ECLI:NL:RBAMS:2022:4504

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/714704 / HA RK 22-70
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in geschil over overeenkomst en huurovereenkomst tussen partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoekster, de vennootschap onder firma Elite Training Center, heeft verzocht om getuigen te horen over de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen met de eenmanszaak van gedaagde, [naam 4], met betrekking tot de overname van een sportschool. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een procedure heeft plaatsgevonden waarin partijen hun standpunten hebben toegelicht. Elite stelt dat er overeenstemming is bereikt over de overname van de sportschool en dat [naam 4] Elite zou aandragen als kandidaat voor een huurovereenkomst met de gemeente Amsterdam. Gedaagde betwist echter dat er een overeenkomst is gesloten en verzet zich tegen het verzoek van Elite.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in beginsel toewijsbaar is, mits de verzoeker kan aantonen dat de te bewijzen feiten relevant zijn voor de zaak. De rechtbank heeft Elite in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen over de vraag of er op 29 november 2021 een overeenkomst is gesloten en of de gemeente bereid zou zijn geweest om een huurovereenkomst met Elite te sluiten. Tevens is er ruimte voor gedaagde om getuigen te horen over het optreden van de juristen van Elite. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata door te geven voor de komende maanden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/714704 / HA RK 22-70
Beschikking van 14 juli 2022
in de zaak van
de vennootschap onder firma
ELITE TRAINING CENTER,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. B.M.E. Drykoningen te Utrecht,
tegen
de eenmanszaak
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
advocaat mr. S. Knottnerus te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 3 maart 2022;
  • de tussenbeschikking van 28 april 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de op voorhand overgelegde bijlagen 1 t/m 3 van de zijde van [gedaagde] ;
  • de e-mailberichten van 17 en 19 mei 2022 van de zijde van Elite, waarin is verzocht om de Stichting Patta Foundation (hierna: Patta Foundation) tezamen met de gemeente Amsterdam alsnog als belanghebbenden aan te merken. Dit verzoek is door de rechtbank gehonoreerd bij e-mail van 19 mei 2022;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 mei 2022;
  • de bij e-mail van 30 mei 2022 overgelegde bijlage 4 van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Op 31 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn namens Elite verschenen [naam 1] , bijgestaan door mr. Drykoningen voornoemd en [naam 2] en [naam 3] , die als toehoorders aanwezig waren. Namens [gedaagde] zijn verschenen, [naam 4] , bijgestaan door mr. Knottnerus en mr. J. Stikkelbroeck. Na daarvoor te zijn opgeroepen zijn namens Patta Foundation verschenen, [naam 5] en [naam 6] , gevolmachtigden van Patta Foundation, bijgestaan door mr. W.A. Vader. Tot slot is namens de gemeente Amsterdam mr. R. Verduyn verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
De beschikking is bepaald op heden. Partijen zijn van de beschikkingsdatum op de hoogte gesteld.

2.De feiten

2.1.
Elite is een vennootschap onder firma. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en zijn echtgenote [naam echtgenote] zijn de vennoten van Elite. Onder de naam Elite exploiteren zij een sportschool aan de [adres 1] . Het pand waarin de sportschool wordt geëxploiteerd wordt binnen afzienbare tijd gesloopt.
2.2.
[gedaagde] is de eenmanszaak van [naam 4] (hierna: [naam 4] ). [naam 4] exploiteert onder de naam [gedaagde] een sportschool aan de [adres 2] . Hij huurt dit pand van de gemeente Amsterdam (hierna: de Gemeente).
2.3.
Mede door Corona is [naam 4] sportschool in financiële problemen gekomen. Er is sprake van een huurachterstand bij de Gemeente van circa € 50.000,00. Op 27 november 2021 heeft [naam 4] op Facebook een (video)advertentie geplaatst waarin hij vanwege de sluiting per 24 december 2021 zijn sportschool en/of de inventaris ter overname aanbiedt.
2.4.
