in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de kinderen is en mogelijk is tussen de ouders. De situatie is complex en de zorgen die zijn geuit moeten goed worden onderzocht, voordat de Raad een goed advies kan geven op het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling. Intussen moet er binnen de verzochte ondertoezichtstelling worden gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen, op een manier die veilig en in het belang van de kinderen is.
5.3.
De Raad heeft geadviseerd de hoofdverblijfplaats van de kinderen, in ieder geval voorlopig, bij de moeder te bepalen omdat dat nu de feitelijke situatie is.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de kinderen sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder verblijven. Nu de vader geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en de rechtbank het in het belang van de kinderen acht dat de feitelijke situatie en de juridische situatie met elkaar overeenstemmen, zal zij dit verzoek van de moeder toewijzen.
6.2.
Verder is uit hetgeen is overgelegd en besproken gebleken dat er tussen de ouders sprake is van een complexe situatie, waarin er van de zijde van de moeder grote zorgen zijn geuit die door de vader zijn weersproken. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat er op dit moment onvoldoende duidelijkheid is om een beslissing op het verzoek van de vader te kunnen nemen. De Raad zal onderzoek moeten doen, om duidelijk te krijgen welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de kinderen is. Daar komt nog bij dat de kinderen op dit moment helemaal geen contact met de vader hebben en dat dit contact onder begeleiding zal moeten worden hervat, waarbij er oog moet zijn voor wat de kinderen daarbij nodig hebben.
6.3.
In het door de Raad uit te voeren onderzoek, dienen de volgende vragen te worden betrokken:
1. Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken acht de Raad in het belang van de kinderen en hoe dient deze regeling qua opbouw, vorm en frequentie, begeleid of onbegeleid, eruit te zien, rekening houdend met de belangen van de kinderen en wat zij en de beide ouders daar voor nodig hebben?
2. Hoe worden de mogelijkheden van de ouders ingeschat om die verdeling of regeling met de andere ouder te hanteren en onbelast met hem of haar te communiceren?
3. Zijn er factoren die de uitoefening van de regeling of verdeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit de kinderen, welke vanuit de ouders? Hoe en op welke termijn zijn deze belemmeringen op te heffen?
4. Zijn er andere feiten en omstandigheden die de rechtbank bij haar oordeel moet betrekken?
6.4.
De kinderen zijn nog jong en zij hebben al een jaar geen contact meer met de vader gehad. Het uitgangspunt is dat het in het belang van kinderen is dat zij vrij en onbelast contact met hun beide ouders hebben. Het is van groot belang dat er gedurende de aanhouding voor het doen van onderzoek door de Raad wordt gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen, op een manier die past bij wat de kinderen nodig hebben en op een manier die voor alle betrokkenen veilig is. De rechtbank hoopt dat daar (ook) binnen het kader van de ondertoezichtstelling aan kan worden gewerkt. Gelet op de gespannen verhouding tussen de ouders, zullen zij hulp en begeleiding van onafhankelijke professionals nodig hebben, die het belang van de kinderen voorop kunnen stellen.
6.5.
Omdat de rechtbank het van belang vindt dat er zo snel mogelijk gewerkt wordt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen, zal zij de behandeling van het verzoek van de vader pro forma aanhouden tot de hierna te noemen datum. Het onderzoek van de Raad is dan naar verwachting nog niet gereed, maar de Raad en/of Jeugdbescherming kunnen zich tegen de pro forma datum uitlaten over de stand van zaken en partijen krijgen de gelegenheid daar op te reageren en de door hen gewenste volgende stap in de procedure kenbaar te maken. Daarom beslist de rechtbank het volgende.

7.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te Amsterdam uiterlijk op
17 april 2023 of zoveel eerder als mogelijk isadvies uit te brengen omtrent de hiervoor onder 6.3 onder 1 tot en met 4 geformuleerde vragen, waarna partijen de gelegenheid krijgen daar uiterlijk op
1 mei 2023of zoveel eerder als mogelijk is op te reageren;
- bepaalt dat de griffier met voormeld doel een afschrift van deze beschikking aan de Raad zal toezenden alsmede de overige door partijen in het geding gebrachte stukken;
- bepaalt dat de behandeling voor het overige wordt aangehouden tot de pro formazitting van
17 oktober 2022, verzoekt de Raad en/of Jeugdbescherming
uiterlijk tien dagen vóór die datumeen schriftelijke update van de stand van zaken te geven, waarna partijen uiterlijk op de genoemde pro forma datum schriftelijk hun reactie en de door hen gewenste volgende stap in de procedure kenbaar kunnen maken;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. E. Dinjens, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
op 14 juli 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).