Op 14 juli 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad aanwezig. De ouders hebben het verzoek van de Raad niet betwist, maar er zijn zorgen geuit over het contact tussen de kinderen en hun vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen, vooral door het gebrek aan contact met hun vader. De moeder heeft grote bezwaren geuit tegen dit contact, terwijl de vader deze bezwaren betwist. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat er wordt gewerkt aan herstel van het contact met hun vader. Daarom is besloten om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden, met de verplichting voor de Raad en Jeugdbescherming om te onderzoeken hoe dit contact kan worden hersteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.