Op 29 november 2021 heeft [naam 1] de sportschool van [naam 4] bezocht. Besproken is de overname van de sportschool en de overname van de huur door [naam 1] tegen betaling van € 50.000,00. Nog diezelfde avond heeft [naam 1] aan [naam 4] het volgende WhatsAppbericht gestuurd:
“Hoop dat je een stuk lekkerder slaapt vanavond en fijn dat we eruit zijn gekomen. Nog een fijne avond.”
Enkele minuten later heeft [naam 4] geantwoord:
“Ik ben natuurlijk blij dat wij er uit zijn. Nu nog met de gemeente tot een akkoord komen.”
2.5.
Nadien heeft [naam 1] per e-mail contact opgenomen met de Gemeente en om een gesprek gevraagd om de overname en zijn plannen met de sportschool te bespreken. Op 23 december 2021 ontving [naam 1] een e-mail van de Gemeente waarin stond dat [naam 4] ook nog met een andere potentiële overnamekandidaat in gesprek was (naar later bleek Patta Foundation) en dat [naam 4] dat gesprek wilde afwachten. De verwachting was dat er pas een besluit zou worden genomen na de jaarwisseling.
2.6.
[naam 1] heeft hier dezelfde dag richting de Gemeente op gereageerd met:
“Bedankt voor de update we wachten het af (…).”
Ook heeft hij diezelfde dag per Whatsapp verhaal gehaald bij [naam 4] en zijn ongenoegen geuit.
2.7.
Op 13 januari 2022 heeft [naam 1] aan [naam 4] een e-mail gestuurd waarin hij het standpunt heeft ingenomen dat [naam 1] en [naam 4] een overeenkomst hebben gesloten en waarin [naam 4] is verzocht de overeengekomen afspraken te zullen nakomen.
2.8.
Op 7 februari 2022 heeft [naam 7] namens [naam 1] aan [naam 4] een
e-mail gestuurd waarin onder meer het volgende staat:
“Op 29 november sloot [naam 1] (Elite) met u een overeenkomst. Er zijn afspraken gemaakt over de overname van [gedaagde] . Tot op heden hebben wij niets van u vernomen en is het ons niet gelukt contact te leggen. Zoals eerder aangegeven vordert Elite nakoming van de overeengekomen afspraken. Dienaangaande wordt u aansprakelijk gesteld voor alle kosten en schade die voortvloeit uit het niet nakomen van die afspraken.
Om de schadeposten van Elite te beperken en aansprakelijkheid te voorkomen verzoeken wij u dan ook om binnen 14 dagen, zoals eerder overeengekomen, mee te werken aan overdracht van [gedaagde] tegen de afgesproken verkoopprijs van EUR 50.0000.
(…)”.
2.9.
Ook bij de Gemeente heeft mevrouw [naam 7] zich gemeld namens [naam 1] . Daarbij presenteerde zij zich als advocaat althans jurist van het advocatenkantoor De Brauw. Ook mr. Johari, verbonden aan een Amsterdams advocatenkantoor, is daarbij betrokken geweest. Toen mr. Johari hierop werd aangesproken door de advocaat van [naam 4] , stellend dat ten onrechte bij de Gemeente de indruk was gewekt dat het kantoor De Brauw bij deze zaak betrokken was, reageerde mr. Johari daarop gebeten, waarna tussen beide advocaten een venijnige discussie per e-mail is gevoerd.
2.10.
Bij e-mail van 23 februari 2022 heeft de Gemeente aan partijen bericht dat zij de gesprekken over het overnemen van de huurovereenkomst heeft opgeschort.
2.11.
Bij e-mail van 8 maart 2022 heeft de Gemeente aan partijen bericht dat het haar duidelijk is geworden dat twee partijen (Elite en Patta Foundation) aanspraak maken op overname van de sportschool en in aanmerking willen komen voor een huurovereenkomst. Beide partijen zijn op hoofdlijnen getoetst door de Gemeente en lijken te voldoen aan de voorwaarden. De Gemeente kan geen keuze maken tussen beide partijen en geeft [naam 4] een termijn van twee weken om met beide kandidaten alsnog overeenstemming te bereiken. Indien niet tijdig één kandidaat wordt voorgedragen met wie de Gemeente definitief in gesprek kan gaan, zal de Gemeente alsnog in een open procedure een kandidaat selecteren, waaraan zowel Elite als Patta Foundation kunnen deelnemen.
2.12.
Daarop heeft Elite een kort geding aanhangig gemaakt tegen [naam 4] bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Op de mondelinge behandeling van 14 maart 2022 heeft [naam 1] aangegeven dat het hem vooral ging om de huurovereenkomst van het pand en niet om de overname van de sportschool. Bij vonnis van 16 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter Elites vordering tot kort gezegd het meewerken aan het totstandbrengen van een overeenkomst afgewezen. Daardoor had [naam 4] volgens de voorzieningenrechter ook geen belang meer bij de beoordeling van de door hem ingestelde tegenvordering tot kort gezegd een voorlopig verbod voor Elite om contact te zoeken met de Gemeente. Daarbij heeft de voorzieningenrechter onder meer overwogen dat er onvoldoende grond is uit te gaan van de juistheid van wat verschillende personen volgens Elite zouden hebben verklaard.
2.13.
Elite heeft tegen dat kortgedingvonnis hoger beroep ingesteld.
2.14.
Bij brief van 29 maart 2022 heeft [naam 4] de beweerdelijke koopovereenkomst met Elite vernietigd, dan wel buitengerechtelijk ontbonden.
2.15.
Bij brief van 12 mei 2022 heeft de Gemeente de huurovereenkomst met [gedaagde] opgezegd tegen 15 augustus 2022. Bij brief van 25 mei 2022 heeft [naam 4] namens [gedaagde] bevestigd hiermee in te stemmen.
2.16.
Inmiddels is de Gemeente een nieuwe ‘open en transparante’ selectieprocedure gestart om te komen tot een kandidaat huurder voor de ruimte aan de [adres 2] .

3.Het verzoek en verweer

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen voor het horen van zeven getuigen. Elite licht haar verzoek als volgt toe. Via de getuigenverhoren wil zij informatie verkrijgen die zij kan gebruiken in een eventuele, door haar aanhangig te maken procedure tegen [naam 4] . Elite stelt dat zij overeenstemming heeft bereikt met [naam 4] over de overname van zijn sportschool (bestaande uit de overname van de inventaris en ledenlijst) alsmede dat [naam 4] Elite zou aandragen als kandidaat waarmee de Gemeente een huurovereenkomst zou sluiten. [naam 4] blijft inmiddels betwisten dat overeenstemming is bereikt ofwel hij wil daarop terugkomen. Met het voorlopig getuigenverhoor wil Elite in ieder geval aantonen dat partijen op 29 november 2021 overeenstemming hebben bereikt over de overname van de sportschool en over het aandragen van haar als huurder bij de Gemeente, alsmede dat de Gemeente van de overeenkomst tussen Elite en [naam 4] ook op de hoogte is gesteld en dat zij een huurovereenkomst met hem zou hebben gesloten als eerste kandidaat die door [naam 4] werd aangedragen als hij door de Gemeente geschikt zou zijn bevonden.
3.2.
[gedaagde] verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Verder doet zij een voorwaardelijk tegenverzoek tot een voorlopig getuigenverhoor voor het geval haar verweer niet wordt gehonoreerd. Haar verzoek strekt er kort gezegd toe getuigen te horen over het naar haar mening ongepaste optreden richting de Gemeente van de juristen die [naam 1] hebben geadviseerd, waardoor de overname van de sportschool is gefrustreerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoekschrift is gericht tegen de eenmanszaak [gedaagde] . Een eenmanszaak is geen rechtspersoon. Het is niet meer dan een naam waaronder een natuurlijke persoon, in dit geval [naam 4] , aan het economisch verkeer deelneemt. De rechtbank gaat ervan uit dat het verzoek is gericht tegen [naam 4] en zal in haar hiernavolgende beoordeling daar ook van uitgaan.
4.2.
Het uitgangspunt bij de beoordeling van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is dat de rechter in beginsel op de voet van artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), gelezen in samenhang met artikel 166 Rv, een getuigenverhoor beveelt zo vaak een partij dit verzoekt, indien de te bewijzen feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en de te bewijzen feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden. Het voorlopig getuigenverhoor strekt er vooral toe de verzoeker bij een eventueel naderhand aanhangig te maken bodemprocedure de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten en hem in staat te stellen zijn positie beter te beoordelen. In beginsel heeft de verzoeker recht op een voorlopig getuigenverhoor behoudens het bestaan van een afwijzingsgrond zoals misbruik van bevoegdheid, strijd met de goede procesorde, geen procesbelang of het bestaan van een ander zwaarwichtig bezwaar.
4.3.
Met inachtneming van de hiervoor omschreven maatstaf oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat Elite haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling aldus heeft aangevuld en toegelicht dat zij graag twee dingen met het voorlopig getuigenverhoor wil bewijzen, namelijk (1) dat er een overeenkomst tussen haar en [naam 4] tot stand is gekomen en (2) dat zij, als [naam 4] die overeenkomst gestand had gedaan, zij daarna ook een huurovereenkomst zou hebben kunnen sluiten met de Gemeente. Alleen als de Gemeente hem om specifieke redenen (zoals geschiktheid voor maatschappelijke verhuur) niet geschikt zou oordelen als huurder, zou de huur niet doorgaan.
4.4.
Elite was het er kennelijk te doen om via [naam 4] huurder te worden van het aan de Gemeente toebehorende pand [adres 2] . De rechtbank stelt voorop dat de ruimte die [naam 4] huurde van de Gemeente, geen bedrijfsruimte is in de zin van artikel 7:290 BW. [naam 4] had dus niet het recht van indeplaatsstelling van een nieuwe huurder als bedoeld in artikel 7:307 BW. De Gemeente was in beginsel volledig vrij in het kiezen van een nieuwe huurder.
4.5.
Om via [naam 4] aan een huurovereenkomst te geraken, zou dan dus [naam 4] als vertegenwoordiger van de Gemeente moeten zijn opgetreden, althans zou er een afspraak moeten bestaan tussen [naam 4] en de Gemeente dat zij de door hem aangedragen kandidaat-huurder in beginsel zou accepteren. Anders valt niet goed in te zien hoe [naam 4] de Gemeente zou kunnen binden of verplichten een door hem voorgestelde huurder te accepteren. Daaromtrent is evenwel niets gesteld. Wel is ter zitting door de advocaat van Elite desgevraagd verklaard dat de Gemeente zich in die zin heeft uitgelaten in gesprekken met gemeenteambtenaren. Daarbij verwijst zij naar een gesprek met ambtenaren dat op 31 januari 2022 heeft plaatsgevonden, waarbij in aanwezigheid van juristen de dan ontstane situatie is besproken. Daarin zijn inschattingen en beoordelingen gemaakt door ambtenaren van de Gemeente waaruit zou kunnen worden afgeleid dat een koopovereenkomst met [naam 4] ook een huurovereenkomst met de Gemeente impliceert. Dat zou kunnen betekenen dat de Gemeente ter zake bepaald beleid heeft. Ofschoon ook daaromtrent door Elite geen concrete stellingen zijn ingenomen, is daarmee op voorhand niet zonder uit te sluiten dat de Gemeente inderdaad bereid zou zijn geweest met de eerste door [naam 4] voorgestelde kandidaat een huurovereenkomst te sluiten. Daarbij past wel de kanttekening dat het gaat om besprekingen die geruime tijd na het beweerdelijke sluiten van de overeenkomst met [naam 4] hebben plaatsgevonden.
4.6.
De rechtbank zal Elite in de gelegenheid stellen om getuigen te horen over de vraag of de Gemeente bereid was geweest een huurovereenkomst met hem te sluiten als hij met [naam 4] een overeenkomst over de overname van diens sportschool had gesloten.
4.7.
Dan is er nog het twistpunt over de vraag of de onderhandelingen met [naam 4] exclusief waren en of er met hem op 29 november 2021 een overeenkomst is gesloten. Om met dit laatste te beginnen. [naam 4] kon in beginsel alleen zijn sportschool (zijnde de inventaris en de ledenlijst) verkopen en overdragen. De koper zou daarna nog met de Gemeente een huurovereenkomst moeten sluiten. Uit niets is gebleken dat het de geïnteresseerden alleen ging om de sportschool. Dat geldt zeker voor Elite, die immers al een sportschool had. Daarin ligt besloten dat een overeenkomst met [naam 4] voorwaardelijk was, namelijk onder de voorwaarde dat de Gemeente zou instemmen met de verhuur.
4.8.
Wat betreft de vraag of het [naam 4] vrijstond met anderen te onderhandelen, zal Elite moeten aantonen dat dit niet het geval was omdat zij op 29 november 2021met [naam 4] tot een overeenkomst was gekomen. Daarbij heeft te gelden dat ook een voorwaardelijke overeenkomst partijen in beginsel bindt. [naam 4] meent dat hij na 29 november 2021 nog wel gerechtigd was met anderen te onderhandelen, ook omdat hij in zijn visie niet kon beïnvloeden met wie de Gemeente uiteindelijk een huurovereenkomst zou sluiten. Daarbij kan niet uit het oog worden verloren dat [naam 4] een forse huurschuld bij de Gemeente had. Het zou niet alleen hem maar ook de Gemeente goed uitkomen als de huurschuld met de koopprijs zou kunnen worden gedelgd. In dat licht bezien was het voor hem dan ook zaak zoveel mogelijk potentiële huurders aan te dragen die bereid waren een voor hem passende koopprijs te betalen voor zijn sportschool.
4.9.
Elite zal dan ook moeten bewijzen dat zij op 29 november 2021 een voorwaardelijke overeenkomst met [naam 4] heeft gesloten, waarna het voor [naam 4] niet meer was toegestaan met anderen te onderhandelen. Ook daarover mag zij getuigen horen.
4.10.
Het verzoek zal aldus worden toegewezen dat Elite getuigen mag horen:
  • over de vraag of zij op 29 november 2021 met [naam 4] een koopovereenkomst met betrekking tot zijn sportschool heeft gesloten voor € 50.000,00 onder de voorwaarde dat de Gemeente instemt met het overnemen van de huur, én
  • dat het [naam 4] daarna niet meer was toegestaan met anderen te onderhandelen, én
  • dat de Gemeente vervolgens bereid zou zijn geweest - al dan niet op basis van met [naam 4] gemaakte afspraken dan wel op basis van vast beleid – met haar een huurovereenkomst te sluiten voor het pand [adres 2] .
4.11.
Daarmee is de voorwaarde vervuld waaronder het tegenverzoek is ingesteld. Uit de stukken volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat er in het contact dat derden namens en in opdracht van [naam 1] met de Gemeente hebben gezocht, mogelijk grenzen zijn overschreden. Ook daarover zullen getuigen gehoord mogen worden.
4.12.
Voor een kostenveroordeling oordeelt de rechtbank onvoldoende termen aanwezig.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt voorlopige getuigenverhoren over de hiervoor onder 4.10 en 4.11 genoemde onderwerpen,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat de zaak wordt aangehouden tot
11 augustus 2022om partijen in de gelegenheid stellen om hun verhinderdata en die van de op te roepen getuigen voor de komende drie maanden schriftelijk door te geven aan de griffie van deze rechtbank (t.a.v. rekestenadministratie van de Afdeling privaatrecht, team Handelszaken), waarna een datum voor verhoor zal worden bepaald.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. Vaessen, rechter, bijgestaan door mr. M.M. de Keizer, griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